10 JANUARI 1992. - Koninklijk besluit houdende de nadere regelen met betrekking tot de samenstelling, de organisatie en de werking van de Technische Commissie voor de Paramedische beroepen.
Art. 1-7
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;
2° de Commissie : de Technische Commissie voor de paramedische beroepen, opgericht bij artikel 35bis van het koninklijk besluit nr. 78 betreffende de uitoefening van de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies.
Art.2. § 1. De paramedische beroepen worden, wat de beroepen en het aantal vertegenwoordigers ervan betreft, in de Commissie op dezelfde wijze vertegenwoordigd als in de Nationale Raad voor de paramedische beroepen.
§ 2. De beoefenaars van de geneeskunst zijn zodanig in de commissie vertegenwoordigd dat aan elk paramedisch beroep het beroep van de geneeskunst beantwoordt dat, in toepassing van artikel 5, § 1 of van artikel 6 van bovengenoemd koninklijk besluit, de uitoefening van bepaalde handelingen hun kan toevertrouwen.
Art.3. De Commissie heeft een bureau dat bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris, twee leden van de Commissie, vertegenwoordigers van de paramedische beroepen en twee leden van de Commissie, beoefenaars van de geneeskunst, welke vier leden door de Commissie worden aangewezen.
Het bureau regelt de werkzaamheden van de Commissie.
Art.4. § 1. De Commissie kan, per paramedisch beroep, een afdeling oprichten welke is belast met het verrichten van voorbereidend onderzoek van de aan het betrokken beroep eigen materies.
Iedere afdeling bestaat uit de leden van de overeenkomstige afdeling die de Nationale Raad voor de paramedische beroepen in zijn midden heeft opgericht.
Iedere afdeling kiest een voorzitter en een ondervoorzitter onder haar leden, de voorzitter moet een vertegenwoordiger zijn van het betrokken paramedische beroep.
De ondervoorzitter moet een vertegenwoordiger zijn van de beoefenaars van de geneeskunst.
Iedere afdeling wijst onder haar leden een verslaggever.
§ 2. De Commissie kan binnen het kader van haar opdrachten werkgroepen oprichten met het oog op het uitvoeren van een door haar omschreven specifieke opdracht.
§ 3. Met hetzelfde doel kan de Minister, ambtenaren aanduiden om de zittingen van de Commissie bij te wonen.
Art.5. § 1. Indien de Minister de Commissie om advies verzoekt, brengt deze haar advies uit binnen de twee maand.
§ 2. Bij dit advies wordt de uitslag van de stemming gevoegd; samen met het meerderheidsadvies worden de minderheidsstandpunten meegedeeld.
Art.6. De Commissie maakt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister.
Art. 7. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.