20 DECEMBER 1993. - MINISTERIEEL BESLUIT tot uitvoering van artikel 2, § 8, van het koninklijk besluit van 30 oktober 1992 tot uitvoering van de artikelen 10, 25 en 39 van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers en van artikel 3 van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioen aan de evolutie van het algemeen welzijn (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 12-01-1994 en tekstbijwerking tot 10-06-1995)
Art. 1-4
Artikel 1. Het bedrag van de forfaitaire vergoeding, bedoeld in artikel 64bis, § 8, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, wordt door de Rijksdienst voor pensioenen bij een ter post aangetekend en gemotiveerd schrijven ter kennis gebracht van de werkgever die de in § 1 van hetzelfde artikel beoogde verklaring niet binnen de vastgestelde termijn heeft gedaan.
Art.2. <MB 1995-05-17/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1993> De werkgever is ertoe gehouden het hem ter kennis gebrachte bedrag te storten aan de Rijksdienst voor pensioenen binnen een termijn van dertig dagen na de verzending van het aangetekend schrijven, waarvan sprake in het vorig artikel, of binnen een termijn van dertig dagen na verzending van de kennisgeving van de beslissing van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, bedoeld in artikel 64, § 8, derde lid, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van net algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers.
Art.3. Op de bedragen die niet gestort zijn binnen de in het vorig artikel bepaalde termijn, is de werkgever een verwijlinterest verschuldigd van 10 % per jaar, te rekenen van het verstrijken van deze termijn tot op de dag van de betaling.
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 1993.