Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

16 MEI 1994. - Koninklijk besluit betreffende het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen.
Art. 1-5
HOOFDSTUK II. - Het statuut van de vaste secretaris voor het preventiebeleid en de adjunct-secretarissen.
Art. 6-8
HOOFDSTUK III. - Bezoldiging.
Art. 9
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 10-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Organieke bepalingen.
Artikel 1. Bij de Minister van Binnenlandse Zaken wordt een Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid opgericht.

Art.2. Het Vast Secretariaat voor het Preventiebeleid wordt bestuurd door een vaste secretaris, bijgestaan door twee adjunct-secretarissen.

Art.3. De vaste secretaris voor het preventiebeleid is belast met de volgende taken :
  1° het secretariaat van de Hoge Raad voor de Voorkoming van Misdadigheid waar te nemen;
  2° de analyse van de criminaliteit wetenschappelijk te evalueren;
  3° de documentatie terzake te installeren en te exploiteren;
  4° de vorming inzake criminaliteitspreventie te organiseren;
  5° de lokale ondersteuning te coördineren.

Art.4. In het kader van zijn opdrachten informeert de vaste secretaris de Minister van Binnenlandse Zaken over alle elementen die dienstig kunnen zijn voor het beleid inzake criminaliteitspreventie en doet alle voorstellen die hij terzake nuttig acht.

Art.5. Jaarlijks overhandigt de vaste secretaris voor het preventiebeleid aan de Minister van Binnenlandse Zaken een verslag over zijn activiteit.

HOOFDSTUK II. - Het statuut van de vaste secretaris voor het preventiebeleid en de adjunct-secretarissen.
Art.6. De vaste secretaris voor het preventiebeleid en de adjunct-secretarissen worden door Ons aangewezen voor een termijn van vijf jaar, op voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken.
  De aanwijzigingen zijn hernieuwbaar.

Art.7. § 1. Om tot vaste secretaris voor het preventiebeleid te worden aangewezen, moet de kandidaat :
  1° de Belgische nationaliteit hebben;
  2° houder zijn van een diploma, door een universiteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap afgeleverd na een volledige opleidingscyclus;
  3° ten minste 30 jaar oud zijn;
  4° gedurende ten minste 5 jaar wetenschappelijke en/of administratieve functies hebben uitgeoefend die betrekking hebben op criminaliteitspreventie.
  § 2. Om tot adjunct-secretaris te worden aangewezen moet de kandidaat :
  1° de Belgische nationaliteit hebben;
  2° houder zijn van een diploma, door een universiteit van een lidstaat van de Europese Gemeenschap afgeleverd na een volledige opleidingscyclus;
  3° ten minste 30 jaar oud zijn;
  4° gedurende ten minste 3 jaar wetenschappelijke en/of administratieve functies hebben uitgeoefend die betrekking hebben op criminaliteitspreventie.

Art.8. Onder voorbehoud van de bepalingen die inzake sociale zekerheid van toepassing zijn op de niet-vastbenoemde personeelsleden, zijn de bepalingen tot regeling van het administratief statuut van het rijkspersoneel van toepassing op de vaste secretaris voor het preventiebeleid en op de adjunct-secretarissen, met uitzondering echter van de bepalingen inzake werving, beoordeling en loopbaan.

HOOFDSTUK III. - Bezoldiging.
Art.9. § 1. De bepalingen die de bezoldigingsregeling van het personeel van de ministeries regelen zijn van toepassing op de vaste secretaris en de adjunct-secretarissen, met uitzondering van artikel 7, § 4, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de ministeries.
  De wedde van de vaste secretaris voor het preventiebeleid wordt vastgesteld in de weddeschaal 15/1.
  De wedde van de adjunct-secretarissen wordt vastgesteld in de weddeschaal 13/2.
  § 2. De prestaties die werden aanvaard om te voldoen aan de voorwaarde vermeld in artikel 7, § 1, 4° en § 2, 4°, worden in aanmerking genomen voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit.
  § 3. Inzake toelagen en vergoedingen zijn volgende besluiten van toepassing op de vaste secretaris en de adjunct-secretarissen :
  1° koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfskosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries;
  2° koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten;
  3° koninklijk besluit van 26 maart 1965 houdende de algemene regeling van de vergoedingen en toelagen van alle aard toegekend aan het personeel der ministeries;
  4° koninklijk besluit van 26 maart 1965 betreffende de kinderbijslag toegekend aan sommige categorieën van het door de Staat bezoldigd personeel;
  5° koninklijk besluit van 21 mei 1965 tot regeling van de toekenning van een vergoeding wegens begrafeniskosten in geval van overlijden van een lid van het personeel der ministeries;
  6° koninklijk besluit van 30 januari 1979 betreffende de toekenning van een vakantiegeld aan het personeel van 's Lands algemeen bestuur;
  7° koninklijk besluit van 23 oktober 1979 houdende toekenning van een eindejaarstoelage aan sommige titularissen van een ten laste van de Schatkist bezoldigd ambt.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.10. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 16 mei 1994.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Minister van Binnenlandse Zaken,
  L. TOBBACK
  De Minister van Begroting,
  H. VAN ROMPUY