Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 SEPTEMBER 1994. - Koninklijk besluit houdende hervorming van verscheidene verordeningsbepalingen die toepasselijk zijn op het Rijkspersoneel.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Art. 1-26
HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid.
Art. 27-28
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van de rijksambtenaar in het belang van de dienst.
Art. 29-30
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 31-35



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1964060111  1964060114 



Uitvoeringsbesluit(en):

1999002070 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Wijziging van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
Artikel 1. Artikel 1, enig lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel wordt als volgt aangevuld :
  " De rijksambtenaar bevindt zich in een rechtspositionele positie waaraan slechts een einde kan worden gemaakt in de gevallen waarin dit besluit voorziet ".

Art.2. Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 november 1993, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 2. De bepalingen van dit besluit zijn evenwel niet van toepassing op de provinciegouverneurs, de gouverneur en de vice-gouverneur van het administratieve arrondissement van Hoofdstad-Brussel, de adjunct van de gouverneur van de provincie Vlaams-Brabant, de arrondissementscommissarissen, het wetenschappelijk personeel van de wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, de ambtenaren die ermede belast zijn op het gebied van de kernenergie te waken voor de veiligheid van de Staat, alsmede het uitvoerend personeel dat hen terzijde staat, het meesters-, vak- en dienstpersoneel inbegrepen, en de personen, verbonden aan ministeriële kabinetten, die niet in overheidsdienst zijn tewerkgesteld. ".

Art.3. Artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 1. De rijksambtenaren worden benoemd in graden waarvan de hiërarchie vijf niveaus omvat die onderverdeeld zijn in rangen waarvan het aantal door Ons wordt bepaald ".

Art.4. Deel II van hetzelfde besluit dat de artikelen 7 tot 14 omvat wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " DEEL II. - Rechten en plichten.
  Art. 7. De rijksambtenaren hebben het recht op vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun ambt.
  Het is hun enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen.
  De bepalingen van de voorgaande leden gelden eveneens voor de rijksambtenaren die hun ambt hebben neergelegd.
  Art. 8. De rijksambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor de taakvervulling. Ze hebben recht op voortgezette opleiding om te kunnen voldoen aan de evaluatiecriteria en bevorderingsvereisten.
  Tijdens de periodes van afwezigheid die gerechtvaardigd worden door deelneming aan verplichte opleidingsactiviteiten wordt de ambtenaar geacht in actieve dienst te zijn.
  Art. 9. Elke rijksambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen.
  Art. 10. § 1. De rijksambtenaren oefenen hun ambt op loyale en integere wijze uit onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.
  Daartoe dienen zij :
  1° de van kracht zijnde wetten en regelingen alsmede de richtlijnen van de overheid waartoe zij behoren, na te leven;
  2° nauwgezet en correct hun adviezen te formuleren en hun verslagen op te stellen;
  3° de beslissingen, zorgvuldig en plichtsbewust uit te voeren.
  § 2. De rijksambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst welwillend en zonder enige discriminatie.
  Art. 11. § 1. Buiten de uitoefening van hun ambt vermijden de rijksambtenaren elke handelwijze die het vertrouwen van het publiek in hun dienst kan aantasten.
  § 2. Zelfs buiten hun ambt doch ter oorzake ervan, mogen de rijksambtenaren rechtstreeks of bij tussenpersoon, geen giften, beloningen of enig voordeel vragen, eisen of aannemen.
  § 3. De rijksambtenaren houden zich op de hoogte van de ontwikkeling van de technieken, regelingen en onderzoekingen in de materies waarmee ze beroepshalve belast zijn.
  Art. 12. § 1. De rijksambtenaar kan, door overplaatsing, op zijn verzoek worden aangewezen voor een betrekking van zijn graad of van een gelijkwaardige graad die openstaat in een andere dienst van zijn ministerie dan die waartoe hij behoort.
  De gegadigde voor een overplaatsing zendt zijn aanvraag aan de minister onder wie hij ressorteert of aan diens gemachtigde door middel van een formulier waarvan het model wordt bepaald door de minister tot wiens bevoegdheid ambtenarenzaken behoort. De aanvraag wordt gedaan bij ter post aangetekende brief.
  Terzelfder tijd en langs hiërarchische weg zendt de ambtenaar, ter kennisgeving, een afschrift van zijn aanvraag aan het hoofd van het bestuur waaronder hij ressorteert.
  § 2. Om een overplaatsing te verkrijgen moet de rijksambtenaar voldoen aan de voorwaarden inzake beoordeling en administratieve stand die zijn vastgelegd in artikel 75, § 3 alsook aan de voorwaarden die met toepassing van artikel 6 zijn voorgeschreven om de betrekking te bekleden.
  § 3. De kandidaten voor de overplaatsing worden in deze volgorde gerangschikt :
  1° de kandidaat die het oudst in graad is;
  2° bij gelijke graadanciënniteit, de kandidaat met de grootste dienstanciënniteit;
  3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste kandidaat.
  Art. 13. Elke inbreuk op de artikelen 7, 10 en 11 wordt, volgens het geval, bestraft met een van de tuchtstraffen die bepaald zijn bij artikel 77, onverminderd de toepassing van de strafwetten.
  Art. 14. De bepalingen van de artikelen 7, 9, 10 en 11 zijn toepasselijk op de stagiairs. "

Art.5. In artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969, 13 september 1972, 1 augustus 1975 en 12 augustus 1981, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  a) in het eerste lid wordt de bepaling onder 1° vervangen door de volgende tekst :
  " 1° Belg zijn indien de uit te oefenen betrekking al dan niet rechtstreeks deelneming aan de uitoefening van openbaar gezag inhoudt en werkzaamheden omvat strekkende tot bescherming van de algemene belangen van de Staat, ofwel, in de overige gevallen, Belg zijn of burger van de Europese Unie ";
  b) in het eerste lid wordt de bepaling onder 2° vervangen door de volgende tekst :
  " 2° een gedrag hebben dat in overeenstemming is met de eisen van de beoogde betrekking ";
  c) artikel 16 wordt aangevuld met het volgende lid :
  " In afwijking van het eerste lid, 6°, worden de vergelijkende wervingsexamens die georganiseerd worden met het oog op de toekenning van betrekkingen van niveau 3 opengesteld voor de ambtenaren van niveau 4 die niet het vereiste diploma of studiegetuigschrift bezitten ".

Art.6. In artikel 33bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 1982 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 1, eerste lid, wordt als volgt aangevuld :
  " 5° een ambtenaar-generaal van het bestuur waarvoor de stagiair tijdelijk is aangewezen en die tot dezelfde taalrol als hij behoort;
  6° de vormingsdirecteur onder wiens toezicht de stagiair staat;
  7° negen leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties naar rato van drie leden per organisatie. ";
  2° in 2° worden de woorden " wanneer ten minste drie leden " vervangen door de woorden " wanneer ten minste vier leden ";
  3°
  § 3 wordt opgeheven.

Art.7. Artikel 38, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 18 november 1982 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1985, wordt vervangen door het volgende lid :
  " De commissie of de afdeling is paritair samengesteld :
  1° ten minste twee ambtenaren van ten minste rang 13 aangewezen door de minister;
  2° de vormingsdirecteur;
  3° leden aangewezen door de representatieve vakorganisatie naar rato van twee leden ten hoogste per organisatie. "

Art.8. Artikel 53 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De directieraad of, in voorkomend geval, het college van dienstchefs stelt zijn huishoudelijk reglement op. Dit bepaalt ten minste de frequentie van de vergaderingen, het vereiste quorum en de meerderheid die vereist is om te beslissen.
  Dit reglement wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. ".

Art.9. In artikel 54 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden " het hoog toezicht over de beoordeling " vervangen door de woorden " het hoge toezicht over de evaluatie ";
  2° artikel 54 wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Elke individuele beslissing, door de directieraad genomen ten opzichte van een ambtenaar, geschiedt bij geheime stemming ".

Art.10. Deel VII van hetzelfde besluit dat de artikelen 56 tot 62 bevat, wordt door de volgende bepaling vervangen :
  " DEEL VII. - Evaluatie.
  Art. 56. De evaluatie is verplicht voor ieder rijksambtenaar die in werkelijke dienst is.
  Ze heeft tot doel de beroepsbekwaamheden van de ambtenaar te bepalen.
  Art. 57. De evaluatie wordt om de twee jaar aan de ambtenaar medegedeeld. Indien de ambtenaar nieuwe ambten uitoefent zonder daarom een bevordering te hebben gekregen, wordt hem een evaluatie medegedeeld nadat hij zijn ambt gedurende één jaar heeft uitgeoefend.
  Art. 58. De evaluatie geschiedt ten minste door twee hiërarchische meerderen, onder wie de onmiddellijke hiërarchische meerdere. Ze moeten van verschillende rang zijn. Ze worden door de minister aangewezen.
  Vooraleer de evaluatie aan de ambtenaar wordt betekend, wordt hij door de in het eerste lid bedoelde hiërarchische meerderen vooraf opgeroepen voor een onderhoud tijdens hetwelk hij zijn opmerkingen kan doen gelden.
  Art. 59. Indien de ambtenaar ermee niet kan instemmen dat hij niet de meest positieve waardering heeft gekregen, heeft hij de mogelijkheid de zaak wat de inhoud betreft bij de directieraad aanhangig te maken binnen de tien dagen na de betekening.
  De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden; voor zijn verdediging kan hij door de persoon naar eigen keuze bijgestaan worden. Het beroep heeft schortende kracht.
  Art. 60. Behoudens het in artikel 59 bedoelde geval, kan de ambtenaar, indien hij niet kan instemmen met de hem medegedeelde evaluatie, de zaak wat inhoud en vorm betreft bij de beroescommissie inzake evaluatie aanhangig maken binnen de tien dagen na de betekening van de evaluatie. De in artikel 59 bedoelde ambtenaar kan eveneens de zaak bij de beroepscommissie aanhangig maken als hij een vormgebrek kan inroepen. De ambtenaar verschijnt persoonlijk en kan zijn opmerkingen doen gelden; voor zijn verdediging kan hij door de persoon naar eigen keuze bijgestaan worden. Het beroep heeft schortende kracht.
  Art. 61. De beroepscommissie inzake evaluatie is paritair samengesteld uit :
  1° ten minste vier ambtenaren van ten minste rang 13, aangewezen door de minister;
  2° leden aangewezen door de representatieve vakorganisaties naar rato van twee leden per organisatie.
  Tegen de beslissing van de commissie is geen beroep mogelijk.
  Art. 62. In afwijking van artikelen 58 tot 61, wordt een bijzondere procedure van evaluatie en van beroep inzake evaluatie door Ons vastgelegd voor alle ambtenaren-generaal of een deel ervan. "

Art.11. In artikel 72 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 september 1969 en 10 maart 1989, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 2 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " § 2. De vacature van een door verandering van graad of door bevordering te begeven betrekking wordt ter kennis gebracht van de benoembare ambtenaren door een bekendmaking van vacante betrekking.
  De bekendmaking van vacante betrekking wordt ofwel overhandigd aan elk der betrokken ambtenaren in ruil voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt ofwel bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door de betrokkene laatst opgegeven adres.
  Wanneer de ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres. "
  2°
  § 3, eerste lid, wordt vervangen door het volgende lid :
  " Bij bevordering of verandering van graad wordt alleen rekening gehouden met de titels van de ambtenaren die per aangetekende brief gesolliciteerd hebben binnen een termijn van tien dagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag. "
  3° het volgende lid wordt tussen het eerste en het tweede lid ingevoegd :
  " Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden openverklaard. De geldigheid van de sollicitatie is vastgesteld op één maand. "

Art.12. Een artikel 74bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  " Art. 74bis. Onder de door Ons vastgelegde voorwaarden, kan een vacante betrekking van rang 17 of 16, alsook een vacante betrekking van rang 15 waarvan de titularis de verantwoordelijkheid over een bestuur heeft, worden toegekend aan een ambtenaar van niveau 1 die de gunstigste beoordeling heeft, voor een beperkte tijd die de duur van zes jaar niet mag overschrijden. "

Art.13. In artikel 78 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 1, derde lid, wordt opgeheven;
  2° in § 2, eerste lid, worden de woorden " Andere tuchtstraffen dan de terechtwijzing en de blaam " vervangen door de woorden " De tuchstraffen ";
  3° in § 2, tweede lid, worden de woorden ", binnen een termijn van een maand die ingaat op de dag nadat het voorlopig voorstel aan de betrokken ambtenaar is medegedeeld, " ingevoegd tussen de woorden " Deze maakt " en " zijn voorstel over ";
  4°
  § 2, derde lid, wordt als volgt aangevuld :
  " De betrokken ambtenaar kan vragen om gehoord te worden en kan zich bij deze gelegenheid laten bijstaan door de persoon naar eigen keuze ";
  5° in § 4, worden het woord " andere " en de woorden " dan de terechtwijzing of de blaam " geschrapt;
  6°
  § 6, eerste lid, wordt als volgt aangevuld :
  " Ze mag slechts de feiten in aanmerking nemen die de tuchtprocedure gerechtvaardigd hebben ".

Art.14. In artikel 79 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1985, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°
  § 1, eerste lid, wordt vervangen door het volgende lid :
  " Het voorlopige voorstel van tuchtstraf wordt schriftelijk geformuleerd, met redenen omkleed en aan de betrokken ambtenaar medegedeeld ";
  2° een § 4, luidend als volgt wordt ingevoegd :
  " § 4. Niemand kan het voorwerp van een tuchtvordering zijn voor reeds bestrafte feiten ".

Art.15. Een artikel 81bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  " Art. 81bis. Deze titel is toepasselijk op de stagiairs ".

Art.16. In artikel 83 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1985, 21 januari 1987, 12 november 1990 en 20 november 1990, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid, worden de woorden " van de aanvragen om herziening van de beoordeling of de ongunstige vermelding en " geschrapt;
  2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art.17. Artikel 86 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 86. De verzoeker heeft het recht de assessoren te wraken ".

Art.18. Artikel 88 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 88. Om zijn voornemen te kennen te geven beroep in te stellen bij de bevoegde raad van beroep beschikt de ambtenaar hoe dan ook over een termijn van tien dagen ingaande de dag waarop hij het voorstel van maatregel of straf heeft geviseerd ".

Art.19. Artikel 89 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 89. De zaak wordt bij de raad van beroep aanhangig gemaakt door toedoen van de minister of zijn gemachtigde. Deze zendt het volledig dossier van de zaak door. "

Art.20. Artikel 94, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door het volgende lid :
  " De minister motiveert elke met het advies van de raad van beroep niet overeenstemmende beslissing. Hij kan geen andere feiten ter sprake brengen dan die welke het advies van de raad van beroep gemotiveerd hebben. De minister of zijn gemachtigde notificeert de beslissing aan de raad van beroep ".

Art.21. Een artikel 103bis, luidend als volgt, wordt in hetzelfde besluit ingevoegd :
  " Art. 103bis. De rijksambtenaar wiens betrekking wordt afgeschaft en die moet worden herplaatst, wordt geacht in actieve dienst te zijn ".

Art.22. Artikel 107, tweede lid, van hetzelfde besluit, wordt vervangen door het volgende lid :
  " Gedurende de periodes van tuchtschorsing kan de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering of op weddeverhoging niet doen gelden. Er kan hem geen hogere inhouding van wedde worden opgelegd dan die waarin wordt voorzien in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers ".

Art.23. Artikel 112 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 november 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 112. Ambtshalve en zonder opzegging verliest de hoedanigheid van rijksambtenaar :
  1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State; die termijn geldt niet in geval van arglist of bedrog van de ambtenaar;
  2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvoorwaarde, die niet meer zijn burgerlijke en politie rechten geniet, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten of wiens lichamelijke ongeschiktheid behoorlijk werd vastgesteld;
  3° onverminderd de toepassing van artikel 2, derde lid, van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid, de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;
  4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft;
  5° de ambtenaar die wordt afgezet.
  Dit artikel geldt mede voor de stagiairs ".

Art.24. Artikel 113 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 september 1969, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 113. Tot ambtsneerlegging geven aanleiding :
  1° het vrijwillig ontslag; in dit geval mag de ambtenaar slechts na behoorlijke machtiging en na een opzeggingstermijn van ten minste dertig dagen, zijn dienst verlaten;
  2° de inrustestelling.
  De bepaling onder 1° van dit artikel geldt mede voor de stagiairs. "

Art.25. Artikel 114 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 21 november 1991, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 114. Tot ambtsneerlegging geeft eveneens aanleiding de definitief volgens een door Ons bepaalde procedure vastgestelde beroepsongeschiktheid.
  Onder de door Ons te bepalen voorwaarden kan aan belanghebbenden een vergoeding wegens ontslag worden verleend ".

Art.26. Bijlage 1 bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 augustus 1966, 9 maart 1973, 1 augustus 1975, 27 oktober 1978, 12 augustus 1981, 10 februari 1988, 20 februari 1989 en 25 oktober 1991, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
  De volgende diploma's of getuigschriften komen in aanmerking voor de toelating tot de rijksbesturen naargelang van de niveaus :
  NIVEAU 1.
  a) wettelijke diploma's der academische graden van licentiaat, doctor, apotheker, ingenieur of geaggregeerde;
  b) de andere diploma's van licentiaat, doctor, apotheker, ingenieur of geaggregeerde, uitgereikt overeenkomstig de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs, door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, of door de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkestelde instellingen, indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht;
  c) diploma's van licentiaat in de handelswetenschappen, met of zonder bijkomende kwalificatie, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen, van handelsingenieur, van licentiaat in de bestuurswetenschappen, van licentiaat-vertaler, van licentiaat-tolk, van licentiaat in de nautische wetenschappen, van industrieel ingenieur of van architect, uitgereikt overeenkomstig dezelfde wet door een door de Staat of door een der Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van het lange type of door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  d) getuigschrift uitgereikt aan degenen die met vrucht de studies aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling " Alle Wapens " van de Koninklijke Militaire School hebben voleindigd en die krachtens dezelfde wet gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie.
  NIVEAU 1 (OVERGANGSMAATREGEL).
  a) diploma van licentiaat in de politieke wetenschappen, de sociale wetenschappen, de bestuurswetenschappen en de handelswetenschappen ter bekroning van studies die voor 1 oktober 1943 werden aangevangen en die ten minste een cyclus van drie jaar hebben omvat;
  b) diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat;
  c) diploma van licentiaat in de handelswetenschappen, met of zonder bijkomende kwalificatie, van handelsingenieur, van geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen, van licentiaat-vertaler of van licentiaat-tolk, uitgereikt overeenkomstig de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs, door inrichtingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door inrichtingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie;
  d) diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door de afdeling bestuurswetenschappen van het " Instituut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans " te Brussel of door het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene of door het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.
  NIVEAU 2+.
  a) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;
  b) diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen;
  c) diploma van mijnmeter;
  d) diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen of door een door de Staat of door een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  e) kandidaatsdiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, overeenkomstig de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs, ofwel door de Belgische universiteiten met inbegriop van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  f) diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad;
  g) diploma van een afdeling ingedeeld in het economisch hoger of het sociaal hoger onderwijs van het korte type en voor sociale promotie, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen;
  h) getuigschrift ten bewijze van het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling " Alle Wapens " van de Koninklijke Militaire School;
  i) diploma van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3de, 2de of 1ste graad uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen.
  NIVEAU 2+ (OVERGANGSMAATREGELEN).
  a) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen;
  b) kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie die door een inrichting van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een inrichting van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogescholen in de categorie A5;
  c) diploma van burgerlijk conducteur, uitgereikt door een Belgische universiteit;
  d) diloma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad;
  e) diploma van geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs, van lager onderwijzer, lagere onderwijzeres of bewaarschoolonderwijzeres;
  f) diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen, uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur, van scheikundig landbouwingenieur, van ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936;
  g) diploma uitgereikt door een inrichting voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
  h) diploma uitgereikt door een inrichting voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in een van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2An, C1/D, C5/C1/D, C1/An of door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
  i) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, een diploma eist van volledige hogere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2, uitgereikt door een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.
  NIVEAU 2.
  a) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een der Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
  b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat of van een der Gemeenschappen voor het secundair onderwijs uitgereikt bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs;
  c) diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949;
  d) brevet van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e) of van verpleger of verpleegster uitgereikt, hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een der Gemeenschappen ingestelde examencommissie;
  e) einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen;
  f) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;
  g) diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een der Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden.
  NIVEAU 2 (OVERGANGSMAATREGELEN).
  a) getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de acadmische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden voor 8 juni 1964;
  b) gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs;
  c) erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling);
  d) diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht;
  e) gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat;
  f) diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat;
  g) gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de inrichtingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de inrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan;
  h) einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
  i) brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een inrichting voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;
  j) diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
  k) einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen.
  NIVEAU 3.
  a) gehomologeerd getuigschrift van lagere secundaire studies of gelijkwaardig getuigschrift uitgereikt door een van regeringswege samengestelde examencommissie;
  b) diploma waaruit blijkt dat het eerste technisch examen voor het verkrijgen van de titel van meetkundig schatter van onroerende goederen met vrucht werd afgelegd;
  c) getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de lagere secundaire cyclus;
  d) diploma, getuigschrift of attest uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het derde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door een der Gemeenschappen;
  e) diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een lagere secundaire technische leergang van een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden.
  Komen eveneens in aanmerking bij overgangsmaatregel :
  a) studiegetuigschrift waaruit blijkt dat de eerste twee jaren lagere normaalstudies aangevat onder de regeling van kracht op 31 augustus 1957, met vrucht, werden gevolgd;
  b) diploma of studiegetuigschrift waaruit blijkt dat het derde jaar van het middelbaar onderwijs, met vrucht, gevolgd en beëindigd werd voor het schooljaar 1965-1966, in een door de Staat opgerichte, gesubsidieerde of erkende inrichting van middelbaar onderwijs;
  c) diploma, getuigschrift of attest waaruit blijkt dat het derde jaar in een technische school of in een technische afdeling toegevoegd aan een middelbare school opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de hiernavolgende categorieën : A3, A6/A3, A6/C1/A3, A7/A3, A3A, C1, C5/C1, C2Aa, met vrucht, werd gevolgd;
  d) getuigschrift van de lagere secundaire beroepsschool uitgereikt, met vrucht, door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat;
  e) brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de lagere cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een inrichting voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5;
  f) diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
  De rijksambtenaren van het niveau 4 worden vrijgesteld van de voorwaarde inzake diploma- en studievereiste voor de deelneming aan de vergelijkende wervingsexamens van het niveau 3.
  NIVEAU 4.
  Geen enkele vereiste van diploma of studiegetuigschrift word gesteld.
  * * *
  Aangenomen worden eveneens de in overeenstemsming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met een van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften. "

HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid.
Art.27. Een artikel 1ter, luidend als volgt wordt in het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende sommige verloven toegestaan aan personeelsleden van de rijksbesturen en betreffende de afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheid ingevoegd :
  " Artikel 1ter. De gemiddelde maximum arbeidsduur mag 38 uur per week niet overschrijden ".

Art.28. Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 oktober 1987, wordt aangevuld met het volgende lid :
  " De deelneming van een ambtenaar aan een georganiseerde werkonderbreking wordt gelijkgesteld met een periode van dienstanciënniteit. Hij heeft evenwel geen recht op zijn wedde ".

HOOFDSTUK III. - Wijziging van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van de rijksambtenaar in het belang van de dienst.
Art.29. Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 1 juni 1964 betreffende de schorsing van de rijksambtenaren in het belang van de dienst wordt aangevuld als volgt :
  " Hij wordt vooraf gehoord over de feiten die hem ten laste worden gelegd en mag zich laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze ".

Art.30. In artikel 3, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de woorden " mag met niet meer dan de helft worden verminderd; " vervangen door de woorden " mag niet meer worden verminderd dan zoals in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers is vastgesteld; ".

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.31. De bepalingen van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel zijn niet van toepassing op de commissarissen van de federale regering die worden aangewezen bij de toekomstige provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant die per 1 augustus 1994 in functie treden in afwachting dat zij op 1 januari 1995 respectievelijk gouverneur van deze provincies worden.

Art.32. Artikel 16, derde lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 wordt opgeheven op de datum van het in werking treden van bijlage I van ditzelfde koninklijk besluit van 2 oktober 1937, zoals vastgesteld bij artikel 34 van dit besluit.

Art.33. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 7 maart 1992, met uitzondering van :
  1° de artikelen 3, 9, 1°, 10, 12, 16, 18, 19 en 25 die zullen van kracht worden op een door Ons vastgelegde datum;
  (NOTA : Inwerkingtreding van artikel 25, zie KB 1999-04-26/57 , art. 23)
  2° het artikel 5, a), die treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;
  3° het artikel 53, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937, zoals gewijzigd bij dit besluit, die treedt in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.34. Vanaf de eerste dag van de tweede maand volgend op die gedurende welke dit besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt wordt de bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel vervangen door de volgende bijlage :
  " Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel.
  HOOFDSTUK I. - De volgende diploma's of studiegetuigschriften komen in aanmerking voor de toelating tot de rijksbesturen naargelang van de niveaus :
  NIVEAU 1.
  1) Diploma's van :
  - licentiaat;
  - doctor;
  - apotheker;
  - geaggregeerde;
  - burgerlijk ingenieur;
  - landbouwkundig ingenieur;
  - ingenieur voor de scheikunde en de landbouwindustrieën;
  - handelsingnieur;
  - burgerlijk ingenieur-architect;
  - bio-ingenieur;
  - arts;
  - dierenarts;
  uitgereikt door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan de universiteiten verbonden scholen, of dor de bij de wet of bij decreet daarmee gelijkgestelde instellingen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat, zelfs als een gedeelte van die studies niet in een van de voormelde onderwijsinstellingen werd volbracht of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  2) Diploma's van :
  - licentiaat in de handelswetenschappen;
  - geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen;
  - handelsingenieur;
  - licentiaat in de bestuurswetenschappen;
  - licentiaat-vertaler;
  - licentiaat-tolk;
  - licentiaat in de nautische wetenschappen;
  - industrieel ingenieur;
  - architect;
  - licentiaat in de toegepaste communicatie;
  uitgereikt dor een door de Staat of door een van de Gemeenschappen opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling voor hoger onderwijs van het lange type of door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  3) Diploma's van :
  - interieurarchitect;
  - licentiaat in de produktontwikkeling;
  - meester in de muziek, of in de beeldende kunst of in de dramatische kunst of in de audio-visuele kunst;
  uitgereikt door een door de Vlaamse Gemeenschap opgerichte, gesubsidieerde of erkende instelling van hoger onderwijs van het lange type of door een door deze Gemeenschap ingestelde examencommissie.
  4) Getuigschrift uitgereikt aan diegenen die de studies hebben voleindigd
  aan de polytechnische afdeling of aan de afdeling " Alle Wapens " van de Koninklijke Militaire School en die krachtens de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van het hoger onderwijs gerechtigd zijn tot het voeren van de titel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat, met de door de Koning bepaalde kwalificatie.
  NIVEAU 1 (OVERGANGSMAATREGEL).
  1) Diploma uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen en licentiaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden te Antwerpen indien de studies ten minste vier jaar hebben omvat.
  2) Diploma van :
  - licentiaat in de handelswetenschappen;
  - handelsingenieur;
  - geaggregeerde voor het hoger secundair onderwijs in de handelswetenschappen;
  - licentiaat-vertaler;
  - licentiaat-tolk;
  uitgereikt door inrichtingen van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door inrichtingen van technisch onderwijs - gerangschikt als handelshogescholen categorie A5 - of door een door de Staat ingestelde examencommissie.
  3) Diploma of eindgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door :
  - de afdeling bestuurswetenschappen van het " Institut d'enseignement supérieur Lucien Cooremans " te Brussel;
  - het Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen te Elsene;
  - het Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen te Antwerpen.
  NIVEAU 2+.
  1) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere cyclus.
  2) Diploma van meetkundig schatter van onroerende goederen.
  3) Diploma van mijnmeter.
  4) Diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volldig leerplan
  uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen of door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  5) Kandidaatsdiploma of -getuigschrift
  uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie, ofwel door de Belgische universiteiten met inbegrip van de aan die universiteiten verbonden scholen, de bij de wet ermee gelijkgestelde instellingen of de instellingen voor hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen ofwel door een door de Staat of door een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  6) Diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische leergangen van de tweede graad.
  7) Diploma van een afdeling ingedeeld in het economisch hoger of het sociaal hoger onderwijs van het korte type en voor sociale promotie of van hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3e, 2e of 1e graad
  uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen.
  8) Getuigschrift na het slagen voor de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of van de afdeling " Alle Wapens " van de Koninklijke Militaire School.
  NIVEAU 2+ (OVERGANGSMAATREGEL).
  1) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie door de Koloniale Hogeschool van België te Antwerpen of kandidaatsdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor Overzeese Gebieden te Antwerpen.
  2) Kandidaatsdiploma uitgereikt na een cyclus van ten minste twee jaar studie
  door een inrichting van hoger technisch onderwijs van de derde graad of door een inrichting van technisch onderwijs, gerangschikt als handelshogeschool in de categorie A5.
  3) Diploma van burgerlijk conducteur uitgereikt door een Belgische universiteit.
  4) Diploma van technisch ingenieur afgeleverd door een hogere technische school van de tweede graad.
  5) Diploma van :
  - geaggregeerde voor het lager secundair onderwijs;
  - lagere-schoolonderwijzer;
  - lagere-schoolonderwijzeres;
  - bewaarschoolonderwijzeres.
  6) Diploma van gegradueerde in de landbouwwetenschappen,
  uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen van de diploma's van landbouwkundig ingenieur, scheikundig landbouwingenieur, ingenieur voor waters en bossen, koloniaal landbouwkundig ingenieur, tuinbouwkundig ingenieur, boerderijbouwkundig ingenieur, ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936.
  7) Diploma uitgereikt door een inrichting voor het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.
  8) Diploma gerangschikt in een van navolgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2An, C1/D, C5/C1, D, C1/An
  uitgereikt door een inrichting voor hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van regeringswege samengestelde examencommissie.
  9) Diploma gerangschikt in de categorie B3/B1
  uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden door een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating het volgende eist :
  - of een diploma van volledige hogere secundaire studiën;
  - of het welslagen voor een daarmee gelijkgesteld toelatingsexamen;
  - of een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2.
  NIVEAU 2.
  1) Getuigschrift van hoger secundair onderwijs;
  bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs,
  gehomologeerd of uitgereikt door de examencommissie van de Staat of van een van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs.
  2) Diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949.
  3) Brevet van :
  - verpleeg- of ziekenhuisassistent(e);
  - verpleger of verpleegster;
  uitgereikt, hetzij door een door de Staat of één van de Gemeenschappen in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie.
  4) Einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan uitgereikt na het volgen met vrucht door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen.
  5) Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus.
  6) Diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang
  van een inrichting voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van e Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden.
  NIVEAU 2 (OVERGANGSMAATREGEL).
  1) Getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12, van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden voor 8 juni 1964.
  2) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs uitgereikt diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs.
  3) Erkend of aanvaard diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling).
  4) Diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht.
  5) Gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school
  uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat.
  6) Diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2
  uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studiën, met vrucht, door een inrichting van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat.
  7) Gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan,
  uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de inrichtingen voor kunstonderwijs met dat van hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de inrichtingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan.
  8) Einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
  9) Brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere cyclus van een beroepsafdeling
  verbonden aan een inrichting voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5.
  10) Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftif lestijden
  door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.
  11) Einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderdvijftig lestijden
  door een inrichting voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma van lagere secundaire studies of het welslagen voor een daarmede gelijkgesteld toelatingsexamen eist.
  NIVEAU 3. - NIVEAU 4.
  Geen enkele vereiste van diploma of studiegetuigschrift wordt gesteld.
  HOOFDSTUK II. - Aangenomen worden eveneens de in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en studiegetuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften. "

Art. 35. Onze Ministers en Onze Staatssecretaris zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 26 september 1994.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken,
  L. TOBBACK