20 OKTOBER 1994. - Besluit van het College van de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de uitvoering van een hoger ambt in de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie. (Vertaling) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-07-2003 en tekstbijwerking tot 29-10-2012)
Art. 1-20
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid in de artikelen 115, § 1, 1e lid, 121, § 1, 1e lid, 116, § 1, 127, 128, 129, § 1, 131, 132, 135, 137 en 175 van de Grondwet, krachtens de artikelen 138 en 178 van de Grondwet.
Art.2. Onder hoger ambt moet worden verstaan elk ambt dat overeenstemt met een in de personeelsformatie voorkomende betrekking van een graad die ten minste gelijkwaardig is aan die waarmee de ambtenaar is bekleed, zelfs op grond van het principalaat, en waaraan een gunstiger weddeschaal verbonden is.
Art.3. Het feit alleen dat een betrekking definitief open staat of tijdelijk niet door haar titularis waargenomen wordt, is geen voldoende reden om die betrekking voorlopig te verlenen.
Art.4. Alleen een ambtenaar die voldoet aan de statutaire vereisten om tot de met het hoger ambt overeenstemmende graad te worden benoemd, kan voor het uitoefenen van dat ambt worden aangesteld.
Art.5. Bij gebrek aan een ambtenaar die voldoet aan de statutaire vereisten om tot de met het hoger ambt overeenstemmende graad benoemd te worden, kan een ander ambtenaar bij een met redenen omklede aanstellingsakte voor het uitoefenen van dat ambt aangesteld worden.
In dat geval komt voor de uitoefening van een hoger ambt in een betrekking die overeenstemt met een graad ingedeeld in de rangen 30, 20 of 10 alleen in aanmerking de ambtenaar die titularis is van een graad van het onmiddellijk lagere niveau welke respectievelijk ingedeeld is in een hogere rang dan rang (...) 30 of 20. Voor de uitoefening van een hoger ambt in de betrekking die overeenstemt met een graad van een andere rang dan rang 30, 20 of 10 komt alleen in aanmerking de ambtenaar die titularis is van een graad van hetzelfde niveau als dat van de betrekking overeenstemmend met het hoger ambt of van een graad van het onmiddellijk lagere niveau die er toegang toe geeft. <BESL 2003-03-13/74, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-08-2003>
Art.6. De ambtenaar die verplaatst, geschorst of in graad teruggezet is, mag niet aangesteld worden voor het uitoefenen van een hoger ambt vooraleer zijn straf doorgehaald is.
Art.7. Behoudens in de bij artikel 9, derde lid, bepaalde gevallen kan een aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt om te voorzien in een definitief openstaande betrekking slechts geschieden op voorwaarde dat de procedure tot definitieve toekenning van die betrekking wordt ingezet.
Art.8.§ 1. In elke instelling wordt de uitoefening van een ambt dat definitief open staat of tijdelijk niet door de titularis waargenomen wordt, toevertrouwd aan de ambtnaar die het meest geschikt bevonden wordt om in de onmiddellijke behoefte van de dienst te voorzien en wiens aanstelling het minste bezwaar voor de goede gang van de dienst met zich brengt.
§ 2. [1 ...]1.
----------
(1)<BESL 2012-09-20/51, art. 16, 003; Inwerkingtreding : 08-11-2012>
Art.9. Aanstelling in betrekkingen van de rangen in niveau 1 geschiedt door de instantie die de benoemingsmacht uitoefent, nadat de directieraad een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht.
Aanstelling in betrekkingen van niveau 2+, 2 (en 3) geschiedt door de instantie die de benoemingsmacht uitoefent of door de daartoe afgevaardigde ambtenaren, nadat de directieraad een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht. <BESL 2003-03-13/74, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 03-08-2003>
Voor de toepassing van de voorafgaande leden kan, wanneer de continuïteit van het dagelijks beheer het vereist, de aanstelling echter in afwijking van artikel 7 geschieden door de leidend ambtenaar of de adjunct-leidend ambtenaar, daartoe gemachtigd door de instantie die de benoemingsmacht uitoefent. Deze bekrachtigt de aanstelling nadat de directieraad binnen drie maanden zijn advies heeft gegeven. De procedure tot definitieve toekenning van de betrekking dient in dat geval onverwijld te worden ingezet.
Art.10. § 1. Er kan in een openstaande of in een tijdelijk niet waargenomen betrekking niet voor langer dan zes maanden worden voorzien door aanstelling voor het uitoefenen van een hoger ambt. Indien de betrekking niet definitief open staat, kan deze termijn worden verlengd mits de Inspecteur van Financiën een gunstig advies heeft gegeven. De duur van de verlenging wordt bepaald volgens de behoeften van de dienst.
§ 2. Indien de betrekking definitief open staat, kan de in § 1 bepaalde termijn op gunstig advies van de Inspecteur van Financiën worden verlengd nadat de instantie die de benoemingsmacht uitoefent of de daartoe afgevaardigde ambtenaren hebben vastgesteld dat de procedure tot definitieve toekenning van de betrekking normaal verloopt. De duur van de verlenging mag zes maanden niet overschrijden. Indien de betrekking, om redenen buiten de wil van de instantie die de benoemingsmacht uitoefent of van de daartoe afgevaardigde ambtenaren, na het verstrijken van de verlenging niet in vast verband kan worden verleend, dan kan de termijn bij een met redenen omklede beslissing, mits gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, een tweede maal voor een periode van ten hoogste zes maanden worden verlengd.
Indien de betrekking, om dezelfde redenen, niet in vast verband wordt verleend na het verstrijken van de tweede verlenging, kan de termijn bij een met redenen omklede beslissing, mits gunstig advies van de Inspecteur van Financiën, een derde en laatste maal voor een periode van ten hoogste zes maanden worden verlengd. In afwijking van het voorgaande lid kan de aanstelling bij het verstrijken van de derde verlenging gehandhaafd worden :
a) indien de betrekking die niet in vast verband kon worden verleend, behoort tot de betrekkingen waarvan de titularis door de wetten en verordeningen rechtstreeks belast is met een beslissingsbevoegdheid in fiscale, financiële of boekhoudkundige aangelegenheden,
b) in de betrekkingen door het College bepaald, met het akkoord van het lid van het College tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort.
De aanstelling voor de uitoefening van een hoger ambt, die krachtens het voorgaande lid gehandhaafd wordt, is onderworpen aan het akkoord van het lid van het College tot wiens bevoegdheid het openbaar ambt behoort. De beslissing wordt aan de betrokken overheid medegedeeld binnen de maand na de ontvangst van het ontwerp van verlengingsbesluit, waarbij de vereiste adviezen zijn gevoegd en ondermeer het gunstig advies van de Inspecteur van Financiën.
Na verloop van die termijn geldt het stilzwijgen van het lid van het College als diens akkoord.
De akte tot aanstelling of verlenging :
a) geeft aan of de betrekking waarop de aanstelling of de verlenging slaat een definitief openstaande betrekking dan wel een tijdelijk niet waargenomen betrekking is;
b) vermeldt de naam van de laatste titularis van de betrekking indien zij definitief open staat of de naam van de titularis van de betrekking indien zij tijdelijk niet waargenomen is en stipt desgevallend het feit aan dat de betrekking nog geen titularis heeft.
Art.11. De aanstelling van een ambtenaar die naderhand een andere aanstelling krijgt, wordt voor de duur van deze laatste geschorst. Wanneer de tweede aanstelling ten einde komt, wordt de ambtenaar in de eerste aanstelling bevestigd op voorwaarde dat de betrekking nog altijd open staat of tijdelijk niet door de titularis wordt waargenomen. De betrekking waarop de geschorste aanstelling sloeg, kan aanleiding geven tot een nieuwe aanstelling, die geschiedt overeenkomstig dit besluit.
Art.12. Een ambtenaar die met een hoger ambt is belast, oefent alle aan dat ambt verbonden prerogatieven uit.
Art.13. De uitoefening van een hoger ambt verleent geen aanspraak op vaste benoeming in de graad van dat ambt. Indien een ambtenaar evenwel wordt bevorderd tot de graad die overeenstemt met de betrekking welke hij zonder onderbreking heeft waargenomen en indien hij voor deze betrekking wordt aangewezen, neemt hij voor de bevordering tot een hogere wedde en tot een hogere graad rang in op de datum vanaf welke hij die betrekking ononderbroken waarneemt, zonder dat die datum mag teruggaan tot vóór de datum waarop de belanghebbende alle vereisten heeft vervuld welke het ambenarenstatuut stelt om bevorderd te worden tot de graad van de betrekking waarvoor hij is aangewezen, noch tot vóór de datum waarop die betrekking vacant is geworden.
Art.14. Een toelage wordt toegekend aan de ambtenaar die een hoger ambt uitoefent dan dat van de graad waarmee hij bekleed is, ongeacht of de betrekking die met dat ambt overeenstemt tijdelijk niet waargenomen wordt of definitief openstaat.
Art.15. De toelage wordt aan de ambtenaar verleend voor zover hij het hoger ambt ononderbroken uitgeoefend heeft gedurende ten minste negentig dagen.
Art.16. De toelage is eerst een plaatsvervangingstoelage, nadien een waarnemingstoelage.
§ 1. Wanneer aan de in artikel 15 gestelde voorwaarde is voldaan, is de toelage verschuldigd vanaf de dag waarop de ambtenaar het hoger ambt werkelijk uitgeoefend heeft.
§ 2. De plaatsvervangingstoelage wordt toegekend aan de plaatsvervanger gedurende de beginperiode van acht maanden volgend op zijn aanstelling. Het jaarlijks bedrag ervan is gelijk aan tweemaal de waarde van de voorlaatste tweejaarlijkse verhoging, welke de bevordering in wedde regelt in de weddeschaal van de graad die de ambtenaar tot wederopzeggens bekleedt, zonder evenwel hoger te mogen zijn dan het bedrag van de waarnemingstoelage. Wanneer een ambtenaar opnieuw voor de uitoefening van een hoger ambt wordt aangewezen, worden de opeenvolgende periodes van aanwijzing voor de toekenning van de plaatsvervangings- of waarnemingstoelage meegerekend, op voorwaarde dat er geen onderbreking in de uitoefening van de hogere functies is en dat de aanstellingen gebeurden in een betrekking die overeenstemt met dezelfde graad of met een graad van dezelfde rang.
§ 3. De waarnemingstoelage wordt toegekend na het verstrijken van de termijn van toekenning van de plaatsvervangingstoelage. Zij wordt vastgesteld op het bedrag van het verschil tussen de bezoldiging welke de ambtenaar zou genieten in de graad van het voorlopig uitgeoefend ambt en de bezoldiging welke hij geniet in zijn werkelijke graad.
De bezoldiging waarvan sprake in het voorgaande lid omvat :
1° de wedde of de wedde met bijslag;
2° eventueel de haard- of standplaatstoelage.
De wedde die de ambtenaar in de graad van het voorlopig uitgeoefende ambt zou genieten, is die welke hem op de datum van zijn laatste nuttige anciënniteit in zijn werkelijke graad zou toekomen indien hij op die datum werd bevorderd tot de graad welke hem tot wederopzeggens verleend was.
§ 4. De plaatsvervangingstoelage of de waarnemingstoelage wordt maandelijks na vervallen termijn betaald. De maandtoelage is gelijk aan één twaalfde van de jaarlijkse toelage. In geval de maandtoelage niet volledig verschuldigd is, wordt zij in dertigsten betaald overeenkomstig de regel bepaald door het geldelijk statuut van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommisie, wanneer de maandwedde niet volledig verschuldigd is. De toelage valt onder de regeling die inzake koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van toepassing is op de wedde van de ambtenaren van de instellingen van openbaar nut van de Franse Gemeenschapscommissie.
Art.17. De periode gedurende welke de aanstelling overeenkomstig artikel 11 geschorst is, komt niet in aanmerking voor toekenning van de waarnemingstoelage.
Art.18. Een voor eensluidend verklaard afschrift van de aanstellingsakte alsook van de vereiste adviezen wordt overgelegd tot staving van de vereffening van de toelage.
Art.19. De opdrachten tot betaling worden voorgelegd aan de Inspecteur van Financiën, die de in onderhavig besluit voorgeschreven taken vervult en die de betaling van de toelage inhoudt tot zolang aan de voorschriften van artikel 18 niet werd voldaan.
Art. 20. Het Lid van het College, belast met het Openbaar Ambt, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Brussel, 20 oktober 1994.
De Voorzitter van het College belast met de Sociale Promotie, Hulp aan Personen en Beoepsomscholing en -bijscholing,
Ch. PICQUE
Het Lid van het College belast met de Begroting en het Openbaar Ambt,
R. HOTYAT