5 OKTOBER 1993. - Koninklijk besluit houdende nadere bepaling van de toekenningsvoorwaarden en -modaliteiten van de rijkstoelagen aan de dienst voor geneeskundige verzorging georganiseerd door de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen.
Art. 1-6
Artikel 1. § 1. De in de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg onder de basisallocatie 51.10.33.04.79 ingeschreven toelagen worden verdeeld onder de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, die de dienst geneeskundige verzorging gedurende het jaar dat het betrokken begrotingsjaar voorafgaat hebben ingericht voor de zelfstandigen en de leden van de kloostergemeenschappen die vrijwillig zijn toegetreden tot deze dienst voor de andere geneeskundige verstrekkingen dan die bepaald bij de regeling voor verplichte verzekering inzake geneeskundige verzorging welke op hen betrekking heeft.
§ 2. De toelagen worden aan de landsbonden gestort die ze verdelen onder de bij hen aangesloten ziekenfondsen in verhouding tot de ontvangen bijdragen; zij moeten door de ziekenfondsen geboekt worden in hetzelfde dienstjaar als het begrotingsjaar waarop zij aangerekend worden.
§ 3. De rijkstoelagen voor de dienst voor geneeskundige verzorging worden evenredig berekend aan de bijdragen welke voor die dienst tijdens het voorgaande jaar zijn gestort en worden toegekend op basis van de verantwoordingsstukken en dit tot uitputting van de kredieten ingeschreven in de begroting van het Ministerie van Sociale Voorzorg voor deze dienst.
Art.2. Om recht te hebben op de rijkstoelagen voor de dienst voor geneeskundige verzorging, moet aan de volgende vereisten zijn voldaan :
1° de dienst voor geneeskundige verzorging organiseren ten behoeve van de effectieve leden en van de personen te hunnen laste als bedoeld in artikel 21 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
2° voor de geneeskundige verstrekkingen vermeld in artikel 23 van voornoemde wet van 9 augustus 1963 de vergoedingsvoorwaarden en -hoegrootheden toepassen welke voor de verplichte verzekering gelden.
Art.3. De ziekenfondsen moeten zich onderwerpen aan de controle van hun landsbond van ziekenfondsen alsmede aan de door de Minister, die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, georganiseerde controle.
Art.4. De ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen moeten aan de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, alsmede aan de Controledienst, de voor de berekening van de toelagen nodige berekende staten bezorgen. Zij moeten alle rechtvaardigingsstukken van deze berekende staten, alsmede de gegevens waaruit blijkt dat de door dit besluit voorziene voorwaarden voor de toekenning van de toelagen vervuld zijn, ter beschikking houden van de Controledienst.
De Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft, bepaalt op advies van de Controledienst de vorm van de in het eerste lid bedoelde berekende staten.
Deze staten moeten worden toegezonden uiterlijk op 1 mei na het einde van het dienstjaar waarop ze betrekking hebben.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1993 en houdt op van kracht te zijn op (31 december 1994). <KB 1994-05-18/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 15-07-1994>
Art. 6. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.