Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JULI 1994. - Decreet houdende erkenning en subsidiëring van de centra voor private archieven in de Franse Gemeenschap van België. <Vertaling> (NOTA : opgeheven in de toekomst op een onbepaalde datum door DFG2004-05-12/57, art. 15, 004; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-02-1995 en tekstbijwerking tot 15-01-2008)



Inhoudstafel:

Definities.
Art. 1
De erkenning.
Art. 2
De subsidie.
Art. 3-6
Schorsing en intrekking van de subsidie.
Art. 7-11
De raad voor de archiefcentra en de inspectie.
Art. 12-17



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Definities.
Artikel 1. (Zie NOTA'S onder opschrift) In de zin van dit decreet wordt verstaan onder :
  1° Private archieven : alle bescheiden, ongeacht hun datum, hun vorm en hun materiële drager, die worden verstrekt of ontvangen door elke natuurlijke of rechtspersoon, elke dienst, elke groep van personen en elke privaatrechtelijke instelling, en die een openbaar belang hebben of zouden kunnen hebben inzonderheid op grond van hun historische, culture,e politieke of sociale waarde;
  2° Centrum voor private archieven : een vereniging zonder winstoogmerk in de zin van de wet van 27 juni 1921, die in de Franse Gemeenschap het bewijs levert dat zij een werkelijke bedrijvigheid waarneemt op het gebied van bewaring en exploitatie van het archivalische patrimonium van de sociale organisaties, dit zijn de politieke partijen, vakbonden, ziekenfondsen, coöperatieve vennootschappen, organisaties voor socio-culturele promotie van arbeiders, arbeidersmaatschappijen, alsook de archieven van particulieren die hierop betrekking hebben. Uitgesloten worden echter de archiefdiensten die verbonden zijn met een museum, een universiteit, een erkende onderzoeksinstelling, een openbare bibliotheek of een instelling met winstoogmerk;
  3° Regering : de Regering van de Franse Gemeenschap;
  4° Raad : de raad voor de centra voor private archieven.

De erkenning.
Art.2. (Zie NOTA'S onder opschrift) Na advies van de in artikel 16 bedoelde inspectiedienst en van de raad, erkent de Regering de centra voor private archieven die voldoen aan volgende voorwaarden :
  1° De in artikel 1 bedoelde archieven ofwel ter plaatse ofwel verantwoordelijk op een gedecentraliseerde wijze verzamelen, classificeren, inventariseren en materieel bewaren.
  2° Die archieven toegankelijk voor het publiek maken met inachtneming van de afspraken inzake schenking, neerlegging en beheer die op deze betrekking hebben en binnen de wettelijke termijnen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
  3° Over een lokaal voor bewaring en een zaal voor raadpleging van de archieven, die toegankelijk is voor het publiek, beschikken.
  4° Het bewijs leveren dat zij bestaan en dat zij een activiteit op dat gebied uitoefenen sedert ten minste vijf jaar op de datum van inwerkingtreding van dit decreet.
  5° Over een persoon beschikken of een persoon aanwerven die verantwoordelijk is voor de bewaring en de raadpleging, en die de in artikel 3 bedoelde kwalificaties moet hebben.
  6° Een overzicht van de bewaarde of verwerkte archieffondsen en -verzamelingen, de wijze waarop zij worden geclassificeerd en de beschikbare opzoekingsinstrumenten alsook een overzicht van de wetenschappelijke, pedagogische, vormingsactiviteiten of publikaties van de laatste vijf jaar, verstrekken.

De subsidie.
Art.3. (Zie NOTA'S onder opschrift) Binnen de perken van de begrotingsmiddelen, kan de Regering wedde- of werkingssubsidies toekennen aan de erkende centra voor private archieven die voldoen aan volgende voorwaarden :
  1° Beschikken over ten minste een wetenschappelijk verantwoordelijke, houder van een diploma van licentiaat in de geschiedenis uitgereikt door een Belgische universiteit of waarvan de gelijkwaardigheid officieel werd erkend krachtens de wetgeving op het toekennen van de academische graden;
  2° Beschikken over ten minste een administratief verantwoordelijke, houder van een diploma van licentiaat in de geschiedenis uitgereikt door een Belgische universiteit of waarvan de gelijkwaardigheid officieel werd erkend krachtens de wetgeving op het toekennen van de academische graden, van een graduaat in de bibliotheconomie of van een brevet van bibliothecaris-documentalist uitgereikt door de Franse Gemeenschap;
  3° De instellingen waarvan het personeel niet het vereiste bekwaamheidsbewijs bezit maar het bewijs levert van een ervaring van vijf jaar in de betrokken sector, kunnen bij wijze van overgangsmaatregel, aanspraak maken op de subsidie. Voor elke nieuwe aanwerving moeten zij de voorgeschreven regels in acht nemen.

Art.4.(Zie NOTA'S onder opschrift) De weddesubsidie omvat de geïndexeerde bruto-wedde of wedden, verhoogd met de haard- en standplaatstoelagen, met vakantiegeld en de eindejaarstoelagen zoals die van toepassing zijn in de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, de bijdragen die de wetgever moet storten bij toepassing van het wettelijk stelsel van de sociale zekerheid in de sector van de loontrekkenden.
  Voor de berekening van de weddesubsidies, bepaalt de Regering van de Franse Gemeenschap de weddeschalen en de daarmee verbonden voorwaarden. Het in aanmerking te nemen bruto-bedrag van de wedde kan enerzijds, voor de personeelsleden met beleidsverantwoordelijkheid, niet lager zijn dan de minimumwedde van een attaché en niet hoger zijn (dan de maximumwedde van een werkleider) met leidende functie, en anderzijds, voor het administratief personeel, niet lager zijn dan de minimumwedde van van een klerk en niet hoger zijn dan de maximumwedde van een bestuurssecretaris, overeenkomstig het statuut van het personeel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat. De weddeschalen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten die van toepassing zijn voor het personeel van de Staat. <DFG 1994-12-22/66, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 09-11-1994>
  [1 De Regering bepaalt, in voorkomend geval, voor de gegevens betreffende de weddesubsidie, de gegevens uit de geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling die werd opgericht binnen het secretariaat-generaal en bepaald wordt door het decreet van 19 oktober 2007 betreffende de invoering van een geïnformatiseerde databank voor tewerkstelling in de non-profit sector van de Franse Gemeenschap. De overzending en het gebruik van die gegevens geschieden met inachtneming van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en van de besluiten ter uitvoering ervan alsook van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en van de besluiten ter uitvoering ervan.]1
  De werkingssubsidie wordt door middel van een overeenkomst vastgesteld. Ze kan 30 pct. bedragen van de werkingskosten van het centrum voor private archieven, met een maximum dat bij een toepassingsbesluit wordt bepaald.
  ----------
  (1)<DFG 2007-10-19/49, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2009>

Art.5. (Zie NOTA'S onder opschrift) De subsidie wordt toegekend in het kader van een overeenkomst tussen de Regering en het centrum voor private archieven dat deze geniet voor een periode van drie jaar ingaande 1 januari van het jaar dat volgt op het ondertekeningsjaar.
  Die overeenkomst kan worden hernieuwd voor eenzelfde periode in het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin zij verstrijkt, indien het erkende centrum voor private archieven heeft voldaan aan de verplichtingen die bij of krachtens dit decreet bepaald zijn.

Art.6. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het erkende centrum voor private archieven dat een subsidie bij toepassing van dit decreet ontvangt, wordt niet uitgesloten van het genot van subsidies die zouden worden toegekend krachtens een andere wetgeving of regeling waaraan het zou voldoen.

Schorsing en intrekking van de subsidie.
Art.7. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het erkende centrum voor private archieven is ertoe gehouden een zedelijk, administratief en financieel verslag, dat de verwezenlijkte en niet verwezenlijkte projekten voorstelt, jaarlijks in te dienen.

Art.8. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het erkende centrum voor private archieven dat subsidies geniet bij toepassing van dit decreet valt onder de bepalingen van de artikelen 55 tot 58 van de op 17 juli 1991 gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit alsook onder de verplichtingen die bij of krachtens dit decreet worden vastgesteld. Van die verplichtingen moet in de in artikel 5 bedoelde overeenkomst melding worden gemaakt.

Art.9. (Zie NOTA'S onder opschrift) De subsidie wordt uitbetaald volgens de in de overeenkomst nader bepaalde regels, zoals bedoeld in artikel 5.
  De uitbetaling van de subsidie kan door de Regering worden geschorst indien het erkende centrum voor private archieven niet meer voldoet aan de bij of krachtens dit decreet vastgestelde voorwaarden.
  De schorsing kan alleen worden uitgesproken nadat het erkende centrum voor private archieven, bij een ter post aangetekend schrijven, in gebreke werd gesteld zich naar de bij of krachtens dit decreet vastgestelde bepalingen te schikken.
  Tussen de bovenvermelde ingebrekestelling en de beslissing tot schorsing van de uitbetaling van de subsidie moet er een termijn van drie maanden zijn; van deze beslissing wordt bij een ter post aangetekend schrijven kennis gegeven.

Art.10. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het erkende centrum voor private archieven verliest het genot van de subsidie indien het niet kan bewijzen dat het zich heeft geschikt naar de bij of krachtens dit decreet vastgestelde bepalingen binnen een termijn van zes maanden die ingaat op de dag na de verzending van de in artikel 9 bedoelde beslissing tot schorsing.
  Van de intrekking van de subsidie wordt aan het centrum voor private archieven door de Regering kennis gegeven bij een ter post aangetekend schrijven.

Art.11. (Zie NOTA'S onder opschrift) De intrekking van de subsidie heeft de intrekking van de erkenning tot gevolg. Er kan geen nieuwe erkenning van het centrum voor private archieven worden toegekend voor het verstrijken van een termijn van vijf jaar vanaf de datum van de in artikel 10 bedoelde kennisgeving.

De raad voor de archiefcentra en de inspectie.
Art.12. (Zie NOTA'S onder opschrift) Er wordt een raad voor de centra voor private archieven opgericht. Op eigen initiatief of op aanvraag van de Regering geeft hij adviezen en aanbevelingen inzake technische normalisatie, voorwaarden voor bewaring en mededeling van bescheiden. Hij zorgt voor de wetenschappelijke coherentie van de erkende centra. (...). Hij kan in zijn midden technische commissies oprichten. <DFG 2003-04-10/66, art. 16, 003; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2004>
  Hij is samengesteld uit een wetenschappelijk verantwoordelijke van elk van de erkende centra voor private archieven, (...), twee personen aangewezen op grond van hun bevoegdheid op het gebied van hedendaagse archiefwetenschap (...). <DFG 2003-04-10/66, art. 16, 003; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2004>

Art.13. (Zie NOTA'S onder opschrift) (Opgeheven) <DFG 2003-04-10/66, art. 16, 003; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2004>

Art.14. (Zie NOTA'S onder opschrift) De leden worden voor een periode van vier jaar door de Regering benoemd. De mandaten zijn kosteloos (...). De werkingskosten zijn ten laste van de Algemene Directie voor Cultuur en Communicatie van het Ministerie van Cultuur en Sociale Zaken, die er het secretariaat van waarneemt. <DFG 2003-04-10/66, art. 16, 003; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-01-2004>
  Voor de eerste benoeming van de raad, benoemt de Regering, als verantwoordelijken voor de ekende centra voor private archieven, zes wetenschapsmensen die representatief zijn voor bestaande centra.

Art.15. (Zie NOTA'S onder opschrift) Na advies van de in artikel 12 bedoelde raad, bepaalt de Regering de technische normalisatie, de voorwaarden voor bewaring en mededeling van de bescheiden.

Art.16. (Zie NOTA'S onder opschrift) De Algemene Directie voor Cultuur en Communicatie zorgt voor de inspectie van de centra voor private archieven en voor de toepassing van het decreet.

Art. 17. (Zie NOTA'S onder opschrift) Dit decreet treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.
  Gegeven te Brussel, 13 juli 1994.
  De Minister-Voorzitster van de Regering van de Franse Gemeenschap, belast met de ambtenarenzaken, het kinderwelzijn en de gezondheidspromotie,
  Mevr. L. ONKELINX
  De Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek, Hulpverlening aan de Jeugd en Internationale Betrekkingen,
  M. LEBRUN
  De Minister van Begroting, Cultuur en Sport,
  E. TOMAS
  De Minister van Onderwijs en van de Audiovisuele Sector,
  Ph. MAHOUX