12 AUGUSTUS 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.
Art. 1-3
Artikel 1. In de bijlage bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 15 april 1965, 19 november 1965, 18 september 1966, 12 januari 1970, 16 februari 1971, 15 februari 1974, 13 juni 1974, 1 juli 1976, 29 maart 1977, 1 december 1977, 19 oktober 1978, 18 juli 1980, 12 april 1984, 25 juni 1985, 2 augustus 1985, 7 juli 1986, 15 augustus 1987 en 7 november 1988, wordt aan de organisatorische normen die op alle verzorgingsinstellingen toepasselijk zijn, na punt 9°bis de volgende bepaling toegevoegd :
" 9°ter plaatselijk ethisch comité van het ziekenhuis.
Elk ziekenhuis moet beschikken over een plaatselijk ethisch Comité van het ziekenhuis, hierna " het Comité " genoemd.
In het geval van een erkende ziekenhuisgroepering, zoals bepaald in artikel 69, 3°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, kan er geopteerd worden voor :
1° hetzij een gemeenschappelijk Comité voor alle ziekenhuizen van de groepering;
2° hetzij een apart Comité voor elk ziekenhuis van de groepering;
3° onder voorbehoud van de toepassing van 1° worden de ziekenhuizen bedoeld in artikel 5, §§ 4 en 5, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1987 tot vaststelling van de regels met betrekking tot de samenstelling en de werking van de Medische Raad, vrijgesteld van de verplichting om een Comité op te richten, op voorwaarde dat ze elk afzonderlijk aansluiten bij het Comité van een ander ziekenhuis via een overeenkomst op grond waarvan ze zich tot dat Comité kunnen wenden voor alle opdrachten, bepaald in de rubriek " Opdrachten " van dit besluit, waarmee ze zouden worden belast.
Samenstelling.
Het Comité bestaat uit minstens 8 en hoogstens 15 leden, die beide geslachten vertegenwoordigen, waaronder :
- een meerderheid artsen die aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering verbonden zijn;
- minstens een huisarts die niet aan het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering verbonden is;
- minstens een lid van het verpleegkundig personeel van het ziekenhuis of aan de ziekenhuisgroepering;
- een jurist.
Belangstellenden, al dan niet aan het ziekenhuis of de ziekenhuisgroepering verbonden, kunnen als lid van het Comité worden aangewezen.
De hoedanigheid van lid van het Comité is onverenigbaar met de volgende functies :
- directeur van het ziekenhuis;
- hoofdgeneesheer;
- voorzitter van de Medische Raad;
- hoofd van het verpleegkundig departement.
Werking.
Het Comité stelt zijn huishoudelijk reglement op. Het mandaat van lid van het Comité heeft een duur van vier jaar en is hernieuwbaar.
De leden van het Comité worden door de beheerder van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering aangewezen :
- wat de artsen betreft, op voorstel van de Medische Raad van het ziekenhuis of van de Medische Raden van de ziekenhuisgroepering;
- wat de verpleegkundige(n) betreft, op voorstel van het hoofd van het verpleegkundig departement van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering.
Het Comité komt minstens eenmaal per kwartaal bijeen en dit met gesloten deuren.
Het stelt een jaarlijks activiteitenverslag op dat minstens de volgende elementen dient te bevatten :
- een kwantitatieve evaluatie van de werkzaamheden van het Comité;
- de lijst van de behandelde onderwerpen.
Opdrachten.
Het Comité oefent de volgende functies uit, telkens het een verzoek in die zin ontvangt :
1° een begeleidende en raadgevende functie met betrekking tot de ethische aspecten van de ziekenhuiszorg;
2° een ondersteunende functie bij beslissingen over individuele gevallen inzake ethiek;
3° een adviserende functie met betrekking tot alle protocollen inzake experimenten op mensen.
Het verzoek kan uitgaan van elk personeelslid van het ziekenhuis of van de ziekenhuisgroepering en van elke arts.
De adviezen en raadgevingen van het Comité zijn vertrouwelijk en niet bindend en ze zijn het voorwerp van een gemotiveerd verslag dat uitsluitend aan de verzoeker wordt overgezonden en waarin de verschillende standpunten van de leden worden weergegeven.
Het Comité kan, op grond van een gemotiveerde beslissing, weigeren op een verzoek in te gaan. "
Art.2. Dit besluit treedt in werking zes maanden nadat het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Art. 3. Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 12 augustus 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu,
J. SANTKIN
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN