Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 JANUARI 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1967041003 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In de Nederlandse tekst van artikel 16, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden worden de woorden " als lid van het aanvullend personeel " vervangen door de woorden " als lid van het kaderpersoneel ".

Art.2. Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling :
  " Artikel 22. De duur van de dienstperiodes van de personeelsleden is vastgesteld op minimum tien maanden en maximum vierentwintig maanden onder voorbehoud van de eventuele bepalingen die voorkomen in de overeenkomsten, akkoorden of vergelijken, bedoeld in artikel 20.
  Wat de personeelsleden betreft die zijn aangewezen om een tussentijdse functie of om een opdracht met beperkte duur te vervullen, wordt de duur van de dienstperiode steeds vastgesteld in de aanstellingsakte ".

Art.3. In de artikelen 23 en 24 van hetzelfde besluit worden de woorden " normale, ingekorte of verlengde " geschrapt.

Art.4. Artikel 25 van hetzelfde besluit wordt vervangen door volgende bepaling :
  " Artikel 25. De duur van de dienstperiodes wordt steeds tot de voor de terugkeer vastgestelde datum verlengd ".

Art.5. In artikel 37 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 10 maart 1976, wordt het eerste tot het zesde lid vervangen door de volgende bepalingen :
  " Artikel 37. Een voorrang van wederaanstelling wordt verleend :
  1° aan de kaderleden met een betrekking van lange duur die ervan in kennis worden gesteld dat een einde wordt gemaakt aan hun functie wegens afschaffing van betrekking of wier opdracht tijdens de vorige dienstperiode afgeschaft werd, met uitzondering echter van diegenen die een ziekte of gebrekkigheid hebben die hen onherroepelijk ongeschikt maakt voor diensthervatting overzee;
  2° aan de aanvullende personeelsleden die ervan in kennis worden gesteld dat een einde wordt gemaakt aan hun functie wegens behoeften die inherent zijn aan de technische samenwerking of omdat de diensttijd waarvoor zij benoemd werden vervuld is of wier opdracht tijdens de vorige dienstperiode afgeschaft werd, met uitzondering echter van diegenen die een ziekte of gebrekkigheid hebben die hen onherroepelijk ongeschikt maakt voor diensthervatting overzee.
  Die voorrang van wederaanstelling gaat in de dag nadat de laatste dienstperiode van de belanghebbenden eindigt wanneer de in het eerste lid bedoelde kennisgeving geschiedt tijdens de actieve dienst van de belanghebbenden. Die voorrang gaat in op de dag van voormelde kennisgeving, wanneer die geschiedt terwijl de belanghebbenden, eventueel verlengd, ter beschikking worden gehouden of in hun ambt geschorst zijn.
  De voorrang neemt een einde bij het verstrijken van de periode van twee jaar volgend op de datum waarop hij aanvang nam.
  De voorrangsgerechtigde personeelsleden die niet langer ter beschikking worden gesteld en die wederaangesteld worden voordat de termijn van voorrang is verstreken, worden ambtshalve in hun ambt geschorst gedurende de periode tussen het einde van hun dienstuitoefening en hun diensthervatting.
  De voorrang betreft slechts de betrekkingen die vacant zijn verklaard door de Minister of zijn afgevaardigde gedurende de periode van twee jaar bepaald in het tweede en derde lid van dit artikel en voor zover de begunstigden de vereiste bekwaamheid, diploma's, ondervinding en geschiktheid voor de toe te wijzen betrekking bezitten. De Minister of zijn afgevaardigden beoordelen of aan al die voorwaarden is voldaan.
  De begunstigden van het voorrangsrecht worden omtrent deze betrekkingen en vereisten om ze uit te oefenen ingelicht per aangetekend schrijven op het adres dat zij aangegeven hebben zo zij over het vereiste diploma, brevet of studiegetuigschrift beschikken. "

Art.6. Artikel 61, 6°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " 6° door leeftijdsgrens ".

Art.7. Artikel 68bis ingevoegd in hetzelfde besluit door het koninklijk besluit van 24 maart 1981, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 68bis. De leeftijdsgrens wordt bepaald op 65 jaar.
  Indien deze grens wordt bereikt tussen het begin van een dienstperiode of zending en het einde van de niet verlengde duur van het ter beschikking houden die er op volgt, wordt de dienstuitoefening beëindigd op de datum waarop deze duur eindigt.
  Indien de leeftijdsgrens wordt bereikt in de loop van een verlenging van het ter beschikking houden, wordt de dienstuitoefening beëindigd op de dag waarop deze leeftijdsgrens wordt bereikt. "

Art.8. In hetzelfde besluit worden opgeheven :
  1° artikel 69, 2;
  2° artikel 70, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 maart 1981;
  3° artikelen 71 en 74.

Art.9. Artikel 75 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Artikel 75. De regels die van toepassing zijn om aan de dienst van de leden van het kaderpersoneel een eind te maken, hetzij op hun aanvraag, hetzij wegens beroeps- of morele ongeschiktheid, hetzij wegens leeftijdsgrens, hetzij in geval van afzetting om tuchtredenen, hetzij door ambtshalve verleend ontslag, zijn dezelfde als die welke voor de leden van het aanvullend personeel zijn vastgelegd. "

Art. 10. Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 10 januari 1994.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken,
  W. CLAES
  De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken,
  E. DERYCKE