26 AUGUSTUS 1993. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-09-1993 en tekstbijwerking tot 31-07-1998)
Art. 1-6
Artikel 1. De volgende categorieën jongeren worden uitgesloten uit het toepassingsgebied van artikel 2, § 1, eerste lid van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan :
1° de jongeren die worden aangeworven vanaf het ogenblik dat zij zich in een statutaire toestand bevinden;
2° de jongeren die worden aangeworven als leden van het academisch- en wetenschappelijk personeel door de instellingen van universitair onderwijs of als leden van het onderwijzend personeel in de andere onderwijsinstellingen;
3° de jongeren die worden aangeworven door :
a) het Rijk met daarin begrepen de rechterlijke macht, de Raad van State, het leger en de Rijkswacht;
b) de gemeenschappen en de gewesten;
c) de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Verenigde Gemeenschapscommissie;
d) (de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen die onder het toezicht vallen van de onder a), b) en c) voornoemde instellingen, met uitzondering van de openbare kredietinstellingen evenals de openbare instellingen voor het personeel dat zij als uitzendkrachten aanwerven om het ter beschikking te stellen van gebruikers met het oog op het uitvoeren van een tijdelijke arbeid, overeenkomstig de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.) <KB 1994-02-10/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art.2. De vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid bedoeld in artikel 2 van voornoemde wet van 23 juli 1993 is volledig vanaf de indienstneming tot het einde van het vierde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad. (indien de werkgever aangesloten is bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid of tot het einde van de twaalfde maand volgend op deze waarin de indienstneming heeft plaatsgehad indien de werkgever aangesloten is bij het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers.) <KB 1998-07-08/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Gedurende het vijfde tot en met het achtste kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad (indien de werkgever aangesloten is bij de R.S.Z. of gedurende de dertiende tot en met de vierentwintigste maand volgend op deze waarin de indienstneming heeft plaatsgehad indien de werkgever aangesloten is bij het N.P.M.), wordt deze vrijstelling verminderd met 25 %. <KB 1998-07-08/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Gedurende het negende tot en met het twaalfde kwartaal volgend op dat waarin de indienstneming heeft plaatsgehad (indien de werkgever aangesloten is bij de R.S Z. of gedurende de vijfentwintigste tot en met de zesendertigste maand volgend op deze waarin de indienstneming heeft plaatsgehad indien de werkgever aangesloten is bij het N.P.M.), wordt deze vrijstelling verminderd met 50 %. <KB 1998-07-08/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
(Wanneer een werkgever een jongere in dienst neemt die hij vroeger als gebruiker tewerkgesteld heeft door tussenkomst van één of meerdere uitzendbureaus, wordt er voor de berekening van het aantal kwartalen (indien de werkgever aangesloten is bij de R.S.Z. of van het aantal maanden indien de werkgever aangesloten is bij het N.P.M.) rekening gehouden met de datum van de eerste indienstneming van die jongere door een uitzendbureau voor een tewerkstelling bij deze werkgever die aanleiding gegeven heeft tot het toekennen van de bij de wet van 23 juli 1993 voorziene voordelen aan het uitzendbureau. <KB 1998-07-08/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Het vorige lid is slechts van toepassing als het toekennen van de door de voornoemde wet van 23 juli 1993 voorziene voordelen ten gunste van de indienstneming van jongeren die werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten slechts mogelijk is met toepassing van de afwijking voorzien in artikel 1, tweede lid of in artikel 3, tweede lid van het koninklijk besluit van 27 augustus 1993 tot uitvoering van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan.) <KB 1994-02-10/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art.3. De categorieën van jongeren, bedoeld in artikel 1 van dit besluit worden eveneens uitgesloten uit het toepassingsgebied van artikel 4, § 1, van voornoemde wet van 23 juli 1993.
Art.4. De vrijstelling van bijdragen voorzien in artikel 4, § 1, van voornoemde wet is volledig.
(Wanneer een werkgever een jongere in dienst neemt die hij vroeger als gebruiker tewerkgesteld heeft door tussenkomst van één of meerdere uitzendbureaus, wordt er voor de berekening van het aantal kwartalen (indien de werkgever aangesloten is bij de R.S.Z. of van het aantal maanden indien de werkgever aangesloten is bij het N.P.M.) bedoeld in artikel 4, § 1, tweede lid van de voornoemde wet van 23 juli 1993 rekening gehouden met de datum van de eerste indienstneming van die jongere door een uitzendbureau voor een tewerkstelling bij deze werkgever die aanleiding gegeven heeft tot het toekennen van de bij de genoemde wet voorziene voordelen aan het uitzendbureau. <KB 1998-07-08/32, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Het vorige lid is slechts van toepassing als het toekennen van de door de voornoemde wet van 23 juli 1993 voorziene voordelen ten gunste van de indienstneming van jongeren die werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten slechts mogelijk is met toepassing van de afwijking voorzien in artikel 1, tweede lid of in artikel 3, tweede lid van het voornoemde koninklijk besluit van 27 augustus 1993.) <KB 1994-02-10/31, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1993.
Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.