Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

19 NOVEMBER 1993. - Koninklijk besluit tot regeling van de samenstelling en de werking van het rechtscollege ingesteld bij artikel 76 van de op 7 augustus 1987 gecoördineerde wet op de ziekenhuizen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-12-1993 en tekstbijuwerking tot 21-02-2007)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - De samenstelling.
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art. 4-14
HOOFDSTUK IV. - Werkingsmodaliteiten.
Art. 15-26
HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling.
Art. 27-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1974101009 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998022737  2007022171 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Het administratief rechtscollege bedoeld in artikel 76 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, is de Beroepscommissie, die bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) wordt opgericht. <KB 2007-01-11/46, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2007>

HOOFDSTUK II. - De samenstelling.
Art.2. § 1. De Beroepscommissie is samengesteld uit één voorzitter, twee ondervoorzitters en vier werkende leden, deskundigen in ziekenhuisaangelegenheden.
  § 2. De plaatsvervangende leden worden aangewezen in dezelfde verhouding als in § 1.
  In geval van afwezigheid of beletsel wordt het werkend lid vervangen door zijn plaatsvervanger.
  § 3. De beroepscommissie telt evenveel nederlandstalige als franstalige leden, de voorzitter die verplicht tweetalig is uitgezonderd.
  Minstens één lid is het Duits machtig en is verplicht aanwezig bij de behandeling van de beroepen die in het Duits ingeleid worden. Ingeval bedoeld lid als plaatsvervanger benoemd werd zal hij, in voorkomend geval, het effectief lid van ambtswege vervangen.
  (De voorzitter moet zijn kennis van de tweede taal, hetzij het Nederlands hetzij het Frans, als volgt aantonen :
  a) ofwel door, zoals bedoeld in artikel 43, § 3, derde lid, artikel 43, § 4, eerste lid, in fine of artikel 46, § 4, van de wet van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken, te bewijzen dat hij voor een examencommissie, samengesteld door de Vaste Wervingssecretaris, het bewijs heeft geleverd dat hij de tweede taal voldoende kent;
  b) ofwel door, zoals bedoeld in artikel 43, § 3, derde lid en § 4, eerste lid, van dezelfde wet, via zijn diploma te bewijzen dat de tweede taal de voertaal was van het onderwijs dat hij heeft genoten. In dergelijk geval wordt zijn kennis van de tweede taal, vóór zijn benoeming, getoetst in het Nederlands of in het Frans naar gelang van de taal waarin hij, naar verluid van het opgelegde diploma, het vereiste getuigschrift of de verklaring van het schoolhoofd, zijn onderwijs heeft genoten;
  c) ofwel, vanaf het ogenblik dat de voorwaarden en het programma van de examens terzake zijn bepaald, door, zoals bedoeld in artikel 43ter, § 7, eerste, tweede en vijfde lid, van dezelfde wet, voor een examencommissie samengesteld door de afgevaardigd bestuurder van SELOR (Selectiebureau van de Federale Overheid) het bewijs te leveren van een aan de aard van de taak aangepaste kennis van de tweede taal. Dit examen omvat de proeven bedoeld in voornoemde § 7, eerste en vijfde lid. Uiterlijk zes maanden na zijn benoeming moet de voorzitter, op straffe van voortijdige beëindiging van zijn mandaat, aan de hand van dit examen het bewijs leveren van de kennis van de tweede taal.
  De voorzitter die magistraat of eremagistraat is, levert het bewijs van de kennis van de Franse en de Nederlandse taal zoals bedoeld in artikel 43quinquies, § 1, vierde lid, van de wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.) <KB 2007-01-11/46, art. 2, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2007>
  § 4. (De voorzitter, de ondervoorzitters en hun plaatsvervangers worden gekozen onder magistraten of eremagistraten van de rechterlijke orde of juristen die titularis van een academische functie of ambtenaar zijn. Een jurist wordt voor de toepassing van deze bepaling beschouwd als titularis van een academische functie indien hij beschikt over een academische aanstelling van tenminste docent in een Nederlandstalige universiteit of " chargé de cours " in een Franstalige universiteit.) <KB 2007-01-11/46, art. 2, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2007>
  In geval van afwezigheid of beletsel wordt de voorzitter vervangen door de oudste der ondervoorzitters.

Art.3. § 1. (De voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en hun plaatsvervangers worden door de Koning benoemd op voordracht van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. Indien de voorzitter, de ondervoorzitters en/of hun plaatsvervangers worden gekozen onder magistraten of eremagistraten gebeurt de voordracht gezamenlijk met de Minister die de Justitie onder zijn bevoegdheid heeft.
  Het mandaat van de voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en hun plaatsvervangers duurt zes jaar en is hernieuwbaar.) <KB 2007-01-11/46, art. 3, 1°, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2007>
  § 2. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft duidt de ambtenaar aan die het secretariaat waarneemt evenals (ambtenaren en personeelsleden met een overeenkomst van onbepaalde duur, van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu die de secretaris in zijn opdracht bijstaan). <KB 2007-01-11/46, art. 3, 2°, 003; Inwerkingtreding : 03-03-2007>

HOOFDSTUK III. - De procedure.
Art.4. Om ontvankelijk te zijn moet de beroepsakte :
  1° in dubbel exemplaar bij het secretariaat ingediend worden binnen tien dagen volgend op de ontvangst der betekening van de beslissing waartegen beroep ingesteld wordt;
  2° gemotiveerd zijn;
  3° ondertekend zijn door de perso(o)n(en) die, overeenkomstig de wettelijke bepalingen of de statuten van de betrokken instelling, belast is (zijn) met het beheer van de uitbating van het ziekenhuis.

Art.5. Binnen acht dagen na ontvangst stuurt de secretaris een exemplaar van de beroepsakte aan de overheid die de bestreden beslissing nam. Deze maakt hem het dossier over binnen tien dagen na ontvangst van genoemd exemplaar, onder bijvoeging van een memorie van antwoord in dubbel exemplaar. Eén exemplaar van deze memorie wordt door de secretaris meegedeeld aan de ziekenhuisbeheerder.

Art.6. De secretaris brengt de datum waarop de zaak vastgesteld wordt minstens acht dagen te voren ter kennis van de ziekenhuisbeheerder en van de overheid die de beslissing waartegen beroep ingesteld werd nam.
  De ambtenaren van de onderscheiden administraties mogen de zittingen bijwonen en moeten, op hun vraag, gehoord worden.
  De appellant kan zich ter zitting doen bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of door een derde die houder is van een bijzondere, door de voorzitter van de Beroepscommissie in regel bevonden volmacht.

Art.7. De procedure voor de Beroepscommissie geschiedt op tegenspraak.
  De Beroepscommissie houdt slechts geldig zitting indien de meerderheid van haar leden aanwezig is.
  Bij regelmatige oproeping belet de afwezigheid der partijen of van één ervan het onderzoek van de zaak niet.

Art.8. Na verslag over de zaak door de secretaris hoort de Beroepscommissie de partijen.
  Zij kan alle maatregelen van onderzoek bevelen welke zij nodig acht en alle stukken opvorderen welke zij dienstig acht voor de samenstelling van het dossier.

Art.9. De partijen kunnen, tot de debatten gesloten zijn, op het secretariaat kennis nemen van het dossier en van alle stukken van het geschil.

Art.10. De leden van de Beroepscommissie zijn verplicht de beraadslagingen geheim te houden.
  De beslissingen worden genomen bij meerderheid van stemmen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art.11. De Beroepscommissie doet in openbare zitting uitspraak bij gemotiveerde beslissing binnen dertig dagen volgend op het sluiten der debatten. De minuut van de beslissing wordt door de voorzitter en door de secretaris ondertekend.

Art.12. Binnen de vijftien dagen na de uitspraak betekent de secretaris een door hem eensluidend verklaard afschrift van de beslissing aan de ziekenhuisbeheerder en aan de overheid die de beslissing waartegen beroep ingesteld werd nam.

Art.13. De uitspraak van de Beroepscommissie die de weigering of de intrekking van erkenning bevestigt, heeft de sluiting van het ziekenhuis, de dienst, de functie of de afdeling tot gevolg.
  Zij heeft uitwerking te rekenen van de dag van haar kennisgeving. Van die dag af mogen geen nieuwe patiënten meer in het ziekenhuis, in de ziekenhuisdienst, -functie of -afdeling worden opgenomen.
  De ziekenhuisbeheerder dient ervoor te zorgen dat de opgenomen patiënten het ziekenhuis, de ziekenhuisdienst, -functie of -afdeling binnen drie maanden na de betekening hebben verlaten.

Art.14. Ingeval van betwisting omtrent de naleving van de in de artikelen 4, 5, 6, 11, 12 en 13 omschreven termijnen zal de stempel van postdatum als bewijs gelden.

HOOFDSTUK IV. - Werkingsmodaliteiten.
Art.15. Door de secretaris wordt een rol gehouden van de zaken. De pagina's van het register dat deze rol inhoudt, worden genummerd en vooraf door de voorzitter geparafeerd. De beroepen worden in orde van ontvangst ingeschreven.
  Na het rangnummer, worden vermeld : de naam en het adres van het appellerende ziekenhuis, de datum van het beroep en daarna, in chronologische volgorde, de data waarop ieder der procesakten, zoals hierboven bedoeld, vervuld werd. De rol wordt voortdurend ter beschikking der leden gehouden zowel op het secretariaat als op de zittingen.

Art.16. De Beroepscommissie vergadert, naar gelang van de noodwendigheden van de dienst, op bijeenroeping door de voorzitter of, ingeval hij verhinderd is, door de ondervoorzitter die het voorzitterschap waarneemt. De voorzitter waakt erover dat iedere zaak, die in staat van wijzen is gesteld, zonder verwijl aan de Commissie onderworpen wordt.

Art.17. De oproepingen voor de zittingen bevatten de agenda en worden, behoudens in spoedeisende gevallen, door de secretaris aan de leden en aan de plaatsvervangende leden gestuurd, ten minste acht dagen vóór de datum van de zitting.
  Een afschrift van de beroepsakte en van de memorie van antwoord wordt hieraan toegevoegd. Gedurende bovenvermelde termijn worden de dossiers der vastgestelde zaken ter beschikking gehouden van de leden die er, uitsluitend op het secretariaat, inzage mogen van nemen.

Art.18. Een gewoon lid dat verhinderd is om op een zitting aanwezig te zijn, brengt hiervan onmiddellijk zijn plaatsvervanger en de secretaris op de hoogte.
  Indien het plaatsvervangend lid ook verhinderd is, stelt het hiervan op zijn beurt onmiddellijk de secretaris in kennis. Wanneer blijkt dat de vergadering niet in aantal zal zijn treft de secretaris dadelijk maatregelen voor de afgelasting van de zitting.
  In voorkomend geval zal er een tweede zitting belegd worden, die moet doorgaan ten laatste vijftien dagen nadat de uitgestelde zitting gepland was en die kan geldig beraadslagen en beslissen zonder dat er een minimum aanwezigheidsquorum vereist is.

Art.19. Er wordt een zittingblad gehouden per zaak en per zitting waarop de zaak behandeld wordt.
  Dat blad vermeldt de datum van de zitting, de namen van de voorzitter, de ondervoorzitters, de leden en de secretaris die op de zitting aanwezig zijn, de identiteit van de personen die de partijen vertegenwoordigen en van de advocaat of volmachthebber die de appelant bijstaat.
  Ook dient erop melding te worden gemaakt van de eventuele afwezigheid van de partijen of van één hunner evenals van een bondige samenvatting van het verloop van de debatten.
  Het zittingsblad wordt door de voorzitter en de secretaris van de zitting ondertekend.

Art.20. Na het sluiten van de debatten beraadslaagt en beslist de Beroepscommissie in afwezigheid van de partijen.

Art.21. De beslissingen van de Beroepscommissie vermelden de namen van de voorzitter, de ondervoorzitters en de leden die aan de beraadslagingen hebben deelgenomen alsook die van de secretaris van de zitting. Zij vermelden niet of de beslissing eenparig dan wel bij meerderheid van stemmen genomen werd. Onderaan op de minuut van de beslissing, wordt door de secretaris de datum aangeduid waarop de voor eensluidend verklaarde afschriften aan de persoon die het betrokken ziekenhuis exploiteert en aan de overheid die de beslissing waartegen beroep werd ingesteld nam, toegezonden werden.

Art.22. De zittingsbladen en de minuut van de beslissing moeten bij de processtukken blijven waarop zij betrekking hebben.
  De secretaris is verantwoordelijk voor de bewaring van die stukken alsook van de archiefstukken van de Beroepscommissie.

Art.23. Benevens de zittingbladen maakt de secretaris van de zitting ook een algemeen proces-verbaal van de zitting op. Dit proces-verbaal vermeldt de namen van de aanwezige, afwezige en verontschuldigde leden evenals de getroffen beslissingen.
  Het gewaagt noch van de gedurende de beraadslagingen geuite adviezen noch van de wijze waarop de beslissingen verkregen werden.
  Het wordt ondertekend door de voorzitter en door de secretaris van de zitting.
  Een afschrift wordt gevoegd bij de oproeping voor de eerstvolgende zitting. Bij de aanvang van deze vergadering wordt het ter goedkeuring aan de leden voorgelegd.

Art.24. Onverminderd de toepassing van artikel 2, § 3, tweede lid, mag een plaatsvervangend lid de zittingen alleen bijwonen ter vervanging van het gewone lid in wiens plaats hij treedt behalve om een door hem begonnen zaak voort te zetten.

Art.25. Er wordt bij handopsteken gestemd. De voorzitter, de ondervoorzitters en de leden van de zetel zijn gehouden voor of tegen te stemmen.

Art.26. Elke kwestie van orde die in dit hoofdstuk niet is bepaald, wordt bij meerderheid van stemmen opgelost. Die stemming geldt alleen voor het beoogde geval. De Beroepscommissie kan overgaan tot het opmaken van een reglement van orde, dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.

HOOFDSTUK V. - Opheffingsbepaling.
Art.27. Hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 10 oktober 1974 betreffende de procedure van erkenning en sluiting van de ziekenhuizen en de ziekenhuisdiensten, wordt opgeheven.

Art. 28. Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.