Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 APRIL 1991. - Besluit van de Vlaamse Executieve betreffende de geldelijke anciënniteit van de personeelsleden aangeworven als gesubsidieerde contractuelen binnen de bijzondere conventie afgesloten voor de onderwijsinstellingen.



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de personeelsleden aangeworven als gesubsidieerde contractuelen binnen de bijzondere conventie voor de onderwijsinstellingen, afgesloten tussen de Gemeenschapsminister van Tewerkstelling en de Gemeenschapsminister van Onderwijs overeenkomstig artikel 4, § 2, van het besluit van de Vlaamse Executieve van 14 februari 1990 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen.

Art.2. § 1. In afwijking van artikel 10, § 1, van voormeld besluit van de Vlaamse Executieve van 14 februari 1990, worden voor het toekennen van de periodieke verhogingen aan de in artikel 1 vermelde personeelsleden, de volgende diensten in aanmerking genomen :
  - de diensten verstrekt als werknemer in het " Bijzonder tijdelijk kader " en in het " Derde arbeidscircuit ";
  - met beperking tot zes jaar : de diensten verstrekt als tewerkgestelde werkloze,
  met inbegrip van de perioden die krachtens het statuut van de personeelsleden vastbenoemd in eenzelfde ambt als uitgeoefend door de gesubsidieerde contractueel, overeenstemmen met een toestand waarbij het vastbenoemd personeelslid zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde behoudt.
  § 2. De in aanmerking komende diensten en perioden worden berekend per kalendermaand; die geen volle maand bedragen worden niet meegeteld.
  § 3. Voormelde diensten worden in aanmerking genomen, naargelang van het geval, onder de voorwaarden voor de inaanmerkingneming van diensten bepaald in :
  1° het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, met uitzondering van de diensten bedoeld in artikel 17;
  2° het koninklijk besluit van 10 maart 1965 houdende bezoldigingsregeling van het personeel der leergangen met beperkt leerplan, afhangend van het Ministerie van Nationale Opvoeding en Cultuur;
  3° het koninklijk besluit van 1 december 1970 houdende bezoldigingsregeling van het administratief personeel, het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs. Voor dit laatste personeel wordt het loon bekomen als tewerkgestelde werkloze en als werknemer in het " Bijzonder tijdelijk kader " en in het " Derde arbeidscircuit ", zijnde de Staatstussenkomst van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, beschouwd als weddetoelage.
  § 4. Onder dezelfde voorwaarden en mits dezelfde beperkingen worden de diensten in aanmerking genomen verstrekt in dezelfde hoedanigheid in enige instelling niet geviseerd in voormelde koninklijke besluiten, voor zover deze diensten vallen binnen de bijzondere conventie voor de onderwijsinstellingen afgesloten tussen de Gemeenschapsminister van Tewerkstelling en de Gemeenschapsminister van Onderwijs of binnen de onderwijsprojecten, afgesloten tussen de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, de Minister van Begroting en de Minister van Onderwijs.

Art.3. Voor de toepassing van artikel 10, § 2, van voormeld besluit van de Vlaamse Executieve van 14 februari 1990, dient onder de woorden " bij de inwerkingtreding van deze bepaling " te worden verstaan de inwerkingtreding van dit besluit.

Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1989.

Art. 5. De Gemeenschapsminister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.