Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 OKTOBER 1992. - Ministerieel besluit houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1993, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget van alle ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art. 3-5
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art. 6
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Art. 7
Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Art. 8
Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art. 9-10, 10bis
Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art. 11-13
Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Art. 14
Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 15-16, 16bis, 16ter, 16quater
Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 17
Rubriek 6. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B, met uitzondering van onderdeel B6, van de algemene ziekenhuizen.
Art. 18-19, 19bis, 19ter
Rubriek 7. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 20
Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdelen B1 en B2 van het budget.
Art. 21-22
Rubriek 2. - Onderdeel B5 van het budget.
Art. 23
Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art. 24
Rubriek 4. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 25
Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art. 26-29
Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art. 30
Rubriek 3. - Onderdeel B6 van het budget.
Art. 31
Afdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget voor alle ziekenhuizen.
Art. 32
Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neonatale zorgen.
Art. 33
HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art. 34-35
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 36-37



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. De bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van de verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991 en 19 oktober 1992, worden voor het dienstjaar 1993 geconcretiseerd door en aangevuld met de bepalingen van dit besluit.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt bedoeld met :
  1° " het koninklijk besluit van 30 juli 1986 " : het koninklijk besluit van 30 juli 1986 houdende wijziging van het koninklijk besluit van 13 december 1968 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend;
  2° " het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 " : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget en de onderscheiden bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van de verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991 en 19 oktober 1992;
  3° " het ministerieel besluit van 28 november 1990 " : het ministerieel besluit van 28 november 1990 tot vaststelling voor het dienstjaar 1991, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, gewijzigd door de ministeriële besluiten van 20 maart 1991, 7 augustus 1991 en 25 mei 1992;
  4° " het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 " : het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991;
  5° " het koninklijk besluit van 18 maart 1985 " : het koninklijk besluit van 18 maart 1985 houdende vaststelling van de criteria voor de programmatie en de financiering van de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem;
  6° " het koninklijk besluit van 5 april 1991 " : het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 oktober 1991;
  7° " de wet van 26 juni 1990 " : de wet van 26 juni 1990 betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke;
  8° " de sectoriële akkoorden " : de sectoriële akkoorden die ingevolge de basisteksten van 4 juli 1991 en 12 november 1991 tussen de werkgevers, de representatieve organen van de werknemers van de ziekenhuizen en de regering worden gesloten.

HOOFDSTUK II. - Vaststelling van het budget.
Afdeling 1. - Deel A van het budget van alle ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Art.3. Bij toepassing van het koninklijk besluit van 30 juli 1986 kan volgens nader te bepalen regelen, het percentage dat in artikel 16, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 is bepaald, op 70 % worden gebracht.

Art.4. Het in artikel 20 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde forfaitair bedrag om de lasten te dekken verbonden aan de afschrijving van materiaal voor medische en niet-medische uitrusting, met inbegrip van de informatica-apparatuur, alsmede van meubilair, wordt vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1992 werden in aanmerking genomen.
  Dit forfaitair bedrag wordt vermeerderd met de bedragen toegekend overeenkomstig de artikelen 5 en 6 van het ministerieel besluit van 28 november 1990.

Art.5. Voor het dekken van de kosten die voortvloeien uit de afschrijvingen van het rollend materieel, wordt een forfaitair bedrag vastgesteld op het niveau van de lasten die voor 1991 werden weerhouden.

Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art.6. § 1. Onderdeel A2 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 21 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt het in artikel 21, 1°, van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 6 procent vastgesteld, en wordt het in artikel 21, 2°, van het voormelde ministerieel besluit bedoelde percentage op 16 procent vastgesteld.
  Voor de psychiatrische ziekenhuizen worden de percentages respectievelijk op 6 procent en op 8 procent vastgesteld.

Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Art.7. Het in artikel 22 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 voorziene bedrag wordt op 2 frank vastgesteld.

Onderafdeling 4. - Onderdeel A4 van het budget.
Art.8. Onderdeel A4 van het budget van financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld :
  1° voor de magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem opgesteld in een dienst erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als die welke voor het dienstjaar 1992 gelden, van toepassing met dien verstande dat voor de uitrusting, toegekend op basis van het koninklijk besluit van 18 maart 1985, eveneens dezelfde regels van toepassing zijn als die waarin werd voorzien voor het dienstjaar 1992;
  2° voor de apparatuur opgesteld in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 gelden dezelfde regels als die welke voor het dienstjaar 1992 van toepassing zijn.
  Zolang het aantal patiënten voor het dienstjaar 1993 niet bekend is, wordt een provisioneel bedrag toegekend op basis van het aantal patiënten behandeld in het laatst bekende dienstjaar.

Afdeling 2. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene ziekenhuizen, behalve die erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdeel B1 van het budget.
Art.9. Onverminderd de bepaling van de artikelen 40, § 2, en 43, § 2, 1°, c, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt onderdeel B1 van het budget van financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1992.

Art.10. Voor de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 23, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt onderdeel B1 van het budget van financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1992.

Art. 10bis. <ingevoegd bij MB 1993-12-13/37, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993> Onderdeel B1 van het budget van financiële middelen wordt vermeerderd met 0,30 % voor de openbare ziekenhuizen teneinde de lasten te dekken die voortvloeien uit de wijziging van de B.T.W.-tarieven, en met 0,36 % voor de privé ziekenhuizen teneinde enerzijds de lasten te dekken die voortvloeien uit de wijziging van de B.T.W.-tarieven en anderzijds de lasten te dekken die voortvloeien uit de verhoging van de patronale R.S.Z. bijdragen voor het stelsel van de ziekteverzekering, afdeling uitkeringen.

Rubriek 2. - Onderdeel B2 van het budget.
Art.11. Onverminderd de bepalingen van de artikelen 42, § 8, laatste lid, 42, § 9, 43, § 2, 1°, c, 43, § 2, 4° en 5°, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt onderdeel B2 van het budget van financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1992.

Art.12. Voor de in artikel 23, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 bedoelde ziekenhuizen, wordt onderdeel B2 van het budget van financiële middelen vastgesteld op het bedrag dat overeenstemt met de waarde op 31 december 1992.

Art.13. (afgeschaft) <MB 1993-04-30/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 23-06-1993>

Rubriek 3. - Onderdeel B3 van het budget.
Art.14. Onderdeel B3 van het budget van financiële middelen wordt, op jaarbasis, forfaitair als volgt vastgesteld :
  1° voor de dienst medische beeldvorming met een magnetische resonantietomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, zijn dezelfde regels als voor het dienstjaar 1992 van toepassing, met dien verstande dat voor de uitrusting, toegekend op basis van het koninklijk besluit van 18 maart 1985 dezelfde regels als die voor het dienstjaar 1992 van toepassing zijn;
  2° voor de dienst radiotherapie, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991, gelden dezelfde regels als die voor het dienstjaar 1992 van toepassing zijn.
  Zolang het aantal patiënten voor het dienstjaar 1993 niet bekend is, wordt een provisioneel bedrag toegekend op basis van het aantal patiënten behandeld in het laatst bekende dienstjaar.

Rubriek 4. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.15. De bedragen bedoeld in de artikelen 17, 18 en 19 van het ministerieel besluit van 28 november 1990 blijven in 1993 gehandhaafd.

Art.16. Met het oog op de betaling van de wedde voor de administratieve taken van de geneesheren-hoofd van dienst, bedoeld in de wet van 26 juni 1990, wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die geesteszieken opnemen, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd, vermeerderd :
  1° met een forfaitair bedrag van 150 000 frank per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke, waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 uitgevaardigd werd, in het jaar 1993 in het ziekenhuis werd opgenomen;
  2° met een bijkomend forfaitair bedrag van 7 500 frank per geesteszieke, opgenomen in het jaar 1993 en waarvoor een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 werd uitgevaardigd.
  Ten provisionele titel wordt de helft van het aantal gecolloqueerde patiënten die in het jaar 1991 in het ziekenhuis verbleven hebben, in aanmerking genomen.

Art. 16bis. <Ingevoegd bij MB 1993-06-04/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1993> Met het oog op de financiering van de uitgaven voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën, wordt het onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die aan de in artikel 16ter vastgestelde voorwaarden voldoen, vanaf 1 januari 1993 verhoogd :
  1° met een bedrag dat proportioneel gelijk is aan 3,5 % van de onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen per schijf van 0,15 van de verhouding tussen het aantal kandidaat-specialisten, uitgedrukt in voltijds equivalenten, en het aantal erkende bedden van het ziekenhuis;
  2° met een bedrag dat proportioneel gelijk is aan 0,25 % van de onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen per schijf van 10 % boven de 50 % van voltijds tewerkgestelde geneesheren-specialisten;
  3° met een bedrag dat gelijk is aan de waarde van het punt, bedoeld in artikel 42, § 6, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, vermenigvuldigd met het aantal punten toegekend bij toepassing van de artikelen 42, § 3 en 43 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 en met de breuk 3/100.

Art. 16ter. <Ingevoegd bij KB 1993-06-04/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1993> Om van de in artikel 16bis voorziene financiering te genieten moet het ziekenhuis :
  1° actief aan onderzoeks- en ontwikkelingsprogramma's deelnemen;
  2° erkend zijn voor de volledige opleiding in de belangrijkste medische specialismen;
  3° de centrale inning van alle medische honoraria inrichten;
  4° per drie erkende bedden minstens één ziekenhuisgeneesheer, uitgedrukt in voltijds equivalenten, tewerkstellen;
  5° bewijzen dat meer dan 70 % van hun medische activiteit door voltijds geneesheren uitgevoerd wordt;
  6° meer dan 70 % van de geneesheren, uitgedrukt in voltijds equivalenten, voor hun volledige ziekenhuisactiviteit vergoeden met een wedde;
  7° voor het geheel van het ziekenhuis de verbintenistarieven toepassen volgens de voorwaarden die in de nationale overeenkomst geneesheren-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de geneesheren die er zich toe verbonden hebben die tarieven na te leven.
  Bij ontstentenis van een dergelijke nationale overeenkomst, voor het geheel van het ziekenhuis de tarieven toepassen die als basis dienen voor de tegemoetkoming van de ziekteverzekering, volgens de voorwaarden die in de laatste nationale overeenkomst geneesheren-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de geneesheren die er zich toe verbonden hebben de tarieven van die overeenkomst na te leven;
  8° elk jaar een verslag opstellen aangaande de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van nieuwe medische technologieën.

Art. 16quater. <Ingevoegd bij KB 1993-06-04/34, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1993> Het in artikel 16bis bedoelde bedrag tot aanpassing van het onderdeel B4 van het budget der financiële middelen wordt provisioneel toegekend voor zovr het betrokken ziekenhuis het bewijs levert dat het aan de in artikel 16ter, 1° tot en met 7° bedoelde voorwaarden voldoet.
  Met het oog op de herziening van het toegekende provisioneel bedrag, dient het ziekenhuis het bewijs te leveren dat het voor het verstreken dienstjaar voldoet aan de in artikel 16ter bedoelde voorwaarden 1° tot en met 8°.
  Voor de toepassing van het in het eerste lid bedoelde provisioneel bedrag dient het ziekenhuis tegen uiterlijk 31 augustus 1993 de volgende documenten en inlichtingen te bezorgen aan het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuursafdeling van de Verzorgingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen :
  1° het aantal kandidaat-specialisten, uitgedrukt in voltijds equivalenten, die in 1992 in het ziekenhuis tewerkgesteld waren;
  2° wat voorwaarde 1 betreft : een kopie van wetenschappelijke publicaties betreffende de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën;
  3° wat voorwaarde 2 betreft : een kopie van de erkenningen van de geneesheren-specialisten;
  4° wat voorwaarde 3 betreft : een attest, ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad, waarin bevestigd wordt dat alle honoraria door het ziekenhuis centraal geïnd worden;
  5° wat voorwaarde 4 betreft : het aantal ziekenhuisgeneesheren per 1 januari 1993, uitgedrukt in voltijds equivalenten, en het aantal op 1 januari 1993 erkende bedden;
  6° wat de voorwaarden 5 en 6 betreft : de lijst met de namen van de geneesheren, hun arbeidsduur, uitgedrukt in halve dagen, en het percentage van de bezoldiging waarvoor RSZ-bijdragen werden betaald;
  7° een kopie van het geldelijk statuut van de in het ziekenhuis tewerkgestelde geneesheren;
  8° wat voorwaarde 7 betreft : een attest, ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad, waarin vermeld wordt dat de verbintenistarieven voor het geheel van het ziekenhuis worden toegepast volgens de voorwaarden die in de nationale overeenkomst geneesheren-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de geneesheren die er zich toe verbonden hebben die tarieven na te leven.
  Bij ontstentenis van een dergelijke nationale overeenkomst, het attest ondertekend door de beheerder en de voorzitter van de medische raad waarin wordt vermeld dat de tarieven die als basis dienen voor de tegemoetkoming van de ziekteverzekering, voor het geheel van het ziekenhuis worden toegepast, volgens de voorwaarden die in de laatste nationale overeenkomst geneesheren-verzekeringsinstellingen van toepassing zijn op de geneesheren die er zich toe verbonden hebben de tarieven van die overeenkomst na te leven.
  Voor de in het tweede lid bedoelde herziening dient het ziekenhuis tegen uiterlijk 1 mei 1994 de voor het jaar 1993 bijgewerkte gegevens inzake het aantal kandidaat-specialisten en deze inzake de vervulling van de voorwaarden 1°, 2°, 4°, 5° en 6° aan het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuursafdeling van de Verzorgingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen over te maken. Voor wat de voorwaarde 8° betreft, dient het ziekenhuis het verslag betreffende het dienstjaar 1993 over te zenden.

Rubriek 5. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.17. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt op de waarde van 31 december 1992 vastgesteld.

Rubriek 6. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B, met uitzondering van onderdeel B6, van de algemene ziekenhuizen.
Art.18. Voor de ziekenhuizen die over een materniteit beschikken, worden de onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen voorlopig zo aangepast dat het aantal verpleegdagen die voor de financiering in aanmerking komen, beperkt wordt tot het aantal bevallingen in de instelling in het dienstjaar 1993 vermenigvuldigd met een verblijfsduur vastgesteld op 6,21 dagen.
  In afwachting dat de werkelijke verblijfsduur en het werkelijk aantal bevallingen in 1993 bekend zijn, wordt provisioneel de voor het dienstjaar 1992 uitgevoerde vermindering toegepast.
  De Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, kan een afwijking toestaan van de beperkingen die krachtens de voorgaande regelen op onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen worden toegepast op voorwaarde dat de beheerder, na advies van de hoofdgeneesheer, op een behoorlijke wijze het bewijs levert dat de vastgestelde verblijfsduur gerechtvaardigd is. Aan dit verzoek kan een gunstig gevolg worden gegeven na advies van een werkgroep van geneesheren die daartoe in de Nationale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen wordt opgericht.

Art.19. Deel B van het budget van financiële middelen met uitzondering van onderdeel B6, wordt op 1 januari 1993 met 0,78 % vermeerderd om de lasten van de loonschaalverhogingen te dekken.
  (Deel B van het budget van financiële middelen met uitzondering van onderdeel B6 wordt, overeenkomstig de regelen en modaliteiten te bepalen door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft, vermeerderd met 0,31 % vanaf 1 augustus 1993, ter dekking van de lasten die voortvloeien uit de toekenning van een vergoeding van 10 % van de bruto-uurbezoldiging voor onregelmatige zaterdagprestaties voor privé-ziekenhuizen.) <MB 1993-04-30/38, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 23-06-1993>
  Op 1 november 1993, wordt deel B van het budget van financiële middelen, met uitzondering van onderdeel B6, vermeerderd met 1,48 % om de lasten die voortvloeien uit de loonschaalverhoging met 2 % te dekken.

Art. 19bis. <ingevoegd bij MB 1993-12-13/37, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993> Deel B van het budget van financiële middelen van de privé-ziekenhuizen, met uitzondering van onderdeel B6, wordt verhoogd met een bedrag vastgesteld op basis van de reële uitgaven voor de tenlasteneming van het variabele gedeelte van het loon voor de berekening van het vakantiegeld en het gewaarborgd loon.
  Met het oog op die aanpassing moeten de betrokken privé-ziekenhuizen, voor 1 mei 1994, een dossier indienen dat de volgende stukken bevat :
  1. het bewijs dat de berekeningswijze voor het vakantiegeld en/of het gewaarborgd loon verkeerd was;
  2. een overzicht, per kostenplaats, per categorie van personeel en per individu, van de bijkomende kosten, waarbij een onderscheid moet worden gemaakt tussen het gedeelte " vakantiegeld " en het gedeelte " gewaarborgd loon ";
  3. het bewijs dat die kosten wel degelijk aan het personeel worden uitbetaald.

Art. 19ter. <ingevoegd bij MB 1993-12-13/37, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993> Met uitzondering van onderdeel B6, wordt deel B van het budget van financiële middelen van de openbare ziekenhuizen die, inzake pensioenregeling, aangesloten zijn bij de R.S.Z.P.P.O. of bij hun gemeentelijke pensioenkas, vermeerderd met een maximum bedrag van 667 miljoen frank dat onder de betrokken ziekenhuizen verdeeld wordt op basis van de patronale pensioenbijdragen overeenstemmend met 17,75 % van het brutoloon van het dienstjaar 1992 geïndexeerd op 1 augustus 1993 voor het statutair personeel ten laste van het budget van financiële middelen.
  Hiertoe dienen de ziekenhuizen, voor 31 december 1993, bij het Ministerie van Volksgezondheid - Bestuur der Verzorgingsinstellingen - Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen - een overzicht opgesteld conform het bijgevoegde model alsook het bewijs dat ze zijn aangesloten bij de voornoemde pensioenkassen in te dienen.

Rubriek 7. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.20. § 1. Onderdeel B6 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op zijn waarde per 31 december 1992.
  § 2. Bovendien wordt onderdeel B6 van het budget van financiële middelen vermeerderd :
  1° op 1 november 1993 om de lasten die voortvloeien uit de loonschaalverhoging met 2 %, in alle ziekenhuizen te dekken;
  2° op 1 augustus 1993 om de lasten die voortvloeien uit de toekenning van een vergoeding ten belope van 10 % van de bruto-uurbezoldiging voor de onregelmatige zaterdagprestaties in de privé-ziekenhuizen te dekken.
  § 3. De in § 2 bedoelde lasten worden overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 29 september 1992 en op provisionele wijze gedekt. De toegekende provisionele bedragen zullen worden herzien op basis van de reële lasten met betrekking tot elk van de voormelde maatregelen.
  § 4. De in § 3 bedoelde provisionele bedragen zullen worden berekend op basis van de gegevens die door de ziekenhuizen worden verstrekt met betrekking tot de punten 3 en 12 van de bijlage 1 aan het ministerieel besluit van 19 oktober 1992.
  § 5. Met het oog op de herziening van de provisionele bedragen waarvan sprake in § 3 zal het ziekenhuis moeten doen geworden :
  1° wat de bijkomende kosten van elke in § 1 bedoelde maatregel betreft, een opgave per onkostenplaats, per personeelscategorie en per individu, waarvan het model zal worden opgemaakt door de Minister die de vaststelling van de verpleegdagprijs onder zijn bevoegdheid heeft;
  2° de in artikel 23quater, 2°, van het ministerieel besluit van 20 november 1991 bedoelde gegevens voor het dienstjaar 1993, voor zover ze op het ziekenhuis betrekking hebben.

Onderafdeling 2. - Ziekenhuizen en diensten erkend onder kenletter V.
Rubriek 1. - Onderdelen B1 en B2 van het budget.
Art.21. De onderdelen B1 en B2 van het budget van financiële middelen worden vastgesteld op de bedragen die overeenstemmen met de waarde op 31 december 1992.

Art.22. De bepalingen (van de artikelen 10bis en 13) van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten, erkend onder kenletter V. <MB 1993-12-13/37, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>

Rubriek 2. - Onderdeel B5 van het budget.
Art.23. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1992.

Rubriek 3. - Gemeenschappelijke bepalingen voor Deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art.24. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van deel B met uitzondering van onderdeel B6 van het budget van financiële middelen, bedoeld in (de artikelen 19, 19bis en 19ter) van dit besluit, zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten erkend onder kenletter V. <MB 1993-12-13/37, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>

Rubriek 4. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.25. De bepalingen van artikel 20 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de ziekenhuizen en de diensten erkend onder kenletter V.

Onderafdeling 3. - Psychiatrische ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art.26. § 1. Onverminderd artikel 61 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt voor deel B met uitzondering van onderdeel B6 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen hetzelfde bedrag toegekend als dat waarin op 31 december 1992 werd voorzien, met inbegrip van het bedrag toegekend overeenkomstig artikel 21, § 2 van het ministerieel besluit van 28 november 1990, vermeerderd met de bedragen bedoeld in artikel 72, § 2, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
  § 2. Het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, a, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, wordt op 50 000 frank vastgesteld en het bedrag bedoeld in artikel 48, § 3, 1°, b, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op 1 000 000 frank.

Art.27. De bepalingen (van de artikelen 10bis en 13) van dit besluit zijn op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing. <MB 1993-12-13/37, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>

Art.28. De bepalingen van artikel 16 van dit besluit zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing.

Art.29. Onderdeel B5 van het budget van financiële middelen wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1992.

Rubriek 2. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B met uitzondering van onderdeel B6.
Art.30. De gemeenschappelijke bepalingen voor de vaststelling van deel B met uitzondering van onderdeel B6 van het budget van financiële middelen, waarin (de artikelen 19, 19bis en 19ter) van dit besluit voorziet, zijn eveneens op de psychiatrische ziekenhuizen van toepassing. <MB 1993-12-13/37, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-08-1993>

Rubriek 3. - Onderdeel B6 van het budget.
Art.31. De bepalingen van artikel 20 van dit besluit zijn eveneens van toepassing op de psychiatrische ziekenhuizen.

Afdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget voor alle ziekenhuizen.
Art.32. Onderdeel C3 van het budget wordt vastgesteld op de waarde van 31 december 1992.

Afdeling 4. - Diensten voor niet-intensieve neonatale zorgen.
Art.33. Voor de niet-intensieve neonatale zorgen bij een pasgeborene in het ziekenhuis wordt, voor de periode dat de moeder niet in het ziekenhuis verblijft, een bijkomend budget van financiële middelen toegekend a rato van 1 000 frank per effectief gerealiseerde verpleegdag.
  Het aanrekenen van verpleegdagen voor niet-intensieve neonatale zorgen is niet toegestaan in andere diensten dan de diensten voor intensieve neonatale zorgen.

HOOFDSTUK III. - Vaststelling van het quotum van verpleegdagen.
Art.34. Het quotum van verpleegdagen wordt voor de algemene ziekenhuizen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.

Art.35. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt het quotum van verpleegdagen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 55 en 56 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.

HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.36. Om het voordeel van de bepalingen van artikelen 13, 19 en 20, te blijven genieten, moeten de ziekenhuizen aan het Bestuur der Verplegingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer der Ziekenhuizen, een attest overzenden waaruit blijkt dat de maatregelen op het personeel worden toegepast, medeondertekend namens de ondernemingsraad, of in voorkomend geval door de vakbondsafvaardiging, wat de privé-sector betreft, of door het Hoger Overlegcomité of het bevoegde overlegcomité of het Basisoverlegcomité, wat de openbare sector betreft.

Art. 37. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn publicatie in het Belgisch Staatsblad.