31 MAART 1993. - Koninklijk besluit betreffende bier. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-06-1993 en tekstbijwerking tot 08-07-2004)
Art. 1-8
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing onverminderd het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, en meer bepaald de artikelen 30 tot 36 daarvan.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° bier : de drank verkregen na alcoholische gisting van een wort hoofdzakelijk bereid uit zetmeel- en suikerhoudende grondstoffen, waarvan tenminste 60 % gerst- of tarwemout, alsmede hop, eventueel in verwerkte vorm, en brouwwater;
2° zuur bier : het bier met een totale zuurtegraad van tenminste 30 milli-equivalenten NaOH per liter en een gehalte aan vluchtige zuren van tenminste 2 milli-equivalenten NaOH per liter.
In zure bieren van spontane gisting moet tenminste 30 % van het totale gewicht van de verwerkte zetmeel- of suikerhoudende grondstoffen uit tarwe bestaan;
3° brouwwater : het water, bestemd voor menselijke consumptie waarvan de minerale samenstelling en de zuurtegraad kunnen aangepast worden aan de specifieke noodzaak die het brouwen van verschillende biertypes verlangt.
Art.3. § 1. De dranken, als bedoeld in artikel 2, kunnen, al naar gelang het extractgehalte van de stamwort, uitgedrukt in graden plato (g per 100 g), worden onderverdeeld in de onderstaande categorieën :
" S " voor een extractgehalte van meer dan 15,5;
" I " voor een extractgehalte van 11 tot en met 13,5;
" II " voor een extractgehalte van 7 tot en met 9,5;
" III " voor een extractgehalte van 1 tot en met 4.
§ 2. Het gehalte aan zwaveldioxyde mag in bier niet meer dan 10 mg/l bedragen, behalve voor de bieren van de categorie S waarvoor een maximaal gehalte van 20 mg/l is toegestaan.
Art.4. § 1. De in artikel 2 bedoelde dranken mogen slechts onder één van de volgende verkoopbenamingen in de handel worden gebracht :
1° " bier " al dan niet vergezeld van een woord dat de soort aangeeft voor de dranken met een extractgehalte hoger dan 4;
2° " tafelbier " voor de dranken met een extractgehalte tussen 1 en 4;
3° " gueuze ", " lambic " of " gueuze-lambic " voor zure bieren waarin spontane gisting deel uitmaakt van het produktieproces.
§ 2. De vermelding " laag alcoholisch " dan wel " alcohalarm " maakt deel uit van de verkoopbenaming, wanneer de dranken een extractgehalte van tenminste 2,2° Plato en een alcoholgehalte van meer dan 0,5 tot ten hoogste 1,2 % hebben.
§ 3. De vermelding " alcoholvrij " maakt deel uit van de verkoopbenaming, wanneer de dranken een extractgehalte van tenminste 2,2° Plato en een alcoholgehalte van ten hoogste 0,5 % hebben.
§ 4. Wanneer vruchten of vruchtesappen worden gebruikt voor het aromatiseren van de in artikel 2 bedoelde dranken, maakt de naam van de vrucht(en) deel uit van de verkoopbenaming.
§ 5. Wanneer een aroma (aroma's) wordt (worden) gebruikt voor het aromatiseren van de in artikel 2 bedoelde dranken, maakt het woord " gearomatiseerd " of de naam van het aroma (de aroma's) deel uit van de verkoopbenaming.
§ 6. Voor de in artikel 2 bedoelde dranken, die zoetstoffen bevatten, moet de etikettering de vermelding " gezoet met ... (specifieke naam van de zoetstof) " of een soortgelijke vermelding dragen. Deze vermelding moet worden aangebracht in hetzelfde gezichtsveld als de verkoopbenaming.
§ 7. In de etikettering kan de facultatieve aanduiding van de categorie slechts worden aangebracht met behulp van de vermelding " Cat. ", gevolgd door de vermelding van het verwijzingskenmerk van de categorie waartoe het bier krachtens artikel 3, § 1 behoort. Het is verboden enige andere vermelding met betrekking tot het extractgehalte van de stamwort aan te brengen.
Art.5. (Opgeheven) <KB 2004-06-15/31, art. 8, 002 ; Inwerkingtreding : 18-07-2004>
Art.6. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van de voedingsmiddelen en andere produkten.
Art.7. Worden opgeheven :
1. <Opheffingsbepaling van het KB 1965-05-20/32>
2. <Opheffingsbepaling van het KB 1966-05-17/30>
3. <Opheffingsbepaling van het MB 1973-07-17/30>
4. <Opheffingsbepaling van het KB 1974-03-29/30>
Art. 8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Bij wijze van overgangsmaatregel evenwel, en dit tot 1 december 1993, mag het bier, dat niet aan de bepalingen van dit besluit voldoet, in de handel worden gebracht, mits het beantwoordt aan de bepalingen voorzien in de in artikel 7 opgesomde besluiten.