24 AUGUSTUS 1994. - Koninklijk besluit, waarbij voor het jaar 1994, de heffing op de omzet van sommige farmaceutische produkten nader wordt geregeld.
Art. 1-7
Artikel 1. De farmaceutische firma's die met de geneesmiddelen ingeschreven in de lijsten die als bijlage gevoegd zijn bij het koninklijk besluit van 2 september 1980 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering tegemoetkomt in de kosten van de farmaceutische specialiteiten en daarmee gelijkgestelde produkten, een omzet hebben gerealiseerd op de Belgische markt tijdens het jaar 1993, moeten hiervan aangifte doen.
De aangegeven totale omzet moet worden opgesplitst per publiekverpakking of bij ontstentenis daarvan, per stukverpakking van de in vorenvermeld lid beoogde geneesmiddelen en worden berekend op basis van de prijs buiten-bedrijf of buiten-invoerder.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde aangiften dienen gedagtekend, ondertekend en waar en echt verklaard te worden en bij een ter post aangetekende brief te worden ingediend bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Tervurenlaan 211, 1150 Brussel, vóór 1 oktober 1994.
Art.3. De in artikel 1 bedoelde firma's moeten een heffing gelijk aan 2 % van de met toepassing van artikel 1 aangegeven omzet storten.
Art.4. De in artikel 3 bedoelde heffing dient vóór 1 november 1994 op rekening nr. 001-1950023-11 van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering gestort te worden, met de vermelding : " heffing omzet 1993 ".
Art.5. De in artikel 2 bedoelde Dienst wordt belast met de inning van de in artikel 3 bedoelde heffing, alsmede, wat die heffing betreft, met het toezicht op de naleving van artikel 121, 18°, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Art.6. De schuldenaar die de in artikel 3 bedoelde heffing niet vóór 1 november 1994 stort, is een opslag ten belope van 10 pct. van die heffing verschuldigd, alsmede een op die heffing berekende verwijlintrest die gelijk is aan de wettelijke rentevoet.
De Algemene Raad van de Dienst voor geneeskundige verzorging kan aan de schuldenaar vrijstelling of vermindering van de opslag van de heffing en/of van de verwijlinterest toestaan indien die schuldenaar deugdelijk kan verantwoorden dat het hem onmogelijk is geweest het verschuldigde bedrag vóór 1 november 1994 te storten.
Art. 7. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 24 augustus 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN