24 MEI 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit.
Art. 1-9
Bijlage.
Art. N
Artikel 1. In artikel 40 van het koninklijk besluit van 2 augustus 1990 houdende het algemeen reglement op de gemeentelijke comptabiliteit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° het eerste lid, 1°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° bij de ontvangsten : de invorderingsrechten, de onverhaalbare posten en de oninvorderbare ontvangsten; "
2° het eerste lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° bij de uitgaven : de vastleggingen en de aanrekeningen. "
3° in het tweede lid, in de Nederlandse tekst, worden de woorden " enkele methode " vervangen door de woorden " methode van enkelvoudig boekhouden ".
Art.2. In artikel 46, § 2, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in 2°, worden de woorden " de ontvanger " vervangen door de woorden " de gemeenteontvanger ".
2° in 3°, wordt de Nederlandse tekst vervangen door de volgende bepaling :
" 3° op het ogenblik dat de gemeenteraad de voorwaarden aanvaardt die de kredietinstelling voor het leningscontract heeft gesteld. "
3° in 4°, worden de woorden " de rekeningen tot vaststelling van de netto te storten winst ingeleverd zijn " vervangen door de woorden " de bedrijfsrekeningen door de gemeenteraad goedgekeurd zijn. "
4° onderdeel 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° bij de kennisgeving van de dividenden en winstaandelen en van het aandeel van de gemeente in het Gemeentefonds. "
5° onderdeel 6° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 6° op de vervaldag van de intresten. "
6° de tekst wordt aangevuld met een 7° luidend als volgt :
" 7° bij het afsluiten van de jaarrekening voor de inkomsten van de gemeente geïnd door de bemiddeling van de ontvangers der directe belastingen, voor de bedragen die ten bate van het af te sluiten dienstjaar aan de gemeente toegekend en nog te innen zijn, met uitsluiting dus van de rechten waarvan de invordering nog hangende is. "
Art.3. In artikel 50 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de Nederlandse tekst van de inleidende zin wordt het woord " tegenover " vervangen door het woord " voor ";
2° onderdeel 1° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet; "
3° onderdeel 2° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° de datum en het nummer van het basisdocument dat het bewijs levert van het invorderingsrecht, de onverhaalbare post of de oninvorderbare ontvangst en, in voorkomend geval, het nummer van de individuele rekening; "
4° onderdeel 5° wordt geschrapt.
Art.4. In artikel 53 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid, in de Nederlandse tekst worden de woorden " inzake belastingen " ingevoegd na het woord " vervolgingen ".
2° het artikel wordt aangevuld als volgt :
" Bij beslissing van het college van burgemeester en schepenen, genomen op basis van een verslag van de gemeenteontvanger, worden de vorderingen van de gemeente, waarvan de invorderbaarheid twijfelachtig is, in de algemene beoekhouding overgeboekt naar een rekening " dubieuze debiteuren ". "
Art.5. In artikel 62 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht :
1° in de Nederlandse tekst van de inleidende zin worden de woorden " elke begrotingsrekening " vervangen door de woorden " elk begrotingsartikel ".
2° onderdeel 1° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° de omschrijving en het bedrag van het begrotingskrediet; "
3° in 2° wordt het woord " eventueel " vervangen door de woorden " in voorkomend geval ".
4° in 3°, van de Nederlandse tekst wordt het woord " waardoor " vervangen door het woord " waarbij ".
5° onderdeel 6° wordt geschrapt.
Art.6. Artikel 75, § 2, 2°, van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 2° de lijst per individuele rekening en per dienstjaar van de nog te innen vastgestelde invorderingsrechten, waarbij de dubieuze debiteuren afzonderlijk worden vermeld. "
Art.7. De bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de bijlage bij dit besluit.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1995, onverminderd de voorschriften van artikel 12, § 2, 1° en 2°, van de wet van 27 mei 1989 houdende wijziging van de nieuwe gemeentewet.
Voor de in artikel 12, § 3, van dezelfde wet, bedoelde gemeenten echter treedt dit besluit in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.9. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van het besluit.
Gegeven te Brussel, 24 mei 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK
Bijlage.
Art. N. Afschrijvingsduur van de goederen volgens hun aard. <Tabel niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 23/06/1994, p. 17082-17084>
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 24 mei 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Binnenlandse Zaken,
L. TOBBACK