Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 OKTOBER 1991. - Besluit van de Executieve betreffende de doorlopende evaluatie en de examens in de Permanente vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen. (VERTALING) (NOTA 1 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 2000-08-31/35, art. 52, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2000) - (NOTA 2 : Opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie door BESL 2000-07-20/95, art. 52; Inwerkingtreding : 01-09-2000) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-04-1992 en tekstbijwerking tot 12-10-2000)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Evaluatie einde leertijd.
Art. 1-10
HOOFDSTUK II. - Evaluatie einde opleiding tot ondernemingshoofd.
Art. 11-20
HOOFDSTUK III. - Evaluatie gedurende de leertijd.
Art. 21-30
HOOFDSTUK IV. - Evaluatie gedurende de opleiding tot ondernemingshoofd.
Art. 31-36
HOOFDSTUK V. - Evaluatie van de versnelde cursussen.
Art. 37-42
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 43-46



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1988027256 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Evaluatie einde leertijd.
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) De eindeleertijdsevaluatie wordt door de centra voor permanente vorming, hierna " de Centra " genoemd, georganiseerd.
  Ze is bestemd voor :
  1° de leerlingen die verbonden zijn door een leerovereenkomst of die opgeleid worden krachtens een leerverbintenis erkend door het Instituut voor de Permanente Vorming van de Middenstand, hierna " het Instituut " genoemd. De evaluatie geschiedt gedurende het jaar tijdens welk de leerovereenkomst of de leerverbintenis eindigt;
  2° de cursisten die de cursussen gegeven in het stadium leertijd volgen en die één van de in 1° bedoelde voorwaarden niet vervullen, maar die een praktijksopleiding volgen die gelijkwaardig is met die van de leerovereenkomst. De evaluatie geschiedt gedurende het jaar tijdens welk deze opleiding eindigt. De betrokkenen moeten de lessen regelmatig hebben gevolgd en mogen in totaal bij niet meer dan één op drie lessen op ongerechtvaardigde wijze afwezig zijn geweest;
  3° de afgewezen kandidaten die daartoe een schriftelijke aanvraag bij de Centra indienen vóór 31 januari van het examenjaar.

Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De evaluatie berust op het programma dat door het Instituut is uitgewerkt. Ze heeft betrekking op :
  - de algemene kennis, naar verhouding van 30 pct. van het totaal van de punten;
  - de beroepskennis, naar verhouding van 30 pct. van het totaal van de punten;
  - de praktische beroepsbekwaamheid, naar verhouding van 40 pct. van het totaal van de punten.
  Voor de beroepen waarvoor een geïntegreerd opleidingsprogramma erkend wordt, heeft de evaluatie betrekking op :
  - de geïntegreerde kennis, naar verhouding van 60 pct. van het totaal van de punten;
  - de praktische beroepsbekwaamheid, naar verhouding van 40 pct. van het totaal van de punten.
  § 2. Voor de algemene kennis, de theoretische beroepskennis en de geïntegreerde kennis omvat de evaluatie twee luiken die elk voor 50 pct. van het totaal van de punten tellen : een dagelijkse evaluatie enerzijds, en een eindexamen, A-examengenoemd, voor de algemene kennis, B-examen voor de theoretische beroepskennis en I-examen voor de geïntegreerde kennis, anderzijds.
  Voor de praktische beroepsbekwaamheid behelst de evaluatie één eindexamen, C-examen genoemd.
  § 3. Om te beantwoorden aan de gevolgen van de pedagogische nieuwigheden, bedoeld in artikel 6 van het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve d.d. 22 oktober 1991, betreffende de cursussen voor opleiding in de permanente vorming voor de middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen, kan het Instituut van de bepalingen van § 1 en § 2 afwijken.

Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Voor de A-, B-, en I-examens worden twee zittijden georganiseerd. De eerste zittijd eindigt uiterlijk op 30 juni en moet in de uurrooster-kalender vastgesteld zijn. De tweede zittijd wordt tussen 15 augustus en 30 september gehouden.
  § 2. Voor de C-examens wordt één enkele zittijd per jaar georganiseerd. Deze zittijd wordt tussen 15 mei en 30 september gehouden. De uiterste datum wordt op 31 december gebracht voor de seizoengebonden beroepen, bepaald door het Instituut.

Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Het Centrum schrijft voor de A- en B- examens of voor de I-examens de volgende personen in :
  - de cursisten die het laatste cursusjaar regelmatig volgen;
  - de cursisten in het laatste opleidingsjaar zijn die het van het geheel of een gedeelte van de cursussen heeft vrijgesteld;
  - de in artikel 1, 3° bedoelde afgewezen kandidaten.
  § 2. Het Centrum schrijft voor de C-examens de volgende personen in :
  - de kandidaten die voor de A- en B-examens of voor de I-examens ingeschreven zijn;
  - de kandidaten in het laatste opleidingsjaar die, bij een vorige zittijd, voor de A- en B- examens of voor de I-examens geslaagd zijn;
  - de in artikel 1, 3°, bedoelde afgewezen kandidaten.
  § 3. Het Instituut zorgt voor de inschrijving voor de examens van de kandidaten voor wie geen cursus georganiseerd kan worden.

Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De examenscommissie is samengesteld :
  1° voor de A-, B- en I-examens : uit de leraars van de kandidaten; voor de B-examens die betrekking hebben op een beroep waarin geen specifieke cursus georganiseerd is, is de commissie echter samengesteld uit de leden die voor de hierna vermelde C-examens aangewezen zijn;
  2° voor de C-examens :
  - hetzij uit een leraar en een vakdeskundige die niet de hoedanigheid van leraar heeft in het Centrum dat het examen organiseert;
  - hetzij uit twee vakdeskundigen indien geen specifieke cursus georganiseerd is in het beroep waarvoor het examen georganiseerd wordt.
  Voor sommige beroepen die door het in artikel 43 bedoelde reglement bepaald worden, kan door dat reglement een groter aantal leden van de examencommissie worden vastgesteld.
  § 2. Het Centrum draagt de leden van de commissies voor de C-examens aan het Instituut voor. Na eventuele raadpleging van de beroeps- en interprofessionele verenigingen door het Instituut, wordt de definitieve lijst van de leden aangevuld en vastgelegd door het Instituut, dat deze aan het Centrum bezorgt. Het Centrum stelt dan zijn examencommissies samen.

Art.6. (Zie NOTA onder TITEL) De examencommissie werkt de inhoud van de A-, B- en I-examens uit, waarbij ze rekening houdt met de coördinatieadviezen die door het Instituut worden uitgebracht.

Art.7. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum legt aan het Instituut het organisatieplan voor met betrekking tot alle C-examens en de B-examens waarvoor de cursussen niet georganiseerd zijn, met opgave, inzonderheid, van de namen van de leden van de examencommissie, van de datum, het uur en de plaats waar het examen afgenomen wordt en van het aantal kandidaten.
  Uiterlijk één maand vóór het begin van de examens geeft het Instituut aan het Centrum kennis van zijn akkoord of zijn opmerkingen. Na eventuele verbeteringen door het Centrum bezorgt het Instituut, vóór het begin van de examens, het definitieve plan aan het Instituut, dat het definitieve plan vastlegt.

Art.8. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum zorgt voor het goed verloop en de regelmatigheid van de examens, en voor de overeenstemmende toepassing volgens het organisatieplan.
  Het houdt de vragenlijsten van de A-, B- en I-examens, ten minste veertien dagen vóór de datum van de examens, ter beschikking van het Instituut.
  De schriften en de werken van de kandidaten, alsook de niet-verbruikbare examenstukken moeten ter beschikking van het Instituut worden gehouden tot 31 maart van het jaar dat volgt op het examenjaar.

Art.9. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut.
  Eventuele onregelmatigheden worden door het Instituut ter kennis van de Minister gebracht. Deze onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig verklaard wordt, onverminderd andere administratieve beslissingen.

Art.10. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Om bij de evaluatie te voldoen moet de kandidaat :
  1° voor de algemene kennis en de beroepskennis of de geïntegreerde kennis, de helft van de punten behalen;
  2° voor de praktijkopleiding, 60 pct. van de punten voor het geheel van de evaluatie behalen en 40 pct. voor elk van de beroepswerkzaamheden, wanneer er verschillende zijn, overeenkomstig de lijst van de in het reglement vermelde beroepen.
  Voor bepaalde beroepen kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima voor bepaalde vakken vaststellen.
  § 2. Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie aan de wettelijke vertegenwoordigers van de kandidaat, alsmede aan het Instituut en aan de leersecretaris mee; deze deelt zonder verwijl de uitslag aan het ondernemingshoofd mee.
  § 3. De kandidaten die bij de evaluatie niet hebben voldaan, kunnen zich voor de tweede zittijd laten inschrijven voor de A-, B- of I-examens waarvoor ze niet het vereiste minimum van de punten hebben behaald.
  De examencommissie werkt de inhoud van de examens van de tweede zittijd uit.
  § 4. De kandidaten die bij de evaluatie hebben voldaan, krijgen een leergetuigschrift dat namens de Executieve door het Centrum uitgereikt wordt.
  § 5. Deelgetuigschriften kunnen door het Centum uitgereikt worden wanneer de kandidaat bij één van de in artikel 2, § 1, bedoelde evaluaties heeft voldaan.

HOOFDSTUK II. - Evaluatie einde opleiding tot ondernemingshoofd.
Art.11. (Zie NOTA onder TITEL) De evaluatie op het eide van de opleiding tot ondernemingshoofd wordt door de Centra georganiseerd.
  Ze is bestemd voor :
  1° de kandidaten die regelmatig de lessen opleiding tot ondernemingshoofd hebben gevolgd; ze mogen in totaal bij niet meer dan één op drie lessen op ongerechtvaardigde wijze afwezig zijn geweest;
  2° behoudens het akkoord van het Centrum, de kandidaten die het geheel of een gedeelte van de lessen om redenen van vooropleiding of in geval van overmacht niet hebben gevolgd;
  3° de afgewezen kandidaten van het C-examen die daartoe een schriftelijke aanvraag bij het Centrum hebben ingediend vóór 31 januari van het examenjaar.

Art.12. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De evaluatie berust op het opleidingsprogramma dat door het Instituut uitgewerkt is.
  Ze heeft betrekking op :
  - de beheerskennis, naar verhouding van 30 pct. van het totaal van de punten;
  - de beroepskennis, naar verhouding van 30 pct. van het totaal van de punten;
  - de praktische beroepsbekwaamheid, naar verhouding van 40 pct. van het totaal van de punten.
  § 2. Voor de beheerskennis, de theoretische beroepskennis en de geïntegreerde kennis omvat de evaluatie twee luiken : een evaluatie in de loop van het jaar en een eindexamen, A-examen genoemd voor de beheerskennis, en B-examen genoemd voor de theoretische beroepskennis, en I-examen voor de geïntegreerde kennis. De verdeling van de punten tussen de beide luiken van de evaluatie wordt door het Instituut vastgesteld; het Instituut kan voor bepaalde vakken beslissen dat geen evaluatie in de loop van het jaar noodzakelijk is.
  Voor de praktische beroepsbekwaamheid behelst de evaluatie één enkel eindexamen, C-examen genoemd.
  § 3. Om te beantwoorden aan de gevolgen van de pedagogische nieuwigheden, bedoeld in artikel 6 van het voormelde besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve, kan het Instituut van de bepalingen van § 1 en § 2 afwijken.

Art.13. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Voor de A-, B- en I-examens worden twee zittijden georganiseerd. De eerste zittijd eindigt uiterlik op 15 juli en moet in de uurrooster-kalender vastgesteld zijn. De tweede zittijd wordt tussen 15 augustus en 30 september gehouden.
  § 2. Voor de C-examens wordt één enkele zittijd per jaar georganiseerd. Deze zittijd wordt tussen 15 mei en 30 september gehouden. De uiterste datum wordt op 31 december gebracht voor de seizoengebonden beroepen, zoals deze in het reglement bepaald zijn.

Art.14. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum schrijft van ambtswege voor de A-, B- of I-examens alle cursisten in die regelmatig het laatste cursusjaar volgen, alsook de in artikel 11, 2°, bedoelde kandidaten.
  Het Centrum schrijft voor de C-examens de in vorig lid bedoelde kandidaten in.
  Het Centrum schrijft eveneens voor de C-examens de in artikel 11, 3°, bedoelde kandidaten in.
  Het Centrum kan voor de C-examens alleen kandidaten inschrijven die bovendien kunnen aantonen dat ze een voldoende praktijkervaring hebben, overeenkomstig de door het reglement vastgestelde normen; wat er ook van zij, kunnen aantonen dat ze een voldoende praktijkervaring hebben, de kandidaten die in een onderneming een stage volgen waarvoor de nadere regels door de Executieve worden vastgesteld.

Art.15. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De examencommissie is samengesteld :
  1° voor de A-, B- en I-examens : uit de leraars van de kandidaten;
  2° voor de C-examens : uit een leraar en een vakdeskundige die niet de hoedanigheid van leraar heeft in het Centrum dat het examen organiseert.
  Voor sommige beroepen die door het reglement bepaald worden, kan door dat reglement een groter aantal leden van de examencommissie worden vastgesteld.
  § 2. Het Centrum draagt de leden van de commissies voor de C-examens aan het Instituut voor. Na eventuele raadpleging van de beroeps- en interprofessionele verenigingen door het Instituut, wordt de definitieve lijst van de leden aangevuld en vastgelegd door het Instituut, dat deze aan het Centrum bezorgt. Het Centrum stelt dan zijn examencommissie samen.

Art.16. (Zie NOTA onder TITEL) De examencommissie werkt de inhoud van A-, B- en C-examens uit, waarbij ze rekening houdt met de coördinatieadviezen die door het Instituut worden uitgebracht.

Art.17. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum legt aan het Instituut een organisatieplan voor alle C-examens voor, met opgave, inzonderheid, van de namen van de leden van de examencommissie, van de datum, het uur en de plaats waar het examen afgenomen wordt, en van het aantal kandidaten.
  Uiterlijk één maand vóór het begin van de examens geeft het Instituut aan het Centrum kennis van zijn akkoord of zijn opmerkingen. Na eventuele verbeteringen door het Centrum bezorgt dit vóór het begin van de examens het definitieve plan aan het Instituut, dat het definitieve plan vastlegt.

Art.18. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum zorgt voor het goed verloop en de regelmatigheid van de examens, en voor de overeenstemmende toepassing volgens het organisatieplan.
  Het houdt de vragenlijsten van de A-, B- en I-examens, ten minste veertien dagen vóór de datum van de examens, ter beschikking van het Instituut.
  De schriften en de werken van de kandidaten, alsook het niet-verbruikbare examenstukken moeten ter beschikking van het Instituut worden gehouden tot 31 maart van het jaar dat volgt op het examenjaar.

Art.19. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut.
  Eventuele onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig verklaard wordt, onverminderd andere administratieve beslissingen.

Art.20. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Om bij de evaluatie te voldoen, moet de kandidaat :
  1° voor de beheerskennis en de beroepskennis, of voor de geïntegreerde kennis, de helft van de punten behalen;
  2° voor de praktijkopleiding, 60 pct. van de punten voor het geheel van de evaluatie behalen, en 50 pct. voor elk van de beroepswerkzaamheden, wanneer er verschillende zijn, overeenkomstig de lijst van de in het reglement vermelde beroepen.
  Voor bepaalde beroepen kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima voor bepaalde vakken vaststellen.
  § 2. Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie aan de kandidaat en aan het Instituut mee.
  § 3. De kandidaten die bij de evaluatie niet hebben voldaan, kunnen zich voor de tweede zittijd laten inschrijven voor de A-, B- en I-examens waarvoor ze niet het vereiste minimum van de punten hebben behaald, op voorwaarde dat ze daartoe door de examencommissie worden toegelaten.
  Deze werkt er de inhoud van uit.
  § 4. De kandidaten die bij de evaluatie hebben voldaan krijgen van het Centrum een diploma uitgereikt namens de Executieve van de Franse Gemeenschap. Deelgetuigschriften kunnen door het Centrum uitgereikt worden wanneer de kandidaat bij één van de in artikel 12, § 1, bedoelde evaluaties heeft voldaan.

HOOFDSTUK III. - Evaluatie gedurende de leertijd.
Art.21. (Zie NOTA onder TITEL) Er wordt in elk Centrum een raad van leraars ingesteld die inzonderheid elke individuele maatregel kan voorstellen die de leerlingen bij hun opleiding kan helpen.
  De raad van leraars is samengesteld uit de leraars van de leerlingen en de directeur van het Centrum of zijn afgevaardigde. Hij kan tot zijn werkzaamheden elke persoon toelaten die beoordelingsgegevens kan brengen, en kan zich elke inlichting doen overleggen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn opdracht. De leersecretaris en een afgevaardigde van het Instituut kunnen de vergaderingen met adviserende stem bijwonen; ze moeten tijdig, uiterlijk bij de vergadering, alle inlichtingen meedelen die de raad van leraars met kennis van zaken kunnen helpen beslissen.
  De raad van leraars kan in de loop van het jaar vergaderen. Hij moet op het einde van het eerste en het tweede jaar, uiterlijk op 5 juli en na de krachtens artikel 23, § 3, georganiseerde zittijd vergaderen om te beslissen of de leerlingen die niet bij de in artikel 22 bedoelde evaluatie hebben voldaan, bekwaam zijn om tot de hogere klas over te gaan.

Art.22. (Zie NOTA onder TITEL) De Centra organiseren een jaarlijkse evaluatie gedurende de leertijd voor :
  1° de leerlingen die verbonden zijn door een leerovereenkomst of die opgeleid worden krachtens een leerverbintenis die door het Instituut erkend wordt;
  2° de cursisten van de leercursussen die één van de in 1° bedoelde voorwaarden niet vervullen en die de lessen regelmatig hebben gevolgd; ze mogen in totaal bij niet meer dan één op drie lessen op ongerechtvaardigde wijze afwezig zijn geweest.
  De cursisten die van de cursussen vrijgesteld zijn bij toepassing van artikel 8, § 2, van het bovenvermeld besluit van de Executieve van 23 oktober 1986, zijn eveneens van de evaluatie gedurende de leertijd vrijgesteld.

Art.23. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De evaluatie berust op het opleidingsprogramma dat door de Minister wordt erkend.
  Ze heeft betrekking op de algemene kennis en de theoretische beroepskennis, naar verhouding van 50 pct. van het totaal van de punten voor elk van beide.
  Ze heeft betrekking op de geïntegreerde kennis voor de beroepen waarvoor een geïntegreerd opleidingsprogramma erkend wordt.
  § 2. De evaluatie omvat twee luiken die elk voor 50 pct. van het totaal van de punten tellen : een dagelijkse evaluatie en een schriftelijk examen dat in de uurrooster-kalender vastgesteld moet zijn.
  § 3. In de gevallen bedoeld in het in artikel 43 hierna bedoeld reglement kan een uitgestelde zittijd voor het schriftelijk examen georganiseerd worden.
  § 4. Om bij de evaluatie te voldoen moet de kandidaat 90 % van de punten krijgen voor algemene kennis en theoretische beroepskennis of voor geïntegreerde kennis. Voor sommige beroepen kan het Instituut die minima wijzigen of voor sommige minima opleggen.
  § 5. Om te beantwoorden aan de gevolgen van de pedagogische nieuwigheden bedoeld in artikel 6 van het bovenvermelde besluit van de Executieve kan het Instituut van de bepalingen van § 1 en § 2 afwijken.

Art.24. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De leraars bereiden de examens voor die betrekking hebben op het programmagedeelte waarvoor ze verantwoordelijk zijn; deze voorbereiding kan in college of in samenwerking met andere bevoegde personen geschieden.
  Het Centrum houdt de vragenlijsten ten minste veertien dagen vóór de examens ter beschikking van het Instituut.
  § 2. De leraars voeren de evaluatie van de kennis van de kandidaten uit.
  § 3. Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op waarin alle gegevens met betrekking tot de evaluatie alsook de beoordeling va de leraars vervat zijn.

Art.25. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum zorgt voor het goed verloop en de regelmatigheid van de examens.
  Het schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut. Onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig verklaard wordt, onverminderd andere administratieve beslissingen.

Art.26. (Zie NOTA onder TITEL) De procedure voor het onderzoek van de dossiers van de leerlingen die bij de evaluatie niet hebben voldaan is de volgende :
  1. a) Voor de leerlingen die het geheel van de cursussen in één enkel Centrum hebben gevolgd :
  1° De Raad van Leraars beslist of de leerling tot de hogere klas toegelaten of niet toegelaten wordt.
  Het Centrum bezorgt uiterlijk op 5 juli aan het Instituut de lijst van de leerlingen over wie het zich heeft uitgesproken, samen met de uitslagen van de examens, alsook zijn beslissingen en zijn adviezen. Die termijn is vastgesteld op 10 september voor leerlingen die aan een uitgestelde zittijd deelnemen.
  2° Wanneer de bekwaamheid om tot de hogere klas over te gaan niet vastgesteld is, bezorgt de Raad van Leraars eveneens aan het Instituut een dossier waarin de beoordelingsgevens en de rechtvaardiging van zijn beslissing vervat zijn.
  b) Voor de leerlingen die de cursussen in verschillende centra hebben gevolgd :
  1° De Raad van Leraars van elk Centrum beslist of de leerling tot de hogere klas toegelaten of niet toegelatenwordt.
  Hij kan elke maatregel voorstellen die de leerling bij zijn opleiding vorderingen kan helpen maken.
  2. Elk Centrum bezorgt uiterlijk op 5 juli aan de Subregionale Dienst van het Instituut die een rol heeft gespeeld bij de erkenning van de leerovereenkomst, de lijst van de leerlingen over wie het zich heeft uitgesproken, de uitslagen van de evaluatie en de beslissingen en voorstellen van de Raad van Leraars; die termijn is vastgesteld op 10 september voor de leerlingen die aan een uitgestelde zittijd deelnemen.
  2° Wanneer de Raad of de Raden van Leraars de bekwaamheid van de leerling om tot de hogere klas over te gaan niet heeft of niet hebben vastgesteld, worden de dossiers onderzocht door een Commissie van Toezicht samengesteld uit de directeur van de Subregionale Dienst en de leersecretaris, alsook een pedagogisch adviseur van het Instituut.
  a) De directeur van het Centrum of zijn gemachtigde woont de vergaderingen van rechtswege bij, met raadgevende stem.
  De beslissingen en voorstellen van de Commissie worden bij meerderheid van stemmen genomen.
  De Commissie kan elke andere persoon uitnodigen die beoordelingsgegevens kan brengen, en zich alle inlichtingen doen overleggen die nodig zijn voor de uitoefening van haar opdracht. Ze kan desnoods het Centrum verzoeken, het dossier opnieuw voor te leggen aan de Raad van Leraars, na de uitgestelde zittijd.
  b) Ze beslist of de leerling moet bijven zitten of de erkenning van het leercontract ingetrokken moet worden waarbij de erkenning van latere contracten uitgesloten wordt; deze maatregel kan beperkt blijven tot het beroep dat het voorwerp van het contract uitmaakt.
  Elke intrekking ingevolge een voorstel van de Commissie kan slechts met haar instemming opgeheven worden, mits de voorwaarden voor de erkenning van een nieuwe overeenkomst vervuld zijn.
  De Commissie kan elke maatregel voorstellen die de leerling bij zijn opleiding vorderingen kan helpen maken.
  c) De Commissie vergadert uiterlijk op 20 juli. In geval van uitgestelde zittijd wordt die termijn vastgesteld op 10 september. Op deze datum moet over alle dossiers uitspraak gedaan zijn.
  d) Van de beraadslaging van de Commissie worden notulen gemaakt, die na afloop van de vergadering door de commissieleden ondertekend worden.
  3. De verlenging van een leercontract vereist om een leerling te laten blijven zitten en voor de intrekking van de erkenning van een leercontract, wordt bekrachtigd door het Instituut mits ze overeenstemt met de voorstellen en beslissingen van de Commissie van Toezicht.

Art.27. (Zie NOTA onder TITEL) De uitslagen van de evaluatie worden meegedeeld door :
  - het Centrum aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerlingen, aan het Instituut en aan de leersecretaris, die ze onverwijld aan het ondernemingshoofd overzendt.
  Wanneer de cursist niet toegelaten is door de Raad van Leraars, deelt het Centrum aan de wettelijke vertegenwoordigers mee dat het dossier van de leerling door een Commissie van Toezicht zal onderzocht worden.
  - de Centra aan het Instituut, wanneer de leerling de cursussen algemene kennis en beroepskennis in verschillende centra gevolgd heeft. Het Instituut deelt onmiddellijk de uitslagen mee aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerlingen en aan de leersecretaris, die ze onverwijld aan het ondernemingshoofd overzendt.
  Wanneer de cursist door de Raad van Leraars niet toegelaten werd in één van beide centra of in beide, deelt het Instituut zulks mee aan de wettelijke vertegenwoordigers van de leerling en deelt de leersecretaris aan het ondernemingshoofd mee dat het dossier van de leerling door een Commissie van Toezicht zal onderzocht worden.

Art.28. (Zie NOTA onder TITEL) Wanneer voorgesteld wordt, de leerling te laten blijven zitten, verzoekt de leersecretaris de partijen die het contract hebben gesloten, hem vóór 15 augustus hun akkoord voor de verlenging van het leercontract te doen geworden; hij wijst de leerling of diens wettelijke vertegenwoordigers erop dat de weigering van de verlenging of het uitblijven van het antwoord de intrekking van de erkenning van het contract tot gevolg heeft. De aanhangsels tot verlenging van het contract moeten uiterlijk op 20 september bij de Subregionale Dienst toekomen.

Art.29. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum kan attesten uitreiken die bewijzen dat de leerling de lessen heeft gevolgd en dat hij voor de examens op het einde van het jaar is geslaagd.

Art.30. (Zie NOTA onder TITEL) Het Instituut evalueert de praktijkopleiding in de werkplaats overeenkomstig de door het in artikel 43 hierna bedoelde reglement bepaalde regels.
  Deze evaluatie heeft tot doel :
  1° na te gaan of de staat van de vorderingen die door de leerling bij zijn praktijkopleiding gemaakt worden, aan de eisen van het opleidingsprogramma voldoet en of de leervoorwaarden aan de wettelijke en reglementaire voorschriften beantwoorden;
  2° in voorkomend geval, de vastgestelde leemten en gebreken te verhelpen.
  Ze omvat twee luiken :
  - een regelmatige evaluatie;
  - een jaarlijkse evaluatie.

HOOFDSTUK IV. - Evaluatie gedurende de opleiding tot ondernemingshoofd.
Art.31. (Zie NOTA onder TITEL) Naast de evaluatie op het einde van het stadium waarin de artikelen 11 tot 20 voorzien, wordt voor de opleiding tot ondermingshoofd een jaarlijkse evaluatie door de Centra georganiseerd voor de cursisten die de lessen regelmatig volgen : de betrokkenen mogen in totaal bij niet meer dan één op drie lessen op ongerechtvaardigde wijze afwezig zijn geweest.
  De cursisten die van de cursussen vrijgesteld zijn, zijn ook van de overeenstemmende evaluatie vrijgesteld.

Art.32. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De evaluatie berust op het opleidingsprogramma dat door het Instituut wordt erkend.
  Ze heeft betrekking op de beheerskennis en de theoretische beroepskennis, naar verhouding van 50 pct. van het totaal van de punten voor elk van beide.
  Ze heeft betrekking op de geïntegreerde kennis voor de beroepen waarvoor een geïntegreerd opleidingsprogramma erkend wordt.
  § 2. De evaluatie omvat twee luiken : een evaluatie in de loop van het jaar en een examen op het einde van het jaar. De verdeling van de punten tussen de twee luiken van de evaluatie wordt door het Instituut vastgesteld; het Instituut kan, voor bepaalde vakken, beslissen dat geen evaluatie in de loop van het jaar moet worden georganiseerd.
  § 3. Om te beantwoorden aan de gevolgen van de pedagogische nieuwigheden bedoeld in artikel 6 van het voormelde besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve kan het Instituut van de bepalingen van § 1 en § 2 afwijken.

Art.33. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De leraars bereiden de examens voor die betrekking hebben op het programmagedeelte waarvoor ze verantwoordelijk zijn; deze voorbereiding kan in college of in samenwerking met andere bevoegde personen geschieden.
  Het Centrum houdt de vragenlijsten ten minste veertien dagen vóór de examens ter beschikking van het Instituut.
  § 2. De leraars voeren de evaluatie van de kennis van de kandidaten uit.
  § 3. Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op waarin alle gegevens met betrekking tot de evaluatie vervat zijn.

Art.34. (Zie NOTA onder TITEL) <Nota van Justel : dit artikel ontbreekt in de Nederlandse vertaling.>

Art.35. (Zie NOTA onder TITEL) Om bij de evaluatie te voldoen moet de kandidaat de helft van de punten behalen voor de beheerskennis en de beroepskennis, of voor de geïntegreerde kennis.
  Voor bepaalde beroepen kan het Instituut de minima wijzigen die vereist zijn om te slagen of minima voor bepaalde vakken vaststellen.

Art.36. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie aan de kandidaat en aan het Instituut mede.
  § 2. Op aanvraag van elke kandidaat die bij de evaluatie van de beheerskennis van het eerste jaar heeft voldaan, geeft het Centrum een getuigschrift dat dezelfde vorm heeft als het door het Instituut vastgestelde model; het zendt het aan het Instituut ter ondertekening over.
  § 3. Het Centrum kan eveneens attesten uitreiken die bewijzen dat de leerlingen de lessen heeft gevolgd en dat hij bij één van de evaluaties heeft voldaan.

HOOFDSTUK V. - Evaluatie van de versnelde cursussen.
Art.37. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De evaluatie betreft cursisten die de versnelde cursussen regelmatig bijwoonden; de betrokkenen mogen in totaal bij niet meer dan één op drie lessen op ongerechtvaardigde wijze afwezig zijn geweest.
  De cursisten die van de cursussen vrijgesteld zijn, zijn ook van de overeenstemmende evaluatie vrijgesteld.
  § 2. De evaluatie berust op het programma van de verstrekte opleiding.

Art.38. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. De leraars bereiden de examens voor die betrekking hebben op het programmagedeelte waarvoor ze verantwoordelijk zijn; deze voorbereiding kan in college of in samenwerking met andere bevoegde personen geschieden.
  Het Centrum houdt de vragenlijst ten minste veertien dagen vóór de examens ter beschikking van het Instituut.
  § 2. De leraars voeren de evaluatie van de kennis van de kandidaten uit.
  § 3. Het Centrum maakt voor elke kandidaat een dossier op waarin alle gegevens met betrekking tot de evaluatie vervat zijn.

Art.39. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum zorgt voor een goed verloop en voor de regelmatigheid van de examens.
  Het schikt zich naar het pedagogisch en administratief toezicht van het Instituut. Onregelmatigheden kunnen tot gevolg hebben dat een examen geheel of gedeeltelijk nietig wordt verklaard, onverminderd andere administratieve beslissingen.

Art.40. (Zie NOTA onder TITEL) Om bij de evaluatie te voldoen, moet de kandiaat de helft van de punten behalen.
  Het Instituut kan de minima vastellen die vereist zijn om te slagen.

Art.41. (Zie NOTA onder TITEL) Het Centrum deelt de uitslag van de evaluatie aan de kandidaat en aan het Instituut mede.

Art.42. (Zie NOTA onder TITEL) Aan elke kandidaat die bij de evaluatie van de versnelde cursussen beheerskennis heeft voldaan, geeft het Centrum een getuigschrift dat dezelfde vorm heeft als het door het Instituut vastgestelde model; het zendt het aan het Instituut ter ondertekening over.

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.43. (Zie NOTA onder TITEL) Een door de Minister goed te keuren reglement stelt de nadere regels voor de toepassing van dit besluit vast.

Art.44. (Zie NOTA onder TITEL) <Opheffingsbepaling van het BFG 1987-12-07/35>

Art.45. (Zie NOTA onder TITEL) De Minister tot wiens bevoegdheid de Permanente Vorming voor de Middenstand en de kleine en middelgrote ondernemingen behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 46. (Zie NOTA onder TITEL) Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1992.