Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 OKTOBER 1991. - Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap betreffende de erkenning van leersecretarissen.- (NOTA 1 : opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie door BESL 1998-07-17/36, art. 20; Inwerkingtreding : 01-09-1998) - (NOTA 2 : opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 1998-07-16/79, art. 20; Inwerkingtreding : 01-09-1998) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1992 en tekstbijwerking tot 22-09-1998.)



Inhoudstafel:


Art. 1-21
Bijlagen.
Art. N1, N2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991029106 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> In dit besluit verstaat men onder :
  - de Minister : de Minister die voor de voortdurende vorming in de Middenstand bevoegd is;
  - het Instituut : het Instituut voor permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.

Art.2. <Zie nota onder TITEL> De Minister erkent de leersecretarissen, belast met de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 26 van bovenbedoeld decreet van 3 juli 1991 onder de bevoegdheid van de subregionale dienst van het Instituut die hij bepaalt. Hij bepaalt het aantal leersecretarissen rekening houdend met het aantal lopende leerovereenkomsten in het gebied van elke subregionale dienst.

Art.3. <Zie nota onder TITEL> Om erkend te worden, moet de leersecretaris :
  1° staatsburger zijn van één van de lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap;
  2° van onberispelijk gedrag zijn;
  3° zijn burgerlijke en politieke rechten genieten;
  4° minstens 25 jaar en hoogstens 65 jaar oud zijn;
  5° voldaan hebben aan de militiewetten;
  6° houder zijn van minstens één diploma van hoger onderwijs van het korte type, van een gelijkgesteld diploma of van een erkend gelijkwaardig diploma;
  7° met succes een examen hebben afgelegd dat voldoet aan de bepalingen van artikel 7;
  8° met succes een medisch onderzoek hebben ondergaan.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Om erkend te worden moet de leersecretaris eveneens bewijzen te beschikken over :
  1° de materiële voorwaarden die eigen zijn aan de uitoefening van zijn taak, in verhouding tot het aantal overeenkomsten dat hij moet beheren;
  2° de steun van een vereniging waarnaar wordt verwezen in artikel 7 van de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd op 28 mei 1979. Die vereniging moet een werkelijke activiteit uitoefenen op het grondgebied van minstens vier van de volgende provincies : Brabant, Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> Behoudens afwijking, toegestaan door de Minister, is de territoriale bevoegdheid van de leersecretaris beperkt tot die ondernemingen waarvan de exploitatiezetel zich in het werkgebied bevindt van de dienst waar hij zijn functie uitoefent.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> De functie van de leersecretaris is onverenigbaar met elke activiteit in de handel, de ambachten en de industrie.

Art.7. <Zie nota onder TITEL> Het examen bedoeld in artikel 3, 7°, omvat een maturiteitsproef en een technische proef. Het is gedeeltelijk schriftelijk en gedeeltelijk mondeling.
  De maturiteitsproef heeft tot doel de belangstelling van de kandidaat voor de uit te oefenen functies te meten, alsook na te gaan of hij over de nodige opleiding en bekwaamheid beschikt om op een correcte manier de opdrachten waarvoor sprake in artikel 13 uit te voeren, in het bijzonder om de praktische leertijd in het bedrijf te volgen.
  De technische proef gaat over de reglementering inzake de leertijd en over de kennis van de sociologisch-professionele context van de leertijd.
  Om voor het examen te slagen, moeten de kandidaten voor elke proef minstens 60 % behalen.

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De examencommissie bestaat uit vijf leden, namelijk :
  1° de algemeen bestuurder van het Instituut of zijn afgevaardigde, die de commissie voorzit;
  2° de voorzitter van de leercommissie;
  3° een vertegenwoordiger van de regionale beroepsverenigingen en een vertegenwoordiger van de interprofessionele verenigingen bij de leercommissie;
  4° een vertegenwoordiger van de Minister.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> Op voorstel van de raad van bestuur van het Instituut beslist de Minister, het examen voor de erkenning van een leersecretaris uit te schrijven. Het voorstel motiveert de vraag om een leersecretaris aan te stellen en bepaalt de modaliteiten om de kandidaten op te roepen en de samenstelling van de examencommissie.
  De praktische modaliteiten van het examen worden vastgesteld door de examencommissie.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> De raad van bestuur van het Instituut deelt de resultaten van het examen aan de Minister mee en legt hem een gemotiveerd voorstel ter erkenning van één of meer kandidaten als leersecretaris voor.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> De Minister erkent de leersecretaris die beantwoordt aan de voorwaarden waarvan sprake in de artikelen 3 en 4 van dit besluit en die de bijgevoegde verbintenis ondertekent.

Art.12. <Zie nota onder TITEL> Bij gebrek aan een kandidaat die de verbintenis waarvan sprake in artikel 11 ondertekent, kan de Minister een leersecretaris erkennen die het Instituut in dienst neemt en die voldoet aan de voorwaarden bepaald in artikel 3.

Art.13. <Zie nota onder TITEL> De leersecretaris stelt een jaarverslag op over de situatie van de leertijd in het gebied waar hij bevoegd is. Op vraag van de leercommissie stelt hij een nauwkeurig verslag op over ieder individueel geval dat de commissie hem voorlegt.
  De leersecretaris geniet volkomen vrijheid in de daden die hij stelt bij de uitoefening van zijn opdrachten, onder voorbehoud van het toezicht dat artikel 20, 8°, van het decreet van 3 juli 1991 betreffende de permanente vorming in de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen aan het Instituut toevertrouwt.

Art.14. <Zie nota onder TITEL> § 1. De leersecretaris kan zich laten bijstaan door een plaatsvervanger die door de Minister is erkend.
  Ingeval de leersecretaris minstens 750 overeenkomsten beheert, moet hij zich laten bijstaan door een plaatsvervanger die door de Minister is erkend.
  De plaatsvervanger moet voldoen aan de voorwaarden die in artikel 3, 1° tot 6° en 8°, en in artikel 6 worden opgesomd.
  § 2. De plaatsvervanger staat de leersecretaris bij in de uitoefening van zijn taken. Hij is niet gemachtigd alleen en in naam van de leersecretaris op te treden, behalve wanneer deze niet in staat is zijn opdracht te vervullen door werkonbekwaamheid, jaarlijkse vakantie, ernstige familiale omstandigheden of ieder geval van overmacht.

Art.15. <Zie nota onder TITEL> Indien een leersecretaris zijn activiteiten stopzet, erkent de Minister diens plaatsvervanger, als er een is en deze voldoet aan de vereisten opgesomd in artikel 3, 7°, en in artikel 4.
  Bij gebrek aan een plaatsvervanger beslist de Minister, op voorstel van de raad van bestuur van het Instituut, om ofwel een leersecretaris te erkennen, ofwel de leerovereenkomsten te verdelen onder de leersecretarissen.

Art.16. <Zie nota onder TITEL> § 1. De Minister trekt de erkenning in van de leersecretaris :
  1° die niet langer voldoet aan de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 3 tot 6;
  2° die zijn opdrachten niet uitoefent in overeenstemming met artikel 26 van het decreet van 3 juli 1991 betreffende de permanente vorming in de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen.
  De intrekking vindt plaats, ofwel op voorstel van de raad van bestuur van het Instituut na advies van de leercommissie, ofwel op voorstel van de opleidingscommissie, geadviseerd door de raad van bestuur van het Instituut, ofwel op initiatief van de Minister, na advies van de raad van bestuur van het Instituut en van de leercommissie. In ieder geval moet deze de leersecretaris horen en een gedetailleerd verslag voorleggen aan de Minister.
  § 2. Het Instituut kan de leersecretarissen die deel uitmaken van zijn personeel, om dwingende redenen ontslaan door een uitvoerig rapport dat het ontslag rechtvaardigt aan de leercommissie en de Minister te sturen. In dat geval trekt de Minister de erkenning van de leersecretaris in.

Art.17. <Zie nota onder TITEL> Krachtens dit besluit worden erkend : de leersecretarissen erkend in overeenstemmening met het koninklijk besluit van 13 april 1959 betreffende de vorming en de beroepsvolmaking in beroepen en handel, de leersecretarissen erkend krachtens artikel 53 van het koninklijk besluit van 4 oktober 1976 betreffende de permanente vorming in de Middenstand, en de leersecretarissen erkend in overeenstemming met de ministeriële besluiten van 18 en 24 november 1981.

Art.18. <Zie nota onder TITEL> De leersecretarissen erkend krachtens het besluit van de Executieve van 26 oktober 1982 betreffende de leersecretarissen van het Franstalige Instituut voor voortdurende vorming, kunnen kiezen voor het stelsel van leersecretaris bedoeld in artikel 11, met behoud van hun erkenning, op voorwaarde dat ze voldoen aan de voorwaarden waarvan sprake is in artikel 4.

Art.19. <Zie nota onder TITEL> <Opheffingsbepaling van het BFG 1991-02-04/34>

Art.20. <Zie nota onder TITEL> De Minister tot wiens bevoegdheid de permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art.21. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.

Bijlagen.
Art. N1. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 1. AANNEMINGSOVEREENKOMST VAN DE LEERSECRETARIS. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08/04/1992, p. 7931>

Art. N2. <Zie nota onder TITEL> Bijlage 2. MODEL VAN BEDIENDENCONTRACT VOOR DE FUNCTIE VAN LEERSECRETARIS. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 08/04/1992, p. 7931 tot 7932>