27 AUGUSTUS 1993. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-09-1993 en tekstbijwerking tot 31-07-1998)
Art. 1-3, 3bis, 4-5, 5bis, 6-7
Artikel 1. De volgende categorieën jongeren die op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 26 jaar niet bereikt hebben, worden gelijkgesteld met de jongeren bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, van de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan :
1° de jongere die als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die wachtuitkeringen voor alle dagen van de week geniet (voorzover hij gedurende de 6 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) ten hoogste (twee maanden) onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> <KB 1993-11-30/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
2° de jongere die sedert ten minste zes maanden als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet voor alle dagen van de week (gedurende de 6 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) en waarbij de volgende periodes gelijkgesteld worden met de periode van inschrijving als werkzoekende en met de periode waarin deze jongere uitkeringsgerechtigd was : <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
- de korte niet vergoede periodes (met een globaal maximum van twee maanden) zonder rekening te houden met de administratieve sancties of uitsluitingen op basis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; (de periodes tijdens dewelke de jongere in toepassing van het voormeld besluit van 25 november 1991 een inkomensgarantieuitkering of uitkeringen voor de uren van gewoonlijke inactiviteit ontving, worden met een niet vergoede periode gelijkgesteld.) <KB 1993-11-03/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-30/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
- de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
- de periodes van gevangenzetting;
- de periodes van verblijf in de Duitse Bondsrepubliek van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
- de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetenbezwaarde;
- de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.
(3° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, deeltijds onderwijs volgt in het kader van de deeltijdse leerplicht;
4° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, overbruggingsuitkeringen voor alle dagen van de week geniet;
5° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, de leeftijd van 26 jaar verhoogd met het aantal maanden aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, of burgerdienst als gewetensbezwaarde niet heeft bereikt en die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens de voornoemde wet van 23 juli 1993, met uitzondering van deze betreffende de leeftijd.) <KB 1994-02-10/32, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
(Voor de toepassing van het eerste lid wordt een tewerkstelling als uitzendkracht bij een gebruiker, in geval van latere indienstneming door deze gebruiker, beschouwd als een werkloosheidsperiode.) <KB 1994-02-10/32, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art.2. De werkgevers van de openbare sector worden vrijgesteld van de werkgeversbijdragen bedoeld in artikel 2, § 2, eerste lid, van voornoemde wet van 23 juli 1993 :
De werkgevers aangesloten bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten worden bovendien vrijgesteld van de bijdragen bedoeld in de artikelen 18 en 18bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk I, sectie 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
Art.3. De volgende categorieën van jongeren die op het ogenblik van de indienstneming de leeftijd van 26 jaar niet bereikt hebben, worden gelijkgesteld met de jongeren bedoeld in artikel 4, § 1, eerste lid van voornoemde wet van 23 juli 1993 :
1° de jongere die als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die sedert ten minste 3 maanden wachtuitkeringen voor alle dagen van de week geniet (voorzover hij gedurende de 9 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) ten hoogste (twee maanden) onderworpen is geweest aan de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders; <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> <KB 1993-11-30/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
2° de jongere die sedert ten minste 9 maanden als werkzoekende is ingeschreven bij een gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, die werkloosheids- of wachtuitkeringen geniet voor alle dagen van de week (gedurende de 9 maanden die aan de indienstneming of aan de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis voorafgaan) en waarbij de volgende periodes gelijkgesteld worden met de periode van inschrijving als werkzoekende en met de periode waarin deze jongere uitkeringsgerechtigd was : <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
- de korte niet vergoede periodes (met een globaal maximum van twee maanden) zonder rekening te houden met de administratieve sancties of uitsluitingen op basis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering; (de periodes tijdens dewelke de jongere in toepassing van het voormeld besluit van 25 november 1991 een inkomensgarantieuitkering of uitkeringen voor de uren van gewoonlijke inactiviteit ontving, worden met een niet vergoede periode gelijkgesteld.) <KB 1993-11-03/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-30/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-11-1993>
- de periodes die aanleiding hebben gegeven tot betaling van een uitkering bij toepassing van de wets- of reglementsbepalingen inzake verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit;
- de periodes van gevangenzetting;
- de periodes van verblijf in de Duitse Bondsrepubliek van een werknemer die samenwoont met een Belg die werkzaam is in het kader van de stationering van de Belgische Strijdkrachten;
- de periodes van aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, de dienst als gewetensbezwaarde;
- de periodes van werkloosheid gedekt door vakantiegeld.
(3° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, deeltijds onderwijs volgt in het kader van de deeltijdse leerplicht;
4° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, overbruggingsuitkeringen voor alle dagen van de week geniet;
5° de jongere die op het ogenblik van de indienstneming of van de aflevering van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis, de leeftijd van 26 jaar verhoogd met het aantal maanden aanwezigheid onder de wapens, wegens oproeping of wederoproeping, of burgerdienst als gewetensbezwaarde niet heeft bereikt en die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij of krachtens de voornoemde wet van 23 juli 1993, met uitzondering van deze betreffende de leeftijd.) <KB 1994-02-10/32, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1994>
(Voor de toepassing van het eerste lid wordt een tewerkstelling als uitzendkracht bij een gebruiker, in geval van latere indienstneming door deze gebruiker, beschouwd als een werkloosheidsperiode.) <KB 1994-02-10/32, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>
Art. 3bis. <ingevoegd bij KB 1993-11-03/30, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01> De jongere die voldoet aan de voorwaarden om in dienst genomen te worden in het kader van de voormelde wet van 23 juli 1993 kan op zijn vraag bij het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening een jongerenbanenkaart bekomen waarop dit gegeven wordt geattesteerd. Deze jongerenbanenkaart blijft geldig gedurende drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de aflevering, voor zover de jongere intussen de leeftijd van 26 jaar niet bereikt heeft.
De geldigheid van de jongerenbanenkaart is verlengbaar met periodes van 3 maanden voor zover de jongere aantoont nog steeds te voldoen aan de gestelde voorwaarden.
Art.4. De werkgevers van de openbare sector worden vrijgesteld van het overmaken van de bijdragen bedoeld in artikel 4, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 23 juli 1993.
Art.5. § 1. Om de voordelen te kunnen genieten voorzien in de wet van 23 juli 1993 ten voordele van de aanwervingen van jongeren die werkloosheids- of wachtuitkeringen genieten, is de werkgever verplicht om aan het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, vóór de indienstneming van de betrokken werknemer of ten laatste (de dertigste dag) die volgt op de dag van het begin van de tewerkstelling het attest aan te vragen dat bevestigt dat de werknemer voldoet aan de vereiste voorwaarden. (Deze verplichting geldt niet indien de jongere reeds in het bezit is van de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 3bis) <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01> <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-11-01>
De globale aanvragen tot attestering die meerdere werknemers betreffen, worden niet in aanmerking genomen. Slechts individuele aanvragen, die de identiteit van de werkgever, van de werknemer, de woonplaats van deze laatste en de datum van het begin van de tewerkstelling vermelden, worden aanvaard.
Het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening verstrekt het attest bedoeld in het eerste lid.
Vervolgens is de werkgever verplicht (het attest of de jongerenbanenkaart), behoorlijk ingevuld, terug te sturen naar het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening ten laatste (de zestigste dag) die volgt op de dag van het begin van de tewerkstelling. Na registratie bezorgt dit bureau de gegevns aan de instelling belast met de inning en de invordering van de sociale zekerheidsbijdragen. <KB 1993-11-03/30, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 1993-08-01>
§ 2. Voor de jongeren bedoeld in artikel 2, § 1, 2e streepje en artikel 4, § 1, 2e streepje van de wet van 23 juli 1993, gelden voor de vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen dezelfde toekenningsvoorwaarden als deze bepaald bij de artikelen 1 en 2 van het koninklijk besluit van 22 mei 1987 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen van de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren.
Art. 5bis. (ingevoegd bij <KB 1998-07-08/32, art. 4, Inwerkingtreding : 01-08-1993>) De werkgever die de voordelen, voorzien in de wet van 23 juli 1993 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling van jongeren in het raam van het jongerenbanenplan, niet heeft kunnen genieten omdat hij bij het Nationaal pensioenfonds voor mijnwerkers aangesloten was, wordt geacht die voorwaarden alsnog te vervullen indien hij bij aangetekend schrijven met uiterlijk 30 september 1998 als postdatum, het bevoegde werkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in kennis stelt dat hij alsnog de voordelen bedoeld in de voormelde wet van 23 juli 1993 wenst te genieten.
Bij dit aangetekend schrijven dient, voor zover de werkgever hierover nog beschikt, het attest of de jongerenbanenkaart bedoeld in artikel 5, § 1, behoorlijk ingevuld, te worden gevoegd.
Art.6. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 augustus 1993.
Voor de indienstnemingen die in augustus 1993 en in september 1993 worden gedaan, vangen de termijnen bedoeld in artikel 5, § 1, slechts aan op 1 oktober 1993.
Art. 7. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.