10 JANUARI 1992. - Koninklijk besluit betreffende de klankradio-omroep in frequentiemodulatie in de band 87,5 MHz - 108 MHz. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-03-1992 en tekstbijwerking tot 16-02-2007)
HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Coördinatie van de frequenties.
Art. 2
HOOFDSTUK III. - Algemene technische normen.
Art. 3-4
HOOFDSTUK IV. - Indienststellingen, wijzigingen, storingen.
Art. 5-8
HOOFDSTUK V. - Toezicht op de gelijkvormigheid en technische controle van de private radio-omroepstations.
Art. 9-10
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 11-12
BIJLAGEN.
Art. N1-N3
1996122350 1997042153 1999029147 1999029184 1999029467 2003035837 2007011054
HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° Executieve : de Executieve van de bevoegde Gemeenschap;
2° Reglement betreffende de radioverbindingen : het Reglement betreffende de radioverbindingen gevoegd bij het Internationaal Verdrag betreffende de televerbindingen, gepubliceerd door het Algemeen Secretariaat van de Internationale Unie betreffende de televerbindingen;
3° Aanbeveling 370 van het Internationaal Consultatief Comité voor Radioverbindingen : de aanbeveling die de propagatiecurven geeft die toelaten het door een zender in de meter- en decimeterfrequentiebanden voortgebracht veld te schatten;
4° Aanbeveling 412 van het Internationaal Consultatief Comité voor Radioverbindingen : de aanbeveling die, enerzijds, de beschermingsverhoudingen bepaalt die moeten worden gegarandeerd tussen het gestoord signaal en het stoorsignaal in functie van de te verzekeren dienst en van de frequentieafstand tussen de beide uitzendingen en, anderzijds, de te beschermen veldsterkten vaststelt in functie van het diensttype en van het stoorniveau in de omgeving van de ontvanger;
5° Aanbeveling 450 van het Internationaal Consultatief Comité voor Radioverbindingen : de aanbeveling die de uitzendnormen bepaalt voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie in de meterbanden;
6° Aanbeveling 643 van het Internationaal Consultatief Comité voor Radioverbindingen : de aanbeveling betreffende het systeem bestemd voor automatische afstemming evenals voor andere functies in de ontvangtoestellen voor FM radio-omroep en bruikbaar met het systeem van pilootfrequentie;
7° Akkoord van Genève, 1984 : regionaal akkoord met betrekking tot het gebruik van de band 87,5 - 108 MHz voor klankradio-omroep in frequentiemodulatie;
8° privaat radio-omroepstation : privaat station van een klankradio-omroepdienst;
9° vergunning : het document afgeleverd door een Executieve dat toestemming verleent om een privaat radio-omroepstation aan te leggen en uit te baten;
10° frequentieplan : de lijst van de gecoördineerde frequentietoewijzingen;
11° technische karakteristieken : het geheel van de kenmerkende eigenschappen van een privaat radio-omroepstation en de werkingsvoorwaarden ervan;
12° uitgangsvermogen : het gemiddeld vermogen van de draaggolf dat aan de uitgang van het zendtoestel beschikbaar is;
13° effectief uitgestraald vermogen : het aan de antenne geleverd vermogen, vermenigvuldigd met de winst van de antenne in een willekeurige richting, wanneer de referentie-antenne een verliesvrije halvegolfdipool is, afgezonderd in de ruimte;
14° equivalente antennehoogte : de hoogte van het middelpunt van de antenne boven het gemiddeld niveau van het maaiveld in een straal van drie tot vijftien kilometer rondom het privaat radio-omroepstation;
15° niet-essentiële uitstralingen : alle uitstralingen op frequenties gelegen buiten de nodige bandbreedte, die 200 kHz bedraagt, en waarvan het niveau kan worden verminderd zonder de kwaliteit van de klankinformatie aan te tasten, de harmonischen, parasitaire stralingen, intermodulatieprodukten en modulatieresten inbegrepen;
16° kritische zone van een ILS-systeem : een driehoekige zone van 42 km2 die zich uitstrekt tot 18 km van de plaats van een lokalisator voor ILS (Instrument Landing System = systeem voor landing op instrumenten) en een hoek van 7,5° maakt aan elke kant van de as van de landingspiste van een luchthaven;
17° dienstzone : de zone waarbinnen de uitzendingen van een privaat radio-omroepstation theoretisch moeten kunnen worden ontvangen overeenkomstig de beschermingsnormen bepaald in artikel 3, welke zone afgebakend wordt door de nominale reikwijdte van dit station;
18° nominale reikwijdte : de theoretische afstand berekend vanaf de zendantenne van het privaat radio-omroepstation waarboven de bescherming van de uitzendingen van het station ten opzichte van de ruis en de storingen kleiner kan zijn dan de beschermingsnormen bepaald in artikel 3, welke afstand op het terrein niet kan worden gewaarborgd;
19° roepnaam : de naam waaronder het privaat radio-omroepstation zijn uitzendingen aankondigt;
20° Regie : de Regie van Telegrafie en Telefonie;
21° Minister : (De Minister of de Staatssecretaris die bevoegd is voor de aangelegenheden die de telecommunicatie betreffen) <KB 1994-03-15/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 15-04-1994>
HOOFDSTUK II. - Coördinatie van de frequenties.
Art.2. Een Gemeenschap die een nieuw frequentieplan wenst op te stellen of een wijziging wenst aan te brengen in haar plan, dient de coördinatie-aanvraag in bij de Regie die, naargelang het geval, overgaat tot de coördinatie met :
1° de andere Gemeenschappen;
2° de Regie der Luchtwegen;
3° de buitenlandse administraties.
Onder wijziging van het frequentieplan verstaat men :
1° een nieuwe frequentietoewijzing;
2° een verhoging van het uitgestraald vermogen en/of van de equivalente antennehoogte van een bestaande toewijzing;
3° een verplaatsing van een bestaand radio-omroepstation.
Het coördinatieverzoek bevat minstens de technische karakteristieken vermeld in bijlage 1.
De geraadpleegde Belgische organismen dienen hun akkoord of hun eventuele bezwaren behoorlijk gemotiveerd aan de Regie mede te delen binnen een maximale termijn van twee maanden. Bij gebrek aan antwoord binnen deze termijn, worden ze verondersteld hun akkoord te betuigen.
De coördinatie met de buitenlandse administraties gebeurt overeenkomstig het Akkoord van Genève, 1984.
HOOFDSTUK III. - Algemene technische normen.
Art.3. § 1. De technische basis, gebruikt voor de frequentiecoördinatie tussen de radio-omroepstations, is vastgesteld door de aanbevelingen 370 en 412 van het Internationaal Consultatief Comité voor Radioverbindingen.
§ 2. De technische bepalingen van het Akkoord van Genève 1984 zijn van toepassing op de uitzendingen van de Belgische radio-omroepstations.
Door elk van de Gemeenschappen of door middel van door deze onderling gesloten samenwerkingsakkoorden kan daarvan alleen worden afgeweken indien de radio-omroepstations minimaal beschermd worden :
1° overeenkomstig de waarden van de beschermverhoudingen voor monofonie, voorzien in aanbeveling 412, deze waarden worden met 10 dB verminderd;
2° tegen storingen veroorzaakt door radio-omroepstations waarvan het frequentieverschil tussen de nuttige draaggolf en de storende frequentie kleiner of gelijk is aan 200 kHz; storingen veroorzaakt door radio-omroepstations waarvan de frequentie-afstand meer dan 200 kHz bedraagt worden verwaarloosd;
3° voor een gemiddelde waarde van de te beschermen veldsterkte van 60 dBuV/m;
4° tegen constante storingen met uitsluiting van troposferische storingen.
§ 3. De verenigbaarheid tussen radio-omroepstations en stations van de luchtvaart-radionavigatiedienst wordt vastgesteld op basis van internationaal aanvaarde berekeningsmethodes.
Een radio-omroepstation mag zich niet in de kritische zone van een ILS-systeem van de radionavigatiedienst bevinden.
Art.4. Alle toegewezen frequenties dienen een veelvoud te zijn van 100 kHz en begrepen te zijn tussen 87,6 MHZ en 107,9 MHz.
HOOFDSTUK IV. - Indienststellingen, wijzigingen, storingen.
Art.5. Een privaat radio-omroepstation, waarvoor geen vergunning werd verleend, mag niet in dienst gesteld worden.
Art.6. Vooraleer een radio-omroepstation in dienst wordt gesteld, dient de verwachte datum van indienststelling door de Executieve aan de Regie te worden medegedeeld. Deze inlichting dient vergezeld te zijn van een afschrift van de vergunning, alsmede van de in bijlage 2 bedoelde inlichtingen.
Wanneer een vergunning wordt geschorst of ingetrokken, geeft de Executieve ervan onmiddellijk kennis aan de Regie.
Art.7. De Minister of zijn gemachtigde mag het gebruik van een frequentie verbieden of aan bepaalde beperkingen onderwerpen, teneinde de beschermingsnormen, voorzien in artikel 3, te waarborgen.
De Executieve wordt hiervan door de Regie op de hoogte gebracht.
Art.8. Wanneer de houder van een vergunning om redenen van openbaar belang een technische wijziging van zijn privaat radio-omroepstation wordt opgelegd, richt hij zijn aanvraag om schadeloosstelling schriftelijk aan de minister, die er uitspraak over doet na het gemotiveerde advies van de Regie te hebben ingewonnen.
De schadeloosstelling wordt enkel toegestaan ten belope van de reële kosten inherent aan de opgelegde wijziging.
Zij wordt nooit verleend wanneer de wijziging uitsluitend voortvloeit uit :
1° een beslissing van de Executieve;
2° de toepassing van een internationaal verdrag, gesloten na de datum van de indienststelling van het radio-omroepstation;
3° de verplichtingen ontstaan uit de toepassing van de artikelen 3 en 7 van dit besluit;
4° de noodzaak een storing op te heffen.
HOOFDSTUK V. - Toezicht op de gelijkvormigheid en technische controle van de private radio-omroepstations.
Art.9. (opgeheven) <W 2000-07-03/31, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 23-07-2000>
Art.10. (Opgeheven) <KB 2007-01-26/36, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 16-02-2007>
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.11. <Opheffingsbepaling van het KB 1981-08-20/33>
Art.12. Onze Minister van Posterijen, Telegrafie en Telefonie is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Inlichtingen te verstrekken door de Gemeenschappen aan de Regie bij het indienen van een aanvraag tot coördinatie van frequentie :
1° naam van de plaats waar de zendantenne is opgesteld;
2° toegewezen frequentie;
3° uurrooster;
4° voorziene datum van indienststelling;
5° wijze van uitzenden : monofonie/stereofonie;
6° geografische coördinaten van het station :
- lengte en breedte in graden, minuten en seconden;
7° hoogte vanaf de grond, ten opzichte van het zeeniveau, op de plaats van het zendstation;
8° hoogte van de zendantenne :
- boven de grond;
- maximale equivalente antennehoogte;
- equivalente antennehoogte in 36 verschillende richtingen;
9° directiviteit van de antenne :
directief/niet-directief;
10° polarisatie van de antenne;
11° effectief uitgestraald vermogen :
- totaal;
- maximale waarde van de component in horizontale polarisatie;
- maximale waarde van de component in verticale polarisatie;
- waarde van de horizontale component in 36 verschillende richtingen;
- waarde van de verticale component in 36 verschillende richtingen.
Art. N2. Bijlage 2. Inlichtingen, gevraagd bij de indienststelling van een radio-omroepstation :
1° de naam en het adres van de titularis;
2° de roepnaam van het station;
3° het uurrooster;
4° wijze van uitzenden;
5° toegewezen frequentie;
6° de opstellingsplaats van het station;
7° het merk en het type van zendtoestel evenals het homologatienummer ervan;
8° de maximale toegelaten waarde van het effectief uitgestraald vermogen;
9° het maximaal toegelaten uitgangsvermogen van het zendtoestel;
10° het merk, het type, de karakteristieken van de antenne en haar hoogte boven de begane grond;
11° het type en de lengte van de kabel die het zendtoestel met de antenne verbindt;
12° de nominale reikwijdte;
13° eventueel alle andere bijzondere voorwaarden.
Elke wijziging wat de gegevens betreft, bedoeld in de punten 1, 2 en 3 moet binnen de dertig dagen aan de Regie worden medegedeeld.
Elke wijziging van de gegevens bedoeld in de punten 4° tot en met 13° moet vooraf aan de Regie worden medegedeeld.
Art. N3. Bijlage 3. (opgeheven) <W 2000-07-03/31, art. 25, 003; Inwerkingtreding : 23-07-2000>