23 AUGUSTUS 1994. - Besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap betreffende het toezicht op de afwezigheid wegens ziekte van de personeelsleden, vóór 1 juli 1994 onderworpen aan het toezicht van de administratieve gezondheidsdienst. <Vertaling>
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Afwezigheden van een dag.
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Spontaan toezicht.
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Afwezigheidscontrole.
Art. 8-9
HOOFDSTUK V. - Beroepsprocedure.
Art. 10-15
HOOFDSTUK VI. - Eventueel beroep bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde.
Art. 16-17
HOOFDSTUK VII. - Bevallingsverlof.
Art. 18
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art. 19-22
BIJLAGEN.
Art. N1-N3
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Elk personeelslid dat afwezig is wegens ziekte staat onder het toezicht van de door de Regering van de Franse Gemeenschap aangewezen gespecialiseerde instelling.
Het controleonderzoek gebeurt op initiatief van die instelling, op verzoek van het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap of op aanvraag van het personeelslid.
Art.2. Behoudens behoorlijk gestaafde overmacht moet het personeelslid dat wegens ziekte niet kan gaan werken, op de 1e dag afwezigheid zelf zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere zonder verwijl verwittigen.
Art.3. Als het personeelslid voorziet dat zijn arbeidsongeschiktheid meer dan één dag zal duren, moet het zich op eigen kosten op de 1e dag afwezigheid laten onderzoeken door een door hem gekozen arts, die onmiddellijk een doktersattest opmaakt op een formulier, waarvoor het model bij dit besluit gevoegd is.
Het moet altijd in het bezit zijn van dat formulier en de voorraad tijdig aanvullen.
Het inrichtingshoofd of centrumdirecteur of hiëarchisch meerdere moet ervoor waken dat voormelde formulieren aan het personeel worden afgegeven.
Art.4. Het personeelslid staat ervoor in dat zijn behandelende arts het aantal dagen verlof dat hij nodig acht vermeldt en aanduidt of het zijn woonplaats mag verlaten. De naam van de arts moet altijd leesbaar zijn.
Behoudens behoorlijk gestaafde overmacht moet het personeelslid dat beschikt over een attest dat hem toelaat, zich te verplaatsen, op zijn woon- en verblijfplaats aanwezig zijn gedurende de eerste 3 dagen afwezigheid. Wenst hij van die verplichting vrijgesteld te worden, dan moet hij op eigen kosten contact opnemen met de controle-instelling, voor elke andere verplaatsing.
Op de eerste dag afwezigheid moet het attest, door de behandelende geneesheer of door het personeelslid gesloten en gefrankeerd als brief, door laatstgenoemde aan de controle-instelling gestuurd worden.
Het personeelslid moet zijn dienst hervatten zodra zijn gezondheid het toelaat, zelfs als het attest van de behandelende arts een langere afwezigheid vermeldt.
Als het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere van oordeel is dat de vervroegde diensthervatting van het personeelslid de goede werking van de dienst kan verstoren, verzoekt hij het personeelslid een doktersattest voor te leggen dat hem toelaat zijn dienst te hervatten.
Het voorleggen van dat attest impliceert de terugbetaling ten laste van de inrichtende macht, tegen het ziekenfondstarief, van het gedeelte van de honoraria van de behandelende arts dat niet terugbetaald wordt door het ziekenfonds.
Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere verwittigt onmiddellijk het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap van de diensthervatting van het personeelslid.
Als het personeelslid zich na afloop van de vermelde afwezigheidsperiode niet in staat voelt, zijn dienst te hervatten, moet de controle-instelling een nieuw doktersattest sturen daags voor het verstrijken van zijn verlof en zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere verwittigen. Bij gebrek hieraan wordt het geacht afwezig te blijven. Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere moet dan de verlenging van de afwezigheid meedelen aan de controle-instelling, op de dag waarop de hervatting voorzien was.
De personeelsleden die verzorgd worden buiten hun gewone verblijfplaats moeten hun tijdelijk adres op het doktersattest vermelden. Elke latere adreswijziging moet ook aan de controle-instelling gemeld worden.
Art.5. Tijdens de afwezigheid wegens ziekte vereist een verblijf in het buitenland de voorafgaande toelating van de controle-instelling. Om die toelating te vragen moeten de personeelsleden zelf contact opnemen met de controle-instelling ten minste één week voor de afreisdatum. Zij leggen de controlearts een attest voor van hun behandelende arts, met de verantwoording van het verblijf in het buitenland.
HOOFDSTUK II. - Afwezigheden van een dag.
Art.6. Het personeelslid, afwezig wegens ziekte voor één dag, moet zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere verwittigen overeenkomstig artikel 3 van dit besluit en op zijn woon- of verblijfplaats ter beschikking van de controlearts blijven.
Het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere moet de dag zelf de controle-instelling van die afwezigheid in kennis stellen dmv een dienstkaart waarvan de formule bij dit besluit gevoegd is.
HOOFDSTUK III. - Spontaan toezicht.
Art.7. Behoudens behoorlijk gestaafde overdracht moet het ziek personeelslid dat onder spontaan toezicht geplaatst is, de controle-instelling opbellen op de 1e dag afwezigheid, vóór 10 uur 's ochtends. Die verplichting stelt hem niet ervan vrij, zijn inrichtingshoofd, centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere te verwittigen en zijn afwezigheid te laten dekken door een doktersattest opgemaakt overeenkomstig de artikelen 4 en 5 van dit besluit.
Een personeelslid wordt onder spontaan toezicht gesteld door het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap, op diens initiatief of op voorstel van het inrichtingshoofd, de centrumdirecteur of hiërarchisch meerdere. De met redenen omklede beslissing wordt meegedeeld aan het betrokken personeelslid door het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap, bij aangetekend schrijven.
De controle-instelling kan op eigen initiatief of op verzoek van het personeelslid het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap voorstellen, het spontaan toezicht op te heffen.
HOOFDSTUK IV. - Afwezigheidscontrole.
Art.8. Het controleonderzoek gebeurt op de woon- of verblijfplaats van het ziek personeelslid; het moet door de controle-instelling niet aangekondigd worden.
De personeelsleden die hun woon- of verblijfplaats mogen verlaten kunnen door de controle-instelling verzocht worden, zich voor een controleonderzoek aan te melden.
Art.9. Als de controlearts van oordeel is dat de afwezigheid wegens ziekte gewettigd is, deelt hij de betrokkene die beslissing onmiddellijk mee.
Oordeelt hij dat de afwezigheid niet of niet meer medisch verantwoord is, dan gelast hij het personeelslid zijn dienst te hervatten op de werkdag volgend op die beslissing.
Hij verzoekt de betrokkene het document met die beslissing, overeenkomstig het bij dit besluit gevoegd model, te viseren.
HOOFDSTUK V. - Beroepsprocedure.
Art.10. Onverminderd een beroep voor de rechtscolleges van de rechterlijke orde moet het personeelslid dat zich benadeeld acht door de beslissing van de controlearts, zich uiterlijk de 1e werkdag na die beslissing via zijn behandelende arts of diens vervanger wenden tot de arts die zijn afwezigheid gecontroleerd heeft, met het oog op een beslissing in der minne van beide artsen.
Art.11. Zijn beide in artikel 10 bedoelde artsen het oneens, dan wordt een geneesheer-deskundige aangewezen in gemeen overleg door de controle-instelling en de behandelende arts of diens vervanger.
De deskundige wordt gekozen uit een lijst van artsen, voorgelegd door de controle-instelling.
De expertise gebeurt in de spreekkamer van de deskundige als het personeelslid zich kan verplaatsen.
Art.12. De deskundige onderzoekt het personeelslid binnen de 2 werkdagen volgend op het in artikel 11 bedoelde beroep.
Het personeelslid kan vergezeld zijn van zijn behandelende arts of diens vervanger.
De behandelende arts of diens vervanger kan zich laten vertegenwoordigen door een daartoe gemachtigd confrater.
Na het onderzoek deelt de deskundige onverwijld en schriftelijk zijn beslissing mee aan de betrokkene.
Art.13. Als de deskundige de afwezigheid wegens ziekte niet of niet meer verantwoord acht, hervat het personeelslid zijn dienst op de 1e werkdag na die beslissing.
Art.14. De beroepsprocedure schort de beslissing van de controlearts op.
Art.15. De honoraria van de deskundige en van de behandelende arts of diens vervanger komen ten laste van de verliezende partij. Voor de behandelende arts gaat het om het gedeelte van de honoraria tegen ziekenfondstarief dat niet door het ziekenfonds terugbetaald wordt.
HOOFDSTUK VI. - Eventueel beroep bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde.
Art.16. Elk beroep, ingediend bij de rechtscolleges van de rechterlijke orde, schort de beslissing van de controlearts of geneesheer-expert op.
Art.17. Als de beslissing van bedoeld rechtscollege ongunstig is voor het personeelslid en in kracht van gewijsde gaat, wordt het personeelslid ter beschikking gesteld om persoonlijke redenen voor de periode ingaand op de einddatum van de ziekte, vastgesteld door het rechtscollege, tot de datum van hervatting van de dienst als het een vastbenoemd geworden personeelslid betreft.
De andere personeelsleden worden beschouwd als ongewettigd afwezig, zonder wedde of weddetoelage voor de duur van die afwezigheid.
HOOFDSTUK VII. - Bevallingsverlof.
Art.18. Voor bevallingsverlof moet bij de controle-instelling een doktersattest ingediend worden met vermelding van de waarschijnlijke datum van de bevalling.
Dit attest dient louter als inlichting.
HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen.
Art.19. Niet-naleving van de bepalingen van dit besluit maakt de afwezigheid onregelmatig, zodat het personeelslid voor die afwezigheidsperiode het recht verliest op de wedde of weddetoelage.
Behoudens behoorlijk gestaafde overmacht moet het personeelslid dat zijn woon- of verblijfplaats niet mocht verlaten, maar afwezig was bij het bezoek van de controlearts, diens reiskosten betalen volgens het ziekenfondstarief. De kosten worden van hem gevorderd door het bevoegd bestuur van de Franse Gemeenschap.
Art.20. ...
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1994 en houdt op uitwerking te hebben op 1 september 1994.
Art.22. De Minister van Onderwijs en de Minister van Hoger Onderwijs zijn belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. " RAPPORT DE CONTROLE C. " <Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21/10/1994, p. 26622>
Art. N2. Bijlage 2. " ABSENCE D'UN JOUR. " <Formulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21/10/1994, p. 26623>
Art. N3. Bijlage 3. <Forulier niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 21/10/1994, p. 26624>