7 JUNI 1993. - Koninklijk besluit houdende financiering van de noodhulp en van opvang verleend aan kandidaat vluchtelingen die een beroep hebben ingesteld bij een provinciale beroepskamer omwille van een weigering tot steunverlening door een bevoegd openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
Art. 1-6
Artikel 1. Een globaal bedrag van tien miljoen frank, aanrekenbaar op basisallocatie 25.54.52.33.23 van de Algemene Uitgavenbegroting 1993, is gereserveerd voor de betoelaging van Thuislozenzorg Vlaanderen, de " Association des Maisons d'Accueil " en de leden van het Belgisch Comité voor Hulp aan Vluchtelingen.
Deze toelage heeft tot doel de kosten van bijstand te vergoeden verleend aan kandidaat vluchtelingen die in uitvoering van artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de O.C.M.W.'s een beroep hebben ingesteld bij een provinciale beroepskamer omwille van weigering tot steunverlening door een bevoegd O.C.M.W.
Art.2. Een afschrift van de aantekening van het beroep en het bewijs van verzending hiervan moet aan de Minister worden gestuurd.
Art.3. De uitbetaling van de toelage zal gebeuren in de vorm van maandelijkse stortingen na voorlegging van de verantwoordingsstukken van de uitgaven, die binnen de grenzen moeten blijven bepaald in artikel 11, § 1, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de O.C.M.W.'s en in het ministerieel besluit van 20 mei 1983 ter toepassing van artikel 11, § 2, van de wet van 2 april 1965 betreffende het ten laste nemen van de steun verleend door de O.C.M.W.'s.
Art.4. Deze organisaties verbinden zich ertoe, ingeval zij een beroep doen op deze toelage, de Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu, maandelijks in te lichten over de naam, het aantal en de nationaliteit van de gesteunde personen evenals de modaliteiten van de toegekende steun.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993 tot de inwerkingtreding van de nieuwe bepalingen in verband met de beroepsinstanties op 1 maart 1993, en rekening houdend met de overgangsbepalingen voorzien in de wet van 12 januari 1993 houdende een urgentieprogramma voor een solidaire samenleving.
Art. 6. Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Volksgezondheid en Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.