11 JANUARI 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden.
Art. 1-5
Artikel 1. In artikel 122, derde lid, van het koninklijk besluit van 10 april 1967 houdende het statuut van het personeel van de coöperatie met de ontwikkelingslanden, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 16 mei 1969 en 18 maart 1991, worden de woorden " wanneer zij hun studies voortzetten, een onbezoldigde leertijd volbrengen of lichamelijk of geestelijk ongeschikt zijn om een beroep uit te oefenen " vervangen door de woorden : " wanneer zij hun studies voortzetten of een onbezoldigde leertijd volbrengen ".
Art.2. Artikel 123 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.
Art.3. Artikel 125, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
" § 1. Het maandelijks bedrag van de gezinsbijslag vastgesteld in artikel 124 wordt verhoogd met een maandelijkse bijkomende bijslag voor elk kind van minder dan 21 jaar oud, dat voor ten minste 66 t.h. getroffen is door een ontoereikendheid of een vermindering van lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.
Het bedrag van deze bijkomende bijslag is gelijk aan het bedrag dat in dit geval wordt bepaald bij artikel 47, § 1, van de wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 19 december 1939.
De ontoereikendheid of de vermindering van deze geschiktheid wordt vastgesteld volgens de " Officiële Belgische Schaal tot vaststelling van de invaliditeit " goedgekeurd bij het besluit van de Regent van 12 februari 1946, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 20 maart 1975, 2 juli 1975 en 6 januari 1976.
Indien het gehandicapt kind bovendien wordt getroffen door een aandoening, wordt zijn ontoereikendheid of zijn vermindering van geschiktheid berekend volgens de wijze van berekening voorgeschreven door de reeds vermelde schaal voor verschillende aandoeningen.
De zelfredzaamheid van het kind wordt gemeten aan de hand van de handleiding tot vaststelling van de graad van zelfredzaamheid van het kind waarvan sprake is in artikel 3 van het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies, 62, § 3 en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.
De ontoereikendheid of vermindering van geschiktheid waarvan hierboven sprake moet aanvang genomen hebben vooraleer het gehandicapt kind ophield begunstigde te zijn van de gezinsbijslag daar het de door artikel 122 vastgestelde ouderdomsgrens bereikte. "
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Bij wijze van overgang, wordt het verkrijgen van kinderbijslag en van bijkomende toeslagen, bepaald bij de artikelen 122 en 125 van het koninklijk besluit van 10 april 1967 zoals gewijzigd bij dit besluit, behouden tot de leeftijd van 25 jaar voor gehandicapte kinderen die minstens 21 jaar oud zijn en minder dan 25 jaar op de datum waarop dit besluit bekend wordt gemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 5. Onze Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 11 januari 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken,
W. CLAES
De Staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking, toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken,
E. DERYCKE