27 OKTOBER 1993. - Besluit van de Vlaamse regering houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-08-1995 en tekstbijwerking tot 25-03-2015)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de premie.
Art. 3-6, 6bis, 6ter, 7, 7bis, 8-9
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art. 10-13
HOOFDSTUK V. - Garantiebepalingen ten voordele van de werknemers.
Art. 14-15
HOOFDSTUK VI. - Toezicht en naleving.
Art. 16-18
HOOFDSTUK VII. - (Overgangs- en slotbepalingen.) <BVR 1998-12-08/61, art. 5; Inwerkingtreding : 01-11-1998>
Art. 19, 19bis, 19ter, 19quater, 19quinquies, 19sexies, 19septies, 20-22
1994036267 1995035591 1995036056 1995036548 1996035149 1996035202 1996035457 1996035579 1997035180 1998035272 1998036400 1999035203 1999035217 1999036053 1999036055 1999036091 1999036104 1999036175 2001035016 2001036082 2002035149 2002035168 2002035981 2003035023 2004036539 2005035992 2006036689 2007036134 2008204224 2009201724 2009202687 2010035248 2014036540 2015035308 2015036646 2018010198
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
1° koninklijk besluit nr. 474 : koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen;
2° de minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;
3° (het plaatselijk bestuur : het plaatselijk bestuur, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 474, de autonome gemeentebedrijven, [1 de autonome provinciebedrijven]1 de verenigingen zonder winstoogmerk waarbij het plaatselijk bestuur een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan en de meergemeentezones als vermeld in artikel 9 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op 2 niveaus;) <BVR 2007-06-29/37, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-06-2007>
4° [3 Departement WSE: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;]3
5° het globale aantal personeelsleden : het vastbenoemd, het tijdelijk en het contractueel personeel en de door de diensten van de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde contractuelen, die bij het plaatselijk bestuur en door de regies en verenigingen zonder winstoogmerk, waarbij het plaatselijk bestuur een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan, in dienst zijn; het aantal wordt uitgedrukt in voltijdse equivalenten; worden hierin niet begrepen : de gesubsidieerde contractuelen in projectovereenkomsten, het gesubsidieerd onderwijzend personeel, de stagiairs tewerkgesteld krachtens het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, het personeel tewerkgesteld in het Programma ter bevordering van de Werkgelegenheid;
6° de eigen personeelsleden : het vastbenoemd, het tijdelijk en het contractueel personeel met uitzondering van het gesubsidieerd onderwijzend personeel, de stagiairs tewerkgesteld krachtens het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, het personeel tewerkgesteld in het Programma ter bevordering van de Werkgelegenheid en de door de diensten van de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerde contractuelen, die bij het plaatselijk bestuur in dienst zijn, uitgedrukt in voltijdse equivalenten;
7° (risicogroepen op de arbeidsmarkt :
a) langdurig werklozen : de werklozen die op de dag voor de indiensttreding minstens één jaar uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn;
b) niet-werkende werkzoekenden : de werkzoekenden die op de dag voor de indiensttreding minstens één jaar als werkzoekende ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en in het bezit zijn van maximum een einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift van het algemeen, technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs. De minister kan de studievoorwaarden beperken of verruimen in functie van de noodwendigheden van de arbeidsmarkt;
c) kansengroepen;
d) (leefloongerechtigden;) <BVR 2004-05-14/58, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
e) (gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp;) <BVR 2004-05-14/58, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
f) (Uitkeringsgerechtigd volledig werklozen, niet-werkende werkzoekenden, leefloongerechtigden en gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp die maximaal een diploma behaalden van het hoger secundair onderwijs en die als begeleider worden aangeworven in een initiatief buitenschoolse opvang zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse regering van 24 juni 1997 houdende erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden van initiatieven voor buitenschoolse opvang;) <BVR 2004-05-14/58, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
8° langdurig werkloze jongeren : jongeren die op de dag van de aanwerving de leeftijd van 25 jaar niet hebben bereikt, die de duur van twee jaar uitkeringsgerechtigd volledige werkloosheid bereikten en die op grond van deze duur door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding toegeleid worden naar een begeleid werkervaringsproject;
9° (kansengroepen : die groepen in de samenleving die ondervertegenwoordigd zijn binnen de actieve beroepsbevolking, met name :
a) migranten : alle legaal in ons land verblijvende personen die etnisch afkomstig zijn van buiten de Europese Unie, ongeacht of zij de Belgische nationaliteit hebben;
b) arbeidsgehandicapten : - personen met een handicap die erkend zijn door het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap en ingeschreven zijn als werkzoekende bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
- personen die door de bemiddelingsdienst van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding zijn ondergebracht in de categorie 'gedeeltelijk' of 'zeer beperkt' arbeidsgeschikt;
- personen met maximaal een diploma van buitengewoon secundair onderwijs die ingeschreven zijn als werkzoekende bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
c) ouderen : personen ouder dan 45 jaar;
d) laaggeschoolden : ongeschoold, lager secundair technisch onderwijs of tweede graad technisch onderwijs, algemeen secundair onderwijs, beroeps secundair onderwijs, buitengewoon secundair onderwijs;) <BVR 2001-07-06/48, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-02-2001>
10° hoger premiebedrag : bedrag dat overeenkomt met de wedde van een personeelslid van de diensten van de Vlaamse regering bezoldigd in een wervingsgraad op 1 januari 1990, evenwel beperkt tot 90 % voor de wervingsgraden waarvoor een diploma van het universitair onderwijs of van het hoger onderwijs van het lange type vereist is en tot 95 % voor de wervingsgraden waarvoor een diploma van het hoger onderwijs van het korte type, het hoger kunstonderwijs of het technisch hoger onderwijs van de derde graad vereist is. Dit bedrag mag echter de loonkost van de gesubsidieerde contractueel niet overtreffen;
11° jongerenpremie : het bedrag dat overeenkomt met het gewaarborgd gemiddeld minimum maandinkomen zoals bepaald in de terzake geldende collectieve arbeidsovereenkomsten, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad;
12° contingentovereenkomst : overeenkomst die tussen de minister en het plaatselijk bestuur wordt gesloten met het oog op de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen met premies zoals bedoeld in de artikelen 3 en 6 van dit besluit;
13° projectovereenkomst :
a) overeenkomst die tussen de minister en het plaatselijk bestuur wordt gesloten met het oog op de aanwerving van gesubsidieerde contractuelen met premies zoals bedoeld in de artikelen (6bis, 6ter, 7, 7bis en 8) van dit besluit; <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
b) overeenkomst die tussen de minister en het plaatselijk bestuur wordt gesloten met het oog op de aanwerving van langdurig werkloze jongeren, zoals bedoeld in 8° van dit artikel; eenzelfde projectovereenkomst kan worden ingediend voor de tewerkstelling van werklozen zoals bedoeld in 7° en 8° van dit artikel; (NOTA : het BVR 1996-03-05/42, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-02-1996, beschikt dat de woorden "7 en 8" door de woorden "6bis, 7 en 8" worden vervangen; waarschijnlijk werden de punten 7 en 8 van artikel 1 met artikelen 7 en 8 verward.)
14° begeleidingsplan : plan dat een overzicht bevat van de inspanningen waartoe de werkgever zich verbindt op het vlak van begeleiding en/of opleiding van de gesubsidieerde contractuelen in het algemeen en van iedere gesubsidieerde contractueel in het bijzonder.
(15° zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden : werkzoekenden die niet voldoen aan de voorwaarden zoals bepaald in artikel 1, § 2 van het koninklijk besluit van 3 mei 1999 tot uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, m, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders betreffende de herinschakeling van zeer moeilijk te plaatsen werklozen) (, zoals bepaald in artikel 15bis van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 2, § 5, eerste lid van de wet van 7 augustus 1974 tot instelling van het recht op een bestaansminimum of zoals bepaald in artikel 15bis van het koninklijk besluit van 9 februari 1999 genomen tot uitvoering van artikel 57quater van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn) en die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden maar die onder begeleiding in staat zijn tot het verrichten van arbeid op maat. <BVR 1999-06-08/59, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 1999-07-01> <BVR 2001-07-24/44, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
Onder persoons- en omgevingsgebonden factoren wordt verstaan :
1° op de dag voor de indienstneming ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als niet-werkende werkzoekende en tegelijkertijd voldoen aan volgende voorwaarden :
- fysieke of psychische of sociale beperkingen en moeilijkheden hebben;
- een begeleidingstraject volgen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of van een door deze Dienst erkende derde of Vlaamse openbare instelling waarmee deze Dienst een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten;
- op de dag voor de indienstneming ononderbroken gedurende een periode van minstens 5 jaar inactief zijn;
- geen hoger diploma, getuigschrift of brevet hebben behaald dan lager secundair onderwijs, buitengewoon hoger secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs;
2° op de dag vóór de indienstneming werknemer zijn in een door de minister erkende sociale werkplaats;) <BVR 1998-12-08/61, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-11-1998>
(16° sociale werkplaats : voorziening erkend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen, die tot doel heeft werkgelegenheid te verschaffen in een beschermde arbeidsomgeving door het opzetten van een bedrijfsactiviteit;) <BVR 1998-12-08/61, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-11-1998>
(17° zeer langdurig werklozen : de werklozen die op de dag voor de indiensttreding zonder onderbreking minstens 24 maanden volledig vergoede werklozen zijn;
18° zeer langdurig werkzoekenden : de niet-werkende werkzoekenden die op de dag voor de indiensttreding minstens :
- 24 maanden als werkzoekende ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
- gedurende deze periode niet volledig vergoede werklozen waren;
- gedurende deze periode noch in loondienst werkten, noch een zelfstandig beroep uitoefenden;
19° (gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp : personen van vreemde nationaliteit, die zijn ingeschreven in het vreemdelingenregister met een machtiging tot verblijf voor onbeperkte tijd, en die omwille van hun nationaliteit geen aanspraak kunnen maken op het recht op maatschappelijke integratie maar wel gerechtigd zijn op financiële maatschappelijke hulp;) <BVR 2004-05-14/58, art. 2, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
(20° begeleidingsactie : elke collectieve of individuele begeleidingsactie vanwege de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of een door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende derde zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 2 van het Charter van de Werkzoekende, zoals gevoegd bij het decreet van 31 maart 1993 houdende de vaststelling van het Charter van de Werkzoekende;) <BVR 1997-06-17/38, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
(21° derde : elke door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding erkende instantie waarmee een samenwerkingsovereenkomst zoals bepaald in artikel 7bis, § 11 van dit besluit gesloten werd.) <BVR 1997-06-17/38, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
(22° voltijdse uurregeling : de voltijdse uurregeling op de werknemer van toepassing en bepaald in het arbeidsreglement of in elk ander document dat hiertoe wordt bijgehouden wanneer de werkgever geen arbeidsreglement moet opmaken.) <BVR 1997-06-17/38, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
(23° opleider : gesubsidieerde contractueel die wordt aangeworven binnen een opleidingsproject, zoals bedoeld in artikel 8 van dit besluit, voor het verzorgen van opleiding en begeleiding van de cursisten in het eigen opleidingsproject. Daarnaast kan hij opleiding en/of begeleiding verzorgen in opdracht van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en/of van externe promotoren;
24° herintreder : persoon die wenst in te treden of her in te treden in de arbeidsmarkt en aan volgende voorwaarden voldoet :
- is ingeschreven als werkzoekende;
- heeft geen beroepsactiviteit uitgeoefend gedurende de periode van 3 jaar die de intreding in de arbeidsmarkt voorafgaat;
- heeft geen werkloosheids-, wacht- of onderbrekingsuitkering genoten gedurende de periode van 3 jaar die de intreding in de arbeidsmarkt voorafgaat;
25° gedetineerden : personen in hechtenis, vanaf 18 maanden voor de mogelijke invrijheidstelling;
26° politieke vluchtelingen : asielzoekers die het statuut van erkende vluchteling hebben verkregen of wiens aanvraag tot erkenning ontvankelijk is verklaard en die beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt;
27° promotoren : organisaties die opleidingsprojecten, zoals bedoeld in artikel 8 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen en van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, en/of werkervaringsprojecten, zoals bedoeld in het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten en in artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen en in artikel 7bis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, inrichten.) <BVR 1999-06-01/45, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-09-1998>
(28° knelpuntberoepen : een beroep dat voorkomt op de jaarlijkse lijst knelpuntberoepen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding; ) <BVR 2001-07-06/48, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-02-2001>
(29° arbeidszorgmedewerker : persoon die omwille van persoonsgebonden redenen niet of niet meer kan werken onder een arbeidscontract in het reguliere of beschermd tewerkstellingscircuit en die toegeleid wordt via de geïntegreerde basisdienstverlening van de Lokale Werkwinkel of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding om binnen een productieve en/of dienstverlenende setting arbeidsmatige activiteiten uit te voeren die reële kansen bieden tot sociale interactie en participatie in de samenleving en daartoe met een sociale werkplaats een arbeidszorgovereenkomst heeft afgesloten;
30° arbeidszorgovereenkomst : overeenkomst tussen een sociale werkplaats en een arbeidszorgmedewerker die geen arbeidsovereenkomst is en waarbij de volgende elementen bepaald worden :
- de tijdsbesteding van de arbeidszorgmedewerker
- de frequentie, aard en de omvang van de activiteiten
- de plaats waar de activiteiten plaatsvinden
- de eventuele onkostenvergoeding
- de regelingen met betrekking tot de verzekeringen, werkkledij, veiligheidsinstructies en hygiëne
- de modaliteiten van begeleiding
- de wijze van beëindigen van de overeenkomst.) <BVR 2001-12-14/73, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2001>
31° (...) <BVR 2008-07-10/91, art. 1, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(32° (...) <BVR 2008-07-10/91, art. 1, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
33° trajecttoewijzer : dienst binnen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding die het traject van de gesubsidieerde contractueel naar het reguliere arbeidscircuit bepaalt;
34° (...);) <BVR 2005-07-08/46, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2005> <BVR 2008-07-10/91, art. 1, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
[2 35° WIP-doelgroep :
a) de niet-werkende werkzoekende die in het kader en voor de duur van het WIP wordt tewerkgesteld en die op de dag voor zijn indiensttreding minstens twaalf maanden als werkzoekende ingeschreven is bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. De niet-werkende werkzoekenden is gedurende die periode geen volledig vergoede werkloze geweest, en heeft niet in loondienst gewerkt of een zelfstandig beroep uitgeoefend;
b) de werkzoekende die in het kader en voor de duur van het WIP wordt tewerkgesteld, en die op de dag voor zijn indiensttreding minstens twaalf maanden volledig vergoede werkloze is;
36° WIP : het Werkgelegenheidsplan en krachtlijnen voor het Investeringsplan van 18 december 2009.]2
----------
(1)<BVR 2009-05-08/11, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2010-03-12/05, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 10-03-2010>
(3)<BVR 2014-06-20/29, art. 1, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied.
Art.2. § 1. (In toepassing van artikel 5, § 2, derde lid, van het koninklijk besluit nr. 474 wordt het toepassingsgebied betreffende de werknemers als volgt bepaald :
1. de werklozen die op de dag voor hun indiensttreding sedert ten minste zes maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn of uitkeringsgerechtigd volledig werklozen die in de loop van het jaar dat hun indiensttreding voorafgaat, ten minste zes maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn geweest;
2. de niet-werkende werkzoekenden, die op de dag voor hun indiensttreding sedert ten minste zes maanden binnen de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ingeschreven zijn als werkzoekende;
3. (leefloongerechtigden;) <BVR 2004-05-14/58, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
4. (gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp;) <BVR 2004-05-14/58, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
5. de werknemers van het Derde Arbeidscircuit;
6. de gesubsidieerde contractuelen;
7. de doelgroepwerknemers van een erkende sociale werkplaats zoals geregeld bij het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;
8. de werknemers tewerkgesteld op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 17 juni 1997 houdende harmonisering van diverse stelsels werkervaringsprojecten;
9. de werknemers tewerkgesteld op basis van artikel 63 tot en met artikel 69 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding;
10. de herintreders;
11. de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen die worden aangeworven als opleider in een opleidingsproject, zoals bepaald in artikel 8;
12. de niet-werkende werkzoekenden die worden aangeworven als erkend omkaderingspersoneelslid in een sociale werkplaats zoals erkend bij decreet van 14 juli 1998;
13. de niet-werkende werkzoekenden of uitkeringsgerechtigd volledig werklozen die behoren tot de kansengroepen of die tewerkgesteld worden in een knelpuntberoep;) <BVR 2001-07-06/48, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-02-2001>
§ 2. In toepassing van artikel 5, § 2, derde lid van het koninklijk besluit nr. 474, kan de minister de periodes bepalen die met de werkloosheidsduur van een uitkeringsgerechtigd volledig werkloze of met de periode van inschrijving als werkzoekende gelijkgesteld worden.
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van de premie.
Art.3.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/07, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.4.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/07, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.5.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/07, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.6.
<Opgeheven bij BVR 2015-02-27/07, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. 6bis.<BVR 1998-12-08/61, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-11-1998> § 1. In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie op basis van het aantal door de minister erkende werknemers, die zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden moeten zijn.
De persoonsgebonden, degressieve loonpremie bedraagt zowel voor jaar 1 als jaar 2 van de tewerkstelling F 600 000 op jaarbasis.
Vanaf het derde jaar van tewerkstelling van de erkende werknemer bedraagt het jaarbedrag van de loonpremie F 540 000.
Voor de vaststelling van de loonpremie zoals bepaald in het tweede en het derde lid van dit artikel wordt rekening gehouden met de periode van tewerkstelling in het kader van het artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht vóór de gelding van onderhavig wijzigingsbesluit.
Bij de definitieve vervanging van een erkende werknemer start de persoonsgebonden, degressieve loonpremie bij jaar 1, in zoverre de sociale werkplaats aantoont dat de te vervangen werknemer tewerkgesteld wordt op de reguliere arbeidsmarkt, in een erkende sociale werkplaats, in het Derde Arbeidscircuit, volgens de bepalingen van dit besluit met uitzondering van een tewerkstelling in het kader van artikel 7bis of volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen met uitzondering van een tewerkstelling in het kader van artikel 7bis.
Deze regeling is eveneens van toepassing wanneer de uitdiensttreding van de erkende werknemer buiten de wil om van de sociale werkplaats gebeurt. Bij betwistingen beslist de minister. (Het [1 Departement WSE]1) brengt ten aanzien van de minister hiertoe, na overleg met de trajectbegeleider, een advies uit. <BVR 2008-07-10/91, art. 2, 1°, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
De loonpremie van de werknemer die met een vervangingscontract wordt tewerkgesteld ter vervanging van een erkende werknemer stemt overeen met het jaarbedrag dat door de titularis zou worden ontvangen.
In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen eveneens aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie voor de vervanger van een erkende werknemer, die in het kader van zijn individueel herinschakelingsproject tijdens de duur van zijn tewerkstelling een stage in het reguliere arbeidscircuit of een beroepsopleiding volgt onder de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het terbeschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
(§ 1bis. Als aanvulling op de loonpremie en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een toelage voor de eindejaarspremie op basis van het aantal door de minister erkende werknemers, die zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden moeten zijn, vermeld in § 1.
Het bedrag van deze toelage bedraagt per voltijds equivalent erkende werknemer :
2006 : 170,90 euro
2007 : 381,24 euro
2008 : 591,59 euro
2009 : 797,55 euro
=> 2010 : 1007,89 euro) <BVR 2006-09-22/39, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 2. In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen de erkende sociale werkplaatsen ook aanspraak maken op een omkaderingspremie à rato van één voltijds omkaderingspersoneelslid per 5 voltijds equivalente erkende aangeworven werknemers.
Het jaarbedrag van de omkaderingspremie wordt vastgesteld op (12 550 euros) per voltijds equivalent omkaderingspersoneelslid. <BVR 2002-12-13/46, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Voor de toepassing van het eerste lid wordt tijdens de in § 5 van dit artikel voorziene vervangingstermijn de erkende werknemer geacht nog te zijn aangeworven.
(§ 2bis. In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen de erkende sociale werkplaatsen, aan wie minimaal 10 voltijds equivalente werknemers toegekend zijn, aanspraak maken op een omkaderingspremie à rato van één voltijds omkaderingspersoneelslid per 5 voltijds equivalente arbeidszorgmedewerkers die arbeidsmatige activiteiten uitvoeren in de sociale werkplaats.
Het maximum aantal arbeidszorgmedewerkers waarmee rekening gehouden wordt voor het bepalen van deze omkaderingspremie bedraagt 1 voltijds equivalente arbeidszorgmedewerker per 5 voltijds equivalente erkende werknemers.
Het jaarbedrag van de omkaderingspremie zoals bepaald in het eerste lid wordt vastgesteld op 22.000 euro per voltijds equivalent omkaderingspersoneelslid.
De arbeidszorgmedewerkers worden toegeleid door de geïntegreerde basisdienstverlening van de Lokale Werkwinkel of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding op basis van een verslag waaruit blijkt dat de arbeidszorgmedewerker omwille van persoonsgebonden redenen niet of niet meer kan werken onder een arbeidscontract in het regulier of beschermd tewerkstellingscircuit;
Om aanspraak te kunnen maken op de omkaderingspremie zoals bepaald in het eerste lid verbindt de sociale werkplaats zich ertoe :
1° een arbeidszorgovereenkomst af te sluiten met elke arbeidszorgmedewerker die aan de sociale werkplaats werd toegewezen en werd toegeleid door de geïntegreerde basisdienstverlening van de Lokale Werkwinkel of de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
2° een verzekering aan te gaan voor de burgerlijke aansprakelijkheid van elke arbeidszorgmedewerker voor schade toegebracht tijdens de arbeidsmatige activiteiten uitgevoerd in de sociale werkplaats of op weg naar en van de sociale werkplaats;
3° een verzekering aan te gaan voor de lichamelijke en materiële schade geleden door elke arbeidszorgmedewerker tijdens de arbeidsmatige activiteiten uitgevoerd in de sociale werkplaats of op weg naar en van de sociale werkplaats;
4° binnen de 3 maanden na het sluiten van de arbeidszorgovereenkomst in overleg met de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding een individueel begeleidingsplan op maat van de arbeidszorgmedewerker op te stellen, waarin een overzicht gegeven wordt van de inspanningen waartoe de werkgever zich verplicht op het vlak van de begeleiding;
5° de omkaderingspremie uitsluitend in te zetten voor de begeleiding van de arbeidszorgmedewerkers;
6° externe doelgroepbewaking van de arbeidszorgmedewerkers te aanvaarden;
7° zich in te schakelen in een regionaal netwerk van arbeidszorginitiatieven.
Om aanspraak te kunnen maken op de omkaderingspremie zoals bepaald in het eerste lid dient de sociale werkplaats een aanvraag in op een door (het [1 Departement WSE]1) ter beschikking gesteld formulier. Het onderzoek van de aanvraag gebeurt door de administratie die ten aanzien van de minister een advies verleent. De minister bepaalt de maximale omkaderingspremie op basis van het aantal voltijds equivalente arbeidszorgmedewerkers zoals bepaald in het tweede lid. <BVR 2008-07-10/91, art. 2, 1°, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
De minister kan de toekenning van de omkaderingspremie zoals bepaald in het eerste lid stopzetten, indien de voorwaarden zoals vermeld in deze paragraaf niet vervuld worden. Deze beslissing kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk werd vastgesteld. Onrechtmatig verkregen omkaderingspremies worden ingevorderd of ingehouden op de later aan de sociale werkplaats verschuldigde bedragen. <BVR 2001-12-14/73, art. 2, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2001>
(§ 2ter. Als aanvulling op de omkaderingspremie en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een toelage voor de eindejaarspremie op basis van het aantal door de minister erkende omkaderingspersoneelsleden.
Het bedrag van deze toelage bedraagt per voltijds equivalent erkend omkaderingspersoneelslid :
2006 : 139,18 euro
2007 : 305,75 euro
2008 : 472,31 euro
2009 : 637,36 euro
vanaf 2010 : 803,92 euro) <BVR 2006-09-22/39, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(§ 2quater. In het kader van managementondersteuning en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een managementsubsidie op basis van het aantal door de minister erkende werknemers, vermeld in § 1, en omkaderingspersoneelsleden.
Het bedrag van deze managementsubsidie bedraagt per voltijds equivalent erkende werknemer of omkaderingspersoneelslid :
2006 : 40 euro
2007 : 80 euro
2008 : 120 euro
2009 : 160 euro
vanaf 2010 : 200 euro) <BVR 2006-09-22/39, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 3. Het bedrag van de loonpremie en de omkaderingspremie evolueert op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de gezondheidsindex, met als basismaand november 1998.
(Het bedrag van de toelage voor de eindejaarspremie en de managementsubsidie evolueert op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de gezondheidsindex, met als basismaand januari 2006.) <BVR 2006-09-22/39, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 4. (In toepassing van artikel 4 § 2 van het koninklijk besluit nr. 474 en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen stelt de minister maandelijks het bedrag vast dat (het [1 Departement WSE]1) stort voor de tiende van de lopende kalendermaand.) <BVR 2001-12-14/73, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2001> <BVR 2008-07-10/91, art. 2, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
(Het bedrag van de loonpremie en van de toelage voor de eindejaarspremie, vermeld in § 1bis, wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand berekend op basis van de effectieve tewerkstelling. Er is slechts recht op een loonpremie en een toelage voor de eindejaarspremie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.) <BVR 2006-09-22/39, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
(Het bedrag van de omkaderingspremie, zoals bedoeld in § 2, wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand en rekening houdend met de bepalingen van § 2, berekend op basis van de tewerkstelling van een omkaderingspersoneelslid.
Het bedrag van de omkaderingspremie, zoals bedoeld in § 2bis, wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand en rekening houdend met de bepalingen van § 2bis, berekend op basis van de tewerkstelling van een omkaderingspersoneelslid. Er is evenwel slechts recht op een premie in verhouding tot de werkelijk verrichte arbeidsmatige activiteit vanwege arbeidszorgmedewerkers. Voor het berekenen van deze arbeidsmatige activiteit vanwege arbeidszorgmedewerkers worden 30 uren arbeidsmatige activiteit gelijkgesteld met een voltijds equivalente activiteit, ten opzichte waarvan de effectief gepresteerde uren op evenredige wijze verrekend worden.) <BVR 2001-12-14/73, art. 3, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2001>
(Het bedrag van de toelage voor de eindejaarspremie, vermeld in § 2ter, wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand berekend op basis van de effectieve tewerkstelling van het erkende omkaderingspersoneelslid. Er is slechts recht op een toelage voor de eindejaarspremie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties.
Het bedrag van de managementsubsidie wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand forfaitair vastgesteld op basis van de effectieve tewerkstelling met daarbij een geleverde arbeidsprestatie of gelijkgestelde arbeidsprestatie van de erkende werknemer of het omkaderingspersoneelslid.) <BVR 2006-09-22/39, art. 3, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
§ 5. De indienstneming van de erkende werknemer gebeurt binnen de zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot erkenning. Voor sociale werkplaatsen waar een aanwerving in fases aangewezen is, gaan de aanwervingstermijnen slechts in op de data vermeld in de erkenningsbeslissing.
Met iedere uitbreiding van de erkenning gaat een nieuwe aanwervingstermijn in van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot uitbreiding of wijziging.
Met iedere wijziging van de erkenning gaat een nieuwe vervangingstermijn in van drie maanden voor de arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot wijziging.
Een uitdienstgetreden erkende werknemer kan worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen werknemer.
De minister kan een éénmalige verlenging van de vervangingstermijn van maximaal drie maanden toestaan indien de sociale werkplaats het bewijs levert dat het verstrijken van de vervangingstermijn zonder de indienstname van een werknemer buiten haar wil om is gebeurd.
Na de termijn vermeld in de leden 1 tot en met 4 van deze paragraaf vervalt het recht op de toegekende loonpremie.
§ 6. De loonpremie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere tussenkomst in de loonkosten die bij decreet of besluit aan eenzelfde tewerkstelling wordt toegekend. De sociale werkplaats moet de minister onmiddellijk op de hoogte brengen, wanneer hij een andere tussenkomst in de loonkost van een werknemer ontvangt.
----------
(1)<BVR 2014-06-20/29, art. 2, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
Art. 6ter. <Ingevoegd bij BVR 1996-03-26/34, art. 2; Inwerkingtreding : 01-03-1996> § 1. In toepassing van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit nr. 474 en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kan de minister het jaarbedrag van de premie vaststellen op BEF 500 000 voor de aanwerving van laaggeschoolde langdurig werklozen of laaggeschoolde langdurig werkzoekenden of laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers.
De minister kan een premiebedrag toestaan lager dan BEF 500 000 wanneer de werkgever door middel van de tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen inkomsten kan verwerven.
§ 2. Aanwervingen op basis van premietoekenningen zoals voorzien in § 1, kunnen slechts gebeuren ten laatste tot (31 december 1997). Per individuele tewerkstelling wordt de premie vastgesteld voor een periode die niet meer bedraagt dan 12 maanden. <BVR 1997-01-21/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
§ 3. Per bevoegdheidsgebied van (een Sociaal-Economische Raad van de Regio) moeten de laaggeschoolde langdurig werklozen en de laaggeschoolde bestaansminimumtrekkers tenminste 95 % van het totaal aantal toegekende arbeidsplaatsen bezetten. <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 1°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
Art.7.§ 1. In toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 kan de minister een hoger premiebedrag vaststellen voor de aanwerving van personen uit de risicogroepen op de arbeidsmarkten, binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet, een jongerenpremie voor de aanwerving van langdurig werkloze jongeren, die worden tewerkgesteld in begeleide werkervaringsprojecten.
De minister kan een premiebedrag toestaan lager dan het hoger premiebedrag of de jongerenpremie wanneer de werkgever door middel van tewerkstelling van gesubsidieerde contractuelen inkomsten kan verwerven.
§ 2. In de projectovereenkomst verbindt de werkgever zich ertoe deze betrekkingen te laten bekleden door personen die toegeleid worden via een begeleidingsactie.
De minister bepaalt de begeleidingsacties die hiervoor in aanmerking komen.
De werkgever moet voor de gesubsidieerde contractuelen, tewerkgesteld in een werkervaringsproject, een begeleidingsplan indienen. Dit begeleidingsplan wordt jaarlijks door (het [1 Departement WSE]1) geëvalueerd. <BVR 2008-07-10/91, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
(§ 3. Voor de tewerkstelling van personen uit risicogroepen in werkervaringsprojecten wordt per individuele tewerkstelling het hoger premiebedrag vastgesteld voor een periode die niet meer bedraagt dan 12 maanden. Enkel wanneer (de bevoegde Sociaal-Economische Raad van de Regio) dit toestaat, kan deze individuele tewerkstelling met behoud van het hoger premiebedrag voor onbepaalde duur worden verlengd.) <BVR 1999-06-08/67, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-07-1999> <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 2°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
§ 4. Per bevoegdheidsgebied van (een Sociaal-Economische Raad van de Regio) moeten de (vrouwen, migranten en arbeidsgehandicapten) worden tewerkgesteld in verhouding tot hun aandeel in de beroepsbevolking van dit gebied. <BVR 2001-07-06/48, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-02-2001> <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 1°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
Per bevoegdheidsgebied van een subregionaal tewerkstellingscomité moeten langdurig werklozen en (leefloongerechtigden) tezamen minimum 95 % van het aantal toegekende arbeidsplaatsen bezetten. <BVR 2004-05-14/58, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
§ 5. In het kader van de bij dit artikel bedoelde begeleide werkervaringsprojecten en binnen het door de minister vastgestelde contingent wordt een aantal arbeidsplaatsen voorbehouden voor gemeenten erkend door het Vlaams Fonds voor de Integratie van Kansarmen; per gemeente wordt enerzijds 25 % hiervan voorbehouden voor migranten die niet tot de Europese Gemeenschap behoren en anderzijds 25 % voor (leefloongerechtigden). <BVR 2004-05-14/58, art. 5, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
§ 6. In de projectovereenkomst kan door de minister een minimumnorm van vertegenwoordiging van deze doelgroepen worden vastgesteld.
----------
(1)<BVR 2014-06-20/29, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
Art. 7bis.<BVR 2008-07-10/91, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009> § 1. Met toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kan de minister in het kader van werkervaring een loon- en omkaderingspremie toekennen voor de aanwerving van de volgende categorieën van personen :
1° de zeer langdurig werkzoekenden;
2° de deeltijds lerenden met draaglast;
3° de personen met een psychologische, psychiatrische, medische, mentale of sociale beperking;
4° de personen die minder dan 12 maanden recht hebben op een leefloon en de personen die minder dan 12 maanden recht hebben op financiële maatschappelijke hulp;
[1 5° de WIP- doelgroep.]1
§ 2. De loonpremie bedraagt jaarlijks :
1° maximaal 8.600 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is;
2° maximaal 13.760 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling;
3° maximaal 17.200 euro bij een voltijdse tewerkstelling.
§ 3. De omkaderingspremie, toegekend aan de plaatselijke besturen, bedraagt per toegekende gesubsidieerde contractueel maximaal 25 % van de loonpremie.
De aanvullende omkaderingspremie, toegekend aan de leerwerkbedrijven, bedraagt op jaarbasis :
1° maximaal 1.000 euro bij een tewerkstelling waarvan de uurregeling minstens halftijds is;
2° maximaal 1.600 euro bij een tewerkstelling die minstens vier vijfde bedraagt van de voltijdse uurregeling;
3° maximaal 2.000 euro bij een voltijdse tewerkstelling.
§ 4. De premies vermeld in § 1, § 2 en § 3, worden alleen verworven als de reglementering, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 betreffende de werkervaring integraal wordt nageleefd.
----------
(1)<BVR 2010-03-12/05, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 10-03-2010>
Art.8. <BVR 1999-06-01/45, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 01-09-1998> In toepassing van artikel 4, § 2 van het koninklijk besluit nr. 474 kan bij projectovereenkomst een hoger premiebedrag worden vastgesteld voor opleiders, tewerkgesteld in projecten die aan de volgende voorwaarden voldoen :
1° a) voor de eigen cursisten doelgroepgerichte opleidingen organiseren die een schakelfunctie vervullen naar tewerkstelling of verdere opleiding en die complementair zijn met de opleidingen die door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding worden georganiseerd. Daarnaast kunnen deze opleidingen ook georganiseerd worden in opdracht van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en/of van externe promotoren;
b) instaan voor begeleiding van de eigen cursisten. Daarnaast kan ook voor begeleiding ingestaan worden in opdracht van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en/of van externe promotoren;
2° prioritair als cursist toelaten :
a) werkzoekenden die aan de volgende voorwaarden voldoen :
- voorafgaand aan de cursus onafgebroken gedurende ten minste één jaar als werkzoekende ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding; één dag als werkzoekende ingeschreven zijn volstaat indien de cursist het (leefloon) geniet, indien hij hoogstens lager onderwijs genoot, indien hij studies heeft gedaan in het bijzonder of buitengewoon onderwijs of indien hij herintreder is; <BVR 2004-05-14/58, art. 7, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004>
- geen hoger diploma behaald hebben dan lager secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs; herintreders mogen geen hoger diploma behaald hebben dan hoger secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs;
b) gedetineerden, en politieke vluchtelingen.
Art.9. Een plaatselijk bestuur kan enkel aanspraak maken op projecten vermeld in de artikelen (6bis, 6ter, 7, 7bis en 8), indien aan de in de contingentovereenkomst opgelegde criteria wordt voldaan. <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
HOOFDSTUK IV. - Procedure.
Art.10.§ 1. Het plaatselijk bestuur dat gesubsidieerde contractuelen wenst aan te werven, richt een aanvraag tot de administratie, gebruik makend van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door (het [1 Departement WSE]1). <BVR 2008-07-10/91, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
§ 2. Het onderzoek van de aanvraag geschiedt door de bevoegde dienst van (het [1 Departement WSE]1). <BVR 2008-07-10/91, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
§ 3. (De projecten zoals bedoeld bij de artikelen 6bis, 6ter, (7 en 8) worden aan het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité onderworpen. <BVR 2008-07-10/91, art. 5, 1°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(De Sociaal-Economische Raad van de Regio) in wiens ambtsgebied de plaats van tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen is gelegen, brengt ten aanzien van de minister een gemotiveerd advies uit binnen zevenentwintig dagen te rekenen vanaf de derde dag nadat de adviesaanvraag is verstuurd. Indien er verschillende plaatsen van tewerkstelling zijn, is (de Sociaal-Economische Raad van de Regio) bevoegd in wiens ambtsgebied de plaats ligt van waaruit het project wordt gecoördineerd, met uitzondering van de projecten bedoeld in de artikelen 6bis, 7 en 7bis waarover (elke Sociaal-Economische Raad van de Regio) een advies uitbrengt. <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 3° en art. 3, 4°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
Dit advies heeft inzonderheid betrekking op het belang van het project in het kader van de regionale tewerkstellingspolitiek, op de waarborgen inzake een goede voltooiing van de geplande werkzaamheden en op het eventueel samenvallen of de eventuele concurrentie van die werkzaamheden met andere regionale initiatieven en met de commerciële sector, op de complementariteit ten aanzien van andere herinschakelingsinitiatieven en op het begeleidingsplan.
Dit advies heeft wat betreft de projecten vermeld in de artikelen 6bis, 6ter, 7 en 8 bovendien betrekking op de vertegenwoordiging op subregionaal niveau van de (vrouwen, migranten en arbeidsgehandicapten). <BVR 2001-07-06/48, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-02-2001>
(Vijde lid opgeheven) <BVR 2008-07-10/91, art. 5, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Indien de minister binnen deze termijn het advies van het subregionaal tewerkstellingscomité niet heeft ontvangen, wordt het geacht te zijn uitgebracht.
De minister deelt de beslissing een overeenkomst te sluiten mee aan het subregionaal tewerkstellingscomité en motiveert wanneer het advies niet wordt gevolgd of geacht werd te zijn uitgebracht overeenkomstig het voorgaand lid.) <BVR 1997-06-17/38, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
(§ 3bis. (...) <BVR 2008-07-10/91, art. 5, 3°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
§ 4. De minister legt het plaatselijk bestuur een voorstel tot [2 ...]2 projectovereenkomst voor.
§ 5. De minister en het plaatselijk bestuur ondertekenen de [2 ...]2 projectovereenkomst.
[2 ...]2
In de projectovereenkomst worden de overeengekomen werkzaamheden, het aantal gesubsidieerde contractuelen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, de tewerkstellingsduur, het arbeidsregime, de kwalificaties, het begeleidingsplan en het bedrag van de premie vermeld.
§ 6. (De minister betekent de beslissing over de toekenning van de premie in het kader van de contingentovereenkomst aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding en ter uitvoering aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Deze beslissing vermeldt het aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen, uitgedrukt in voltijdse equivalenten, de tewerkstellingsduur alsook het bedrag van de premie.
[2 ...]2
§ 7. [2 ...]2
§ 8. De werkgever dient een nieuwe aanvraag in voor elke bijkomende aanwerving van gesbusidieerde contractuelen. Nieuwe aanvragen voor bijkomende aanwervingen van een werkgever, zoals bepaald in de artikelen (6bis, 6ter, 7 (...) en 8), worden aan het advies van (de bevoegde Sociaal-Economische Raad van de Regio) voorgelegd, wanneer deze betrekking hebben op tenminste twee bijkomende aanwervingen. De toekenning van een premie geschiedt pas na de goedkeuring van de aanvraag door de minister. De beslissing over de bijkomende aanwerving wordt als bijvoegsel bij de bestaande contingentovereenkomst gevoegd. <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997> <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 5°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005> <BVR 2008-07-10/91, art. 5, 5°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Het plaatselijk bestuur dient een aanvraag in voor elke wijziging aan de overeenkomst en voor elke geplande wijziging van de werkzaamheden. Vooraleer er enig begin van uitvoering wordt aan gegeven, is de goedkeuring van de minister vereist.
----------
(1)<BVR 2014-06-20/29, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
(2)<BVR 2015-02-27/07, art. 7, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.11.§ 1. [3 ...]3
§ 2. De premies, zoals bedoeld in de artikelen (6bis, 6ter, 7, 7bis en 8) van dit besluit worden door [1 het [2 Departement WSE]2]1 , voor de tiende van de lopende kalendermaand, rechtstreeks uitbetaald aan het plaatselijk bestuur. <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
----------
(1)<BVR 2009-05-08/11, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<BVR 2014-06-20/29, art. 4, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
(3)<BVR 2015-02-27/07, art. 8, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.12.<BVR 2004-05-14/58, art. 8, 021; Inwerkingtreding : 01-04-2004> § 1. De indienstneming van gesubsidieerde contractuelen, zoals bedoeld in de artikelen 6bis, 7 (...) en 8 dient te geschieden binnen zes maanden te rekenen vanaf de dag van de betekening van de overeenkomst of de bijzondere overeenkomst. Voor projecten waarvoor een tewerkstelling in fases zich opdringt, gaan de aanwervingstermijnen slechts in op de in de overeenkomst of de bijzondere overeenkomst aangegeven data. Na deze termijn vervalt het recht op de toegekende premie voor de arbeidsplaatsen die niet zijn ingenomen. <BVR 2008-07-10/91, art. 6, 1°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
§ 2. Met iedere wijziging aan de projectovereenkomst gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van drie maanden voor alle arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft (...). Bij verlenging van de overeenkomst gaat een nieuwe aanwervings- of vervangingstermijn in van zes maanden voor alle arbeidsplaatsen. <BVR 2008-07-10/91, art. 6, 2°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
§ 3. Een uitdienstgetreden gesubsidieerde contractueel kan, met behoud van de toegekende premie, worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen contractueel (...). <BVR 2008-07-10/91, art. 6, 3°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
De minister kan een eenmalige verlenging van de vervangingstermijn van maximaal drie maanden toestaan (...) indien de werkgever het bewijs levert dat het verstrijken van de vervangingstermijn zonder indienstname van een gesubsidieerde contractueel niet aan hem te wijten is. <BVR 2008-07-10/91, art. 6, 4°, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Indien de gesubsidieerde contractueel niet binnen de vervangingstermijn in dienst werd genomen, vervalt het recht op de toegekende premie.
Art.13.De werkgever vult bij de aanwerving van iedere gesubsidieerde contractueel een door (het [1 Departement WSE]1) ter beschikking gesteld inlichtingenblad in en maakt dit over aan de administratie. Telkens zich een wijziging in de verstrekte gegevens voordoet, dient de werkgever onverwijld een vervangend inlichtingenblad over te maken. <BVR 2008-07-10/91, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
----------
(1)<BVR 2014-06-20/29, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
HOOFDSTUK V. - Garantiebepalingen ten voordele van de werknemers.
Art.14. De gesubsidieerde contractuelen mogen afwezig zijn, met behoud van hun loon, om in te gaan op een werkaanbieding; zij moeten in dit geval een attest van de werkgever voorleggen waarop het uur van het bezoek wordt vermeld.
Art.15. Het plaatselijke bestuur moet een vacant verklaarde voltijdse of deeltijdse dienstbetrekking in een overeenstemmende functie bij voorrang laten innemen door een bij hem tewerkgestelde gesubsidieerde contractueel.
HOOFDSTUK VI. - Toezicht en naleving.
Art.16.§ 1. In uitvoering van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 474 kan de minister [2 ...]2 projectovereenkomsten beëindigen mits deze beslissing zes volle maanden voor de beëindiging aan het plaatselijk bestuur betekend wordt.
§ 2. De minister kan de [2 ...]2 projectovereenkomsten beëindigen indien de werkgever (het [1 Departement WSE]1) niet tijdig de nodige gegevens zoals bepaald in artikel 13, meedeelt. <BVR 2008-07-10/91, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
§ 3. De minister kan de [2 ...]2 projectovereenkomsten beëindigen indien vastgesteld werd dat de werkgever zware of herhaalde inbreuken heeft gepleegd tegen de regelen van de arbeids- en sociale wetgeving.
----------
(1)<BVR 2014-06-20/29, art. 3, 029; Inwerkingtreding : 30-10-2014>
(2)<BVR 2015-02-27/07, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.17.§ 1. De minister schorst de storting van alle premies, indien het plaatselijk bestuur de voorwaarden bedoeld bij artikel 4, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 474 niet naleeft.
Deze schorsing kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk bij het plaatselijk bestuur werd vastgesteld.
§ 2. De minister schorst de storting van de premie, indien het plaatselijk bestuur de voorwaarden bedoeld bij artikel 4, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 474 niet naleeft.
Deze schorsing kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk bij het plaatselijk bestuur werd vastgesteld. De schorsing van de premies geldt uitsluitend voor die gesubsidieerde contractuelen die werkzaamheden uitvoeren, die een inbreuk vormen tegen de verplichtingen die in artikel 4, § 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 474 gesteld worden.
(NOTA : Voor de wijziging gebracht bij BVR 2005-06-10/33, art. 3, 3°, heeft de wetgever geen rekening gehouden dat de woorden " elk subregionaal tewerkstellingscomité " niet bestaan in artikel 17, §2)
§ 3. De minister kan de projectovereenkomst beëindigen of het daarin overeengekomen aantal gesubsidieerde contractuelen verminderen indien het plaatselijk bestuur één van de criteria bedoeld bij de artikelen (6bis, 6ter, 7 (...) en 8) van dit besluit niet naleeft of wanneer de krachtens de projectovereenkomst tewerkgestelde gesubsidieerde contractuelen andere taken uitvoeren dan deze omschreven in de projectovereenkomst. <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997> <BVR 2008-07-10/91, art. 7, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
De beslissing kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk bij het plaatselijk bestuur werd vastgesteld.
§ 4. [1 ...]1
§ 5. [1 ...]1
De minister betekent elke beslissing tot schorsing van de premie bedoeld in de artikelen (6bis, 6ter, 7, 7bis en 8) van dit besluit aan het plaatselijk bestuur en aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding. <BVR 1997-06-17/38, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
----------
(1)<BVR 2015-02-27/07, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art.18. § 1. De inspecteurs van de administratie zien toe op de naleving door het plaatselijk bestuur van de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen onder de voorwaarden voorzien in het koninklijk besluit nr. 474 en in dit besluit.
§ 2. De inspecteurs van de administratie zien er op toe dat het plaatselijk bestuur de gesubsidieerde contractuelen tewerkstelt aan de taken zoals omschreven in de projectovereenkomst. Die projecten zullen bovendien op regelmatige tijdstippen door de bovengenoemde inspecteurs worden geëvalueerd betreffende de bereikte resultaten, rekening houdend met de gevolgde methodiek en met de karakteristieken van het doelpubliek.
§ 3. Bij dringende en dwingende omstandigheden kunnen de inspecteurs van de administratie als voorlopig bewarende maatregel beslissen niet-bezette arbeidsplaatsen binnen een project niet meer te laten opvullen. Deze maatregel wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de minister en (de Sociaal-Economische Raad van de Regio) en blijft gelden tot op de datum waarop de minister over de grond van de bewarende maatregel een beslissing neemt. <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 4°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
§ 4. (De Sociaal-Economische Raad van de Regio) onder wiens bevoegdheid de goedgekeurde projectovereenkomst ressorteert, kan steeds een verzoek tot controle richten tot de administratie. De administratie informeert (de Sociaal-Economische Raad van de Regio) over de bevindingen voortvloeiend uit het onderzoek. <BVR 2005-06-10/33, art. 3, 4° en art. 3, 6°, 022; Inwerkingtreding : 15-07-2005>
HOOFDSTUK VII. - (Overgangs- en slotbepalingen.)
Art.19.<BVR 1995-12-21/46, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1996> Dit besluit is van toepassing op alle [1 ...]1 projectovereenkomsten, ongeacht hun datum van inwerkingtreding.
De beschikkingen die betrekking hebben op de jongerenpremie, zoals bepaald in artikel 1, 10°, van dit besluit voor projecten in toepassing van artikel 7 van dit besluit hebben gelding tot 31 december 1995, uitgezonderd voor die jongerenpremies waarvan de duur van de arbeidsovereenkomst van de titularis op 31 december 1995 een termijn van twaalf maanden niet heeft overschreven. Deze arbeidsovereenkomsten mogen voor dezelfde titularis verlengd worden tot maximaal een duur van twaalf maanden wordt bereikt. Geen enkele vervanging wordt nog toegestaan.
(Aanwervingen in projecten, zoals bedoeld bij artikel 7 van dit besluit, kunnen slechts gebeuren ten laatste op 31 december 1997, met uitzondering van tijdelijke vervangingen en van aanwervingen in projecten van buitenschoolse kinderopvang.) <BVR 1997-06-17/38, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-06-1997>
----------
(1)<BVR 2015-02-27/07, art. 11, 030; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. 19bis. <Ingevoegd bij BVR 1998-12-08/61, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-11-1998> § 1. De premiebetaling in toepassing van artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht voor de gelding van onderhavig wijzigingsbesluit aan een instelling die uiterlijk op 31 december 1998 geen aanvraag tot erkenning in het kader van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen heeft ingediend, stopt van rechtswege op 31 december 1998 tenzij de instelling aantoont dat de werknemers vóór deze datum in opzeg werden geplaatst. In dit geval wordt de premie verder uitbetaald gedurende de opzeggingstermijn.
§ 2. De premiebetaling in toepassing van artikel 6bis van dit besluit blijft in ongewijzigde vorm van toepassing voor de instellingen die uiterlijk op 31 december 1998 een aanvraag tot erkenning in het kader van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen hebben ingediend tot over de aanvraag is beslist.
Art. 19ter. <Ingevoegd bij BVR 1998-12-08/61, art. 6; Inwerkingtreding : 01-11-1998> De personen die in toepassing van artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht voor de gelding van dit wijzigingsbesluit als omkaderingspersoneelslid werden tewerkgesteld worden gelijkgesteld met de personen zoals bepaald in artikel 2, § 1, 7°, van dit besluit.
Art. 19quater. <Ingevoegd bij BVR 1998-12-08/61, art. 6; Inwerkingtreding : 01-11-1998> (Voor de aanwervingen in het kader van artikel 6bis van dit besluit zijn enkel artikel 1, 15°, 16°, 29° en 30°, artikel 2, § 1, 12°, artikel 6bis, artikel 10, §§ 4, 5 en 6, tweede lid, artikel 19, artikel 19bis en artikel 19ter van dit besluit van toepassing.) <BVR 2001-12-14/73, art. 4, 018; Inwerkingtreding : 01-11-2001>
De bepalingen van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen met uitzondering van de artikelen 2, 18 tot en met 24 en 27 zijn van toepassing op werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 6bis van dit besluit.
Art. 19quinquies. <Ingevoegd bij BVR 2001-12-14/73, art. 5; Inwerkingtreding : 01-11-2001> De personen die voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit in een sociale werkplaats werden tewerkgesteld als persoonlijke en dagdagelijkse begeleider van arbeidszorgmedewerkers worden gelijkgesteld met de personen zoals bepaald in artikel 2, § 1, 12° van dit besluit.
Art. 19sexies. <Ingevoegd bij BVR 2001-12-14/73, art. 5; Inwerkingtreding : 01-11-2001> Vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 6bis, § 2bis tot en met 31 december 2001 geldt in de plaats van het bedrag "22.000 euro", vermeld in artikel 6bis, § 2bis, het bedrag van "887 478 Belgische frank".
Art. 19septies. <Ingevoegd bij BVR 2008-07-10/91, art. 8, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2009> De premie, vermeld in artikel 7bis, die werd toegekend aan een gesubsidieerde contractueel, tewerkgesteld krachtens een arbeidsovereenkomst, die gesloten is voor 1 januari 2009, blijft onveranderd verschuldigd tot aan zijn uitdiensttreding.
Art.20. <Opheffingsbepaling van BVE 1991-02-27/35>
Art.21. Dit besluit treedt in werking op 1 november 1993.
Art. 22. De Vlaamse minister, bevoegd voor tewerkstelling, is belast met de uitvoering van dit besluit.