8 DECEMBER 1993. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 betreffende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk.
Art. 1-7
Artikel 1. Artikel 14b het Besluit van de Vlaamse Executieve van 31 juli 1991 tot uitvoering van het decreet van 26 juni 1991 houdende erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk wordt aangevuld als volgt:
"De financiële afrekening wordt vergezeld van een bijbehorende balans over het afgelopen kalenderjaar, en van een accountantsverklaring."
Art.2. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt:
"Artikel 15. Elk van de in artikel 2, 5°, van het decreet bedoelde instituten en instellingen ontvangt bij het begin van elk trimester een driemaandelijks voorschot.
Elk voorschot bedraagt maximaal 22,5% van de geraamde subsidies voor het kalenderjaar.".
Art.3. In artikel 16, § 2, van hetzelfde besluit wordt de datum van "1 juli" vervangen door "1 september".
Art.4. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd als volgt: 1° § 1 wordt aangevuld met een e) luidende:
"e) voor 1992 wordt voor de administratieve krachten een bedrag overeenstemmend met de bepalingen houdende toekenning van de maaltijdcheques aan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering eveneens in aanmerking genomen voor de berekening van de bezoldigingen, bedoeld in het eerste lid. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan de personen bepaalt daaromtrent de voorwaarden.";
2° § 2 wordt vervangen als volgt:
"§ 2. De werkingskosten worden als volgt gesubsidieerd:
Per gesubsidieerd personeelslid, met uitzondering van de administratieve krachten, wordt een werkingstoelage toegekend die maximaal bedraagt:
a) voor het Vlaams Instituut ter Bevordering en Ondersteuning van het Maatschappelijk Opbouwwerk: F 250.000;
b) voor Regionale Instituten voor Maatschappelijk Opbouwwerk: F 150.000; dit bedrag wordt evenwel verhoogd tot F 250.000, voor de coördinatoren van de regionale instituten waarvan de erkende personeelsformatie geen stafleden omvat;
c) voor de instellingen: F 150.000.
3° een § 3 wordt ingevoegd, luidende:
"§ 3. De huisvestingskosten van de instituten bedoeld in artikel 10, § 1, a) en b) die in aanmerking komen voor subsidiëring zijn de huur, de verzekering, de energie, het dagelijks onderhoud en de herstellingen, mits deze in de begroting bedoeld in artikel 11 werden opgenomen en goedgekeurd. De subsidiëring zal nooit meer bedragen dan de huisvestingskosten die vóór 1 januari 1994 uitdrukkelijk werden goedgekeurd."
Art.5. In artikel 20 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder c) aangevuld als volgt:
"in afwijking van het voorgaande worden evenwel maximaal twee jaar voltijdse prestaties als tewerkgestelde werkloze in aanmerking genomen;"
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1992, met uitzondering van de artikels 1 en 2 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1993.
Art. 7. De Vlaamse minister bevoegd voor de bijstand aan personen is belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 8 december 1993.
De minister-president van de Vlaamse regering,
L. VAN DEN BRANDE
De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Gezondheidsinstellingen, Welzijn en Gezin,
Mevr. W. DEMEESTER-DE MEYER