Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

28 OKTOBER 1991. - Besluit van de Executieve tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden en de werkwijze voor de beroepscommissies in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen. (Vertaling) - (NOTA : Opgeheven voor het Waalse Gewest door BWG 2000-08-31/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-09-2000) - (NOTA : Opgeheven voor de Franse Gemeenschap van Brussel door BESL 2000-07-20/98, art. 22; Inwerkingtreding : 01-09-2000.) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1992 en tekstbijwerking tot 12-10-2000.)



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2014203200 



Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA'S onder TITEL> De Executieve erkent bij het " Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes entreprises ", op voordracht van dat Instituut, beroepscommissies die adviezen of voorstellen moeten voorleggen aan het Instituut over de problemen van een beroep of beroepengroep en over de specifieke problemen van de permanente vorming.

Art.2. <Zie NOTA'S onder TITEL> Binnen de grenzen van hun bevoegdheid brengen die beroepscommissies adviezen uit of doen ze voorstellen inzake alle problemen van de permanente vorming inz. :
  a) programma's permanente vorming em omscholing;
  b) de aanwending van middelen die de permanente vorming en de broepsomscholing bevorderen;
  c) de organisatie van de paktische opleiding in de leertijd en in de opleiding tot ondernemingshoofd;
  d) de controle over het goed verloop van de opleiding in het kader van het leercontract en van de stageovereenkomst;
  e) de organisatie van de evaluatie van de vereiste beroepskennis en beroepsbekwaamheid.

Art.3. <Zie NOTA'S onder TITEL> Elke commissie die adviezen moet uitbrengen of het Instituut voorstellen moet doen over de problemen van een beroep of beroepengroep, technische commissie genoemd, omvat :
  - vijf werkende leden, met vijf plaatsvervangers, allen Franstalig en voorgedragen door de federaties die voldoen aan de vereisten bedoeld in artikel 6, 1e, 3e, 4e en 5e lid, van de op 28 mei 1979 gecoördineerde wetten op de organisatie van de middenstand;
  - een of twee deskundigen door de commissie aangewezen, zo de commissie of het Instituut zulks nodig acht, wegens hun pedagogische of technische bevoegdheid.
  Elke beroepscommissie die bij het Instituut adviezen moet uitbrengen of voorstellen moet voorleggen over de specifieke problemen van de permanente vorming, " opleidingscommissie " genoemd, omvat ten hoogste zeven Franstalige werkende leden, wegens hun bijzondere bevoegdheid door het Instituut aangewezen.

Art.4. <Zie NOTA'S onder TITEL> § 1. a) De lijst van de leden en plaatsvervangers van een technische commissie wordt aan het Instituut op diens verzoek voorgelegd door elk van de bedrijfsfederaties, binnen zestig kalenderdagen.
  Het Instituut bepaalt de samenstelling van de Commissie voor de vijf leden en de vijf plaatsvervangers, op grond van de na de voormelde zestig kalenderdagen ontvangen lijst, zo mogelijk met inachtneming van een billijke verdeling tussen de verschillende provincies, en legt de ledenlijst aan de Executieve ter goedkeuring voor.
  De Executieve erkent de leden en plaatsvervangers voor een vernieuwbare periode van vier jaar, ingaande op 1 januari na het jaar van de erkenning. Eén persoon kan lid van verschillende commissies zijn.
  b) Op voorstel van een Commissie kan het Instituut verschillende deskundigen aanwijzen in de loop van de werkzaamheden van die Commissie, maar niet meer dan twee deskundigen mogen gelijktijdig aangewezen worden.
  De Executieve erkent de deskundigen voor de tijd, vereist voor het volbrengen van hun opdracht. De erkenning moet binnen de twee maanden na hun aanstelling gebeuren en geldt voor ten hoogste vier jaar.
  c) Het Instituut kan elke passende oplossing vinden voor de oprichting van een technische commissie :
  - als er te gepasten tijde geen federatie bestaat voor een beroep of beroepengroep of als de federatie minder dan vijf kandidaten voordraagt;
  - als sommige voordragende federaties veel meer leden hebben dan andere of als meer dan vijf federaties een lijst voordragen.
  Als een federatie verschillende verwante beroepen behelst, oordeelt het Instituut of er één of meer commissies moeten opgericht worden.
  § 2. Het Instituut stelt de lijst van de leden van een opleidingscommissie vast en legt ze de Executieve ter goedkeuring voor.
  De Executieve erkent de leden voor een vernieuwbare periode van vier jaar ingaande op 1 januari na het jaar van de erkenning.
  Eén persoon kan lid van verschillende commissies zijn.

Art.5. <Zie NOTA'S onder TITEL> De aanstelling van de leden neemt een einde :
  - bij het verstrijken van de termijn;
  - bij hun overlijden;
  - bij vrijwillig ontslag;
  - bij afzetting;
  - als zij de hoedanigheid van lid van de federatie verliezen.
  Ontslagbrieven worden aangetekend aan het Instituut gezonden.
  Elk voorstel tot afzetting uitgaande van de bevoegde federatie wegens een ernstige reden, of van het Instituut wegens herhaalde afwezigheid op de vergaderingen wordt door het Instituut aan de Executieve voorgelegd. De instemming van de Executieve brengt van ambtswege de intrekking van de erkenning met zich mee.
  Een lid waarvan de functie voortijdig een einde neemt, wordt vervangen volgens de regels die voor de aanstelling gelden, voor het overblijvende gedeelte van de termijn.

Art.6. <Zie NOTA'S onder TITEL> Op haar oprichtingsvergadering verkiest elke commissie een voorzitter en een ondervoorzitter.

Art.7. <Zie NOTA'S onder TITEL> De beroepscommissies, zowel de technische als de opleidingscommissies kunnen hun werkzaamheden laten voorbereiden of volgen door werkgroepen van ten hoogste vijf leden, waarvan sommige eventueel buiten de commissie gekozen worden.

Art.8. <Zie NOTA'S onder TITEL> Een pedagogisch adviseur, afgevaardigd door het Instituut, woont de commissievergaderingen van rechtwege bij en leidt hun werkgroepen.
  Een ander personeelsid van het Instituut staat voor het secretariaat van commissies en werkgroepen in.

Art.9. <Zie NOTA'S onder TITEL> De werkende leden en de deskundigen bij de commissies genieten presentiegeld en de vergoeding van hun reiskosten.
  Daarop heeft een plaatsvervanger alleen recht voor de oprichtingsvergadering en wanneer hij op een latere vergadering een werkend lid vervangt.
  Dit artikel geldt ook voor de leden van de werkgroepen, behalve voor de deelnemers die niet tot de commissie behoren.

Art.10. <Zie NOTA'S onder TITEL> De andere regels voor de werking van de technische en opleidingscommissies, o.m. inzake vergaderingen, regeling van de werkzaamheden, notulen e.a. algemene bepalingen worden opgenomen in een door het Instituut uitgewerkt reglement voor de beroepscommissies.

Art.11. <Zie NOTA'S onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.

Art. 12. <Zie NOTA'S onder TITEL> De Minister tot wiens bevoegheid de Permanente Vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.