3 OKTOBER 1991. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden waaronder een tegemoetkoming van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering mag worden verleend in het raam van het experiment waarbij de geneesheer, houder van een getuigschrift van aanvullende opleiding, het medisch dossier van de patiënten beheert die hem hebben gekozen als hun vaste huisarts.
Art. 1-10
Artikel 1. Onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden kunnen tussen het Beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging en de erkende huisartsen als bedoeld in het ministerieel besluit van 1 december 1987 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor de huisartsgeneeskunde, hierna huisartsen genoemd, overeenkomsten worden gesloten waarbij in het raam van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering aan de huisarts een forfaitaire tegemoetkoming wordt verleend in het raam van de experimenten inzake het beheer van een medisch dossier voor de rechthebbenden, hierna patiënten genoemd, die hem tot vaste huisarts hebben gekozen.
Art.2. Om recht te hebben op de in artikel 6, § 1, vastgestelde forfaitaire tegemoetkoming moet de huisarts :
- niet geweigerd hebben toe te treden tot de termen van het geldende Nationaal akkoord geneesheren-ziekenfondsen;
- per patiënt die hem tot vaste huisarts heeft gekozen, een medisch dossier beheren dat ten minste de volgende rubrieken bevat :
A. het journaal : een verslag van de huisarts-patiëntcontacten;
B. de probleemlijst : omvat de relevante actieve en niet actieve problemen van de patiënt;
C. de basisgegevens : vaccinatiestatus, risicofactoren;
D. de persoonsgegevens : naam, adres, geslacht, leeftijd, sociaal en gezinsmilieu;
E. de medische verslagen met betrekking tot raadplegingen van geneesheren-specialisten en ziekenhuisopnames en/of de protocols van technische onderzoeken en ingrepen; de adviezen en verslagen van andere hulpverleners met betrekking tot de gezondheidstoestand van patiënt;
- binnen de in artikel 3, § 4, bepaalde termijn een overeenkomst sluiten met vorenbedoeld Beheerscomité;
- patiënten hebben die hem, volgens de in de artikelen 4 en 5 bepaalde procedure, tot vaste huisarts hebben gekozen.
Art.3. § 1. Nadat vorenbedoeld Beheerscomité de in artikel 1 bedoelde modelovereenkomst heeft opgesteld, wordt deze door de Dienst voor geneeskundige verzorging van het R.I.Z.I.V. verzonden naar ieder bij deze Dienst geregistreerde huisarts.
§ 2. De huisarts die aan het experiment wenst deel te nemen, dient de in § 1 bedoelde modelovereenkomst, degelijk ingevuld, terug te zenden naar vorenbedoeld Beheerscomité; vorengenoemde Dienst bevestigt de huisarts de datum van het ingaan van de overeenkomst.
§ 3. Op zijn beurt legt de in § 2 bedoelde huisarts aan zijn patiënten die erom vragen, de in artikel 4 beoogde overeenkomst huisarts-patiënt ter ondertekening voor.
§ 4. Elke overeenkomst, bedoeld in §§ 1 en 3, heeft een looptijd van een jaar en vangt aan tussen 1 januari 1992 en de in artikel 5, § 3, vastgestelde datum en uiterlijk op 31 december 1992.
Art.4. § 1. De modelovereenkomst huisarts-patiënt, die als bijlage hierbij gaat, wordt in drievoud opgemaakt; één exemplaar bestemd voor de patiënt, één voor de huisarts en één voor de verzekeringsinstelling waarbij de paiënt is aangesloten.
§ 2. Het exemplaar dat bestemd is voor de verzekeringsinstelling, wordt haar onverwijld bezorgd via de huisarts.
§ 3. De verzekeringsinstelling stelt vorenbedoeld Beheerscomité, telkens binnen dertig dagen, in kennis van het aantal patiënten die zich hebben ingeschreven bij een in artikel 3 bedoelde huisarts.
Art.5. § 1. Aan de hand van overeenkomstig artikel 4, § 3, verstrekte gegevens waakt vorengenoemd Beheerscomité erover dat de begroting, vastgesteld ter financiering van dit experiment, niet wordt overschreden.
§ 2. Indien het Beheerscomité vaststelt dat de in artikel 7, § 1, vastgestelde begroting dreigt te worden overschreden, maakt het een eind aan de in artikel 3, § 3, bepaalde procedure. Vorenbedoelde Dienst verwittigt daarvan de betrokken huisartsen en de verzekeringsinstellingen.
§ 3. De in artikel 4 bedoelde overeenkomsten die bij de verzekeringsinstellingen niet zijn toegekomen de tiende dag na het versturen van bovengenoemde verwittiging, komen niet meer in aanmerking voor het experiment.
Art.6. § 1. De huisarts die voldoet aan de in artikel 2 gestelde voorwaarden, ontvangt voor het jaar 1992, per ingeschreven patiënt die vóór de in artikel 5 vastgestelde datum voor de verzekeringsinstellingen is opgetekend, een forfaitaire tegemoetkoming van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, gelijk aan F 200.
§ 2. De in § 1 vastgestelde tegemoetkoming wordt uitbetaald aan de huisarts door de in artikel 4 bedoelde verzekeringsinstelling, naar gelang van het geval, op 30 juni 1992 of 31 december 1992, voor de patiënten die op deze data bij hem geldig zijn ingeschreven.
§ 3. De verzekeringsinstellingen recupereren bij vorenbedoelde Dienst de door hen uitbetaalde tegemoetkomingen aan de hand van een staat waarop per huisarts staat vermeld : naam, voornaam, adres, R.I.Z.I.V. identificatienummer, aantal ingeschreven patiënten, bedrag en datum van betaling.
Art.7. § 1. Het totale beschikbare budget voor de experimenten inzake het bijhouden van een medisch dossier voor de patiënten die een vaste huisarts kiezen die kaderen in de overeenkomsten bedoeld in artikel 1 bedraagt F 60 000 000.
§ 2. Het beschikbare budget voor de in artikel 8, § 1, bedoelde overeenkomst bedraag F 8 000 000 per jaar.
§ 3. De in de §§ 1 en 2 bedoelde bedragen worden aangerekend op de administratiekosten van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het R.I.Z.I.V.
Art.8. § 1. De evaluatie van dit experiment berust bij volgende onderzoeksteams :
- Centrum voor Huisartsenopleiding van de Universiteit, te Gent.
- Ecole de Santé publique van de Rijksuniversiteit, te Luik,
waarmee het Beheerscomité een overeenkomst terzake sluit voor een termijn van twee jaar.
§ 2. Ten einde de onderzoeksteams te begeleiden in hun evaluatie van het experiment wordt een stuurgroep opgericht die bestaat uit elf leden, van wie :
- drie huisartsen, vertegenwoordigers van de representatieve beroepsorganisaties van geneesheren;
- drie vertegenwoordigers van de verzekeringsinstellingen;
- één vertegenwoordiger van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het R.I.Z.I.V.;
- twee vertegenwoordigers van de onderzoeksteams;
- twee vertegenwoordigers van universitaire centra aangeduid door de Minister van Sociale Zaken.
§ 3. De juiste omschrijving van de taak van deze teams en nadere modaliteiten worden opgenomen in de in § 1 bedoelde overeenkomsten.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 1991.
Art. 10. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.