31 MAART 1994. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 51, tweede lid, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Art. 1-3
Artikel 1. De werkgevers kunnen voor dezelfde werknemer het voordeel van Titel VII van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen, genieten samen met het voordeel van Titel IV van hetzelfde koninklijk besluit en van het koninklijk besluit van 12 februari 1993 tot uitvoering van artikel 35, § 1, laatste lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, op voorwaarde dat, voor het volledige personeel, het totale bedrag van de verschuldigde werkgeversbijdragen vastgesteld bij artikel 38, § 3, 1° tot 7° en § 3bis, van de voornoemde wet van 29 juni 1981 (of bij artikel 2, §§ 3, 1° tot 5° en 7° en 3bis van de besluitwet van 10 januari 1945 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de mijnwerkers en er mee gelijkgestelden, bij artikel 56, 1° en 2° van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970 en bij artikel 59, 1° van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971), na toepassing van de verschillende verminderingen groter is dan nul. Is dat niet het geval dan bepaalt de werkgever zelf welk van de bovengenoemde voordelen hij niet toepast. <KB 1998-07-08/32, art. 9, Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Art.2. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1994.
Art. 3. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 31 maart 1994.
Van Koningswege :
ALBERT
De Minister van de Sociale Zaken,
Mevr. M. DE GALAN