3 FEBRUARI 1994. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat en het koninklijk besluit van 19 november 1991 tot wijziging van dat koninklijk besluit van 21 april 1965.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 7 van het koninklijk besluit van 19 november 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Art. 7. In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de inleidende volzin wordt vervangen door de volgende tekst :
" Elk personeelslid krijgt op zijn aanvraag toegang tot rang B, indien het aan de volgende voorwaarden voldoet : ";
2° onderdeel 2° wordt vervangen als volgt :
" 2° houder zijn van een doctorsdiploma dat behaald is na verdediging van een verhandeling in het openbaar of het bewijs leveren dat het, in de tak der wetenschap waarop het ambt betrekking heeft, wetenschappelijk werk heeft verricht dat met een doctoraatsverhandeling vergeleken kan worden luidens een gunstig en met redenen omkleed advies van de commissie; ";
3° in 4°, worden de woorden " de jury " vervangen door de woorden " de commissie ". "
Art.2. Artikel 18, tweede lid, van het koninklijk besluit van 19 november 1991 tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 april 1965 tot vaststelling van het statuut van het wetenschappelijk personeel der wetenschappelijke inrichtingen van de Staat, wordt vervangen als volgt :
" Elk personeelslid dat op 11 augustus 1990 de voorwaarden vervult die bedoeld zijn in artikel 13, 2° tot 4° van het koninklijk besluit van 21 april 1965, mag door de Koning benoemd worden in rang B op voordracht van de bevoegde Minister, vanaf deze datum en op zijn vroegst op de datum van zijn indiensttreding. "
Art.3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 1992.
Art. 4. Onze Ministers en Onze Staatssecretaris zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 3 februari 1994.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Ambtenarenzaken,
L. TOBBACK