27 MAART 1991. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot uitvoering van het decreet van 6 maart 1991 houdende regeling tot erkenning van de uitzendbureaus in het Vlaamse Gewest.
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Procedure.
Afdeling 1. - De aanvraagprocedure.
Art. 2-5, 5bis, 6
Afdeling 2. - Het activiteitenverslag.
Art. 7-9
HOOFDSTUK III. - Erkenningscommissie.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art. 10-13
Afdeling 2.- De werking.
Art. 14-15
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 16-18
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet : het decreet van 6 maart 1991 houdende regeling tot erkenning van de uitzendbureaus in het Vlaamse Gewest;
2° de wet : de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers;
3° uitzendbureau : de onderneming zoals bepaald in artikel 7, 1° van de wet;
4° uitzendkracht : de werknemer zoals bepaald in artikel 7, 3° van de wet;
5° de Gemeenschapsminister : de Gemeenschapsminister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort;
6° de erkenningscommissie : de commissie ingesteld bij artikel 8 van het decreet.
HOOFDSTUK II. - Procedure.
Afdeling 1. - De aanvraagprocedure.
Art.2. De aanvraag van de erkenning als uitzendbureau en van de hernieuwing ervan worden bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de Gemeenschapsminister.
De aanvraag dient te geschieden op een daartoe bestemd formulier waarvan het model wordt vastsgesteld door de Gemeenschapsminister.
Art.3. § 1. Bij de aanvraag tot erkenning uitgaande van een uitzendbureau met maatschappelijke zetel in het Vlaamse Gewest moeten volgende documenten gevoegd worden :
1° een voor eensluidend verklaard afschrift van de oprichtingsakte van de handelsvennootschap waarvan, blijkens de statuten de activiteit uitsluitend bestaat in het exploiteren van een uitzendbureau;
2° het bewijs dat de vennootschap een volledig volstort maatschappelijk kapitaal van ten minste F 1 250 000 bezit;
3° het document houdende verbintenis geen uitzendkrachten bij een gebruiker te werk te stellen of aan het werk te houden in geval van staking of lock-out;
4° een verklaring op eer dat voldaan wordt aan de voorwaarden bepaald in artikel 5, § 1, 3°, 4°, 5°, 6° en 8°, van het decreet;
5° het bewijs dat geen achterstallige bedragen in de zin van artikel 5, § 1, 7° van het decreet, verschuldigd zijn;
6° het document houdende de verbintenis aan de Gemeenschapsminister en de erkenningscommissie het activiteitenverslag, zoals bepaald in artikel 5, § 1, 9° van het decreet op de in dit besluit vastgestelde tijdstippen over te maken.
7° het document houdende de verbintenis aan de erkenningscommissie binnen de door haar gestelde termijn alle bijkomende documenten en inlichtingen te verstrekken die zij nodig acht om na te gaan of aan de erkenningsvoorwaarden is voldaan;
8° een document bevattende :
a) de naam van de natuurlijke persoon of personen met woon- of verblijfplaats in België zoals bedoeld in artikel 6, § 1, van het decreet;
b) een verklaring van deze persoon of personen dat zij aanvaarden als gemachtigde voor de vennootschap op te treden.
§ 2. Indien de aanvraag tot erkenning uitgaat van een uitzendbureau met maatschappelijke zetel in het Brusselse of in het Waalse Gewest, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het uitzendbureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 5, § 1, van het decreet.
Daarenboven moet de aanvraag bevatten :
1° een afschrift van de erkenning verleend door het Brusselse of het Waalse Gewest;
2° een document houdende de verbintenis de bepalingen van artikel 6, § 2 van het decreeet na te leven;
3° de aanduiding van de plaats in het Vlaamse Gewest waar de documenten, bedoeld in artikel 6, § 2 van het decreet, zullen worden ter beschikking gesteld.
§ 3. Indien de aanvraag tot erkenning uitgaat van een buitenlands uitzendbureau met maatschappelijke zetel binnen de Europese Gemeenschap, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het uitzendbureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 5, § 1, van het decreet.
Daarenboven moet de aanvraag bevatten :
1° een document houdende de verbintenis de bepalingen van artikel 6, § 2 van het decreet na te leven;
2° de aanduiding van de plaats in het Vlaamse Gewest waar de documenten, bedoeld in artikel 6, § 2 van het decreet, zullen worden ter beschikking gesteld;
3° een afschrift van de erkenning verleend door de bevoegde overheid;
4° het bewijs dat het uitzendbureau in het land van herkomst als uitzendbureau werkzaam is.
§ 4. Indien de aanvraag tot erkenning uitgaat van een uitzendbureau met maatschappelijke zetel buiten de Europese Gemeenschap, moet zij vergezeld zijn van de in § 1 bedoelde documenten of van de documenten waaruit blijkt dat het uitzendbureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 5, § 1, in het decreet.
Daarenboven moet de aanvraag bevatten :
1° een document houdende de verbintenis de bepalingen van artikel 6, § 2 van het decreet na te leven;
2° de aanduiding van de plaats in het Vlaamse Gewest waar de documenten, bedoeld in artikel 6, § 2 van het decreet, zullen worden ter beschikking gesteld;
3° een afschrift van de erkenning verleend door de bevoegde overheid;
4° het bewijs dat het uitzendbureau in het land van herkomst als uitzendbureau werkzaam is;
5° het bewijs dat het uitzendbureau in het land van herkomst in regel is met de aldaar geldende sociale en fiscale wetgeving;
6° het bewijs dat het uitzendbureau is aangesloten bij een in België erkend sociaal secretariaat.
§ 5. (Indien het een aanvraag tot hernieuwing van de erkenning betreft volstaat het dat deze aanvraag vergezeld is van het in § 1, 5° bedoelde document of van het document waaruit blijkt dat het uitzendbureau voldoet aan gelijkwaardige voorwaarden als vermeld in artikel 5, § 1, 7° van het decreet.) <BVE 1993-12-08/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 04-03-1994>
Art.4. § 1. Na ontvangst van de aanvraag tot erkenning of hernieuwing van de erkenning als uitzendbureau en van alle krachtens dit besluit bij de aanvraag te voegen documenten, zendt de Administratie Werkgelegenheid van het Departement Economie, Werkgelegenheid en Binnelandse Aangelegenheden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, de aanvraag en de erbij gevoegde documenten binnen een termijn van dertig kalenderdagen voor advies aan de erkenningscommissie toe.
De erkenningscommissie is ertoe gehouden binnen een termijn van zestig kalenderdagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum door de administratie van de aanvraag tot erkenning of hernieuwing ervan een advies uit te brengen. Deze termijn kan, met toestemming van de Gemeenschapsminister verlengd worden met maximum dertig dagen.
§ 2. De aanvraag tot hernieuwing van de erkenning met ten minste drie maanden voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de erkenning, bij een ter post aangetekend schrijven, ingediend worden bij de Gemeenschapsminister.
Onder die voorwaarden behoudt het uitzendbureau de lopende erkenning, totdat over de hernieuwing is beslist.
§ 3. De beslissingen van de Gemeenschapsminister houdende erkenning, hernieuwing van erkenning, schorsing, (schrapping) of intrekking van erkenning worden bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager, meegedeeld aan de erkenningscommissie en bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad. <BVE 1993-12-08/37, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 04-03-1994>
Art.5. De beslissing tot het verlenen van een erkenning of van de hernieuwing ervan, vermeld inzonderheid de geldigheidsduur van de erkenning.
Indien de genomen beslissing afwijkt van het advies van de erkenningscommissie, dient de beslissing met redenen te zijn omkleed.
Art. 5bis. <ingevoegd bij BVE 1993-12-08/37, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 04-03-1994> Het uitzendbureau is ertoe gehouden effectief gebruik te maken van de erkenning binnen een termijn van zes maanden. Deze termijn gaat in op de dag dat de beslissing houdende erkenning ter kennis wordt gebracht van het uitzendbureau.
Art.6. De aanvang van de termijn van zes maanden, zoals bedoeld in artikel 19 van het decreet, wordt vastgesteld op datum van de inwerkingtreding van dit besluit.
Afdeling 2. - Het activiteitenverslag.
Art.7. § 1. Het activiteitenverslag, bedoeld in artikel 5, § 1, 9° van het decreet, bestaat uit periodieke informatie die jaarlijks moet worden medegedeeld.
§ 2. Deze periodieke informatie doet opgave over :
1° de economische en financiële banden die het uitzendbureau onderhoudt met andere juridische en economische entiteiten;
2° de jaarrekening en balans zoals bedoeld in de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;
3° de gegevens betreffende de structuur van de kosten;
4° het organigram van de onderneming;
5° de structuur van de eigen tewerkstelling, het aantal werknemers en hun kwalificatie;
6° de uitzendkrachten en gebruikers gedurende de voorbije periode;
- het aantal gebruikers waarmee het uitzendbureau een overeenkomst heeft gesloten;
- het aantal uitzendkrachten waarmee een overeenkomst voor uitzendarbeid werd gesloten;
- het aantal geprestreerde en gefactureerde uren;
- de toegepaste tarifiëring : minimum-maximum-gemiddelde;
7° het aantal en de plaats van de uitzendkantoren en filialen.
(De periodieke informatie omvat tevens het fiscaal attest met betrekking tot de vennootschapsbelasting.) <BVE 1993-12-08/37, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 04-03-1994>
§ 3. (Het uitzendbureau is ertoe gebonden de in § 1 en in § 2 vermelde gegevens vóór 1 juni van elk kalenderjaar aan de Gemeenschapsminister en de erkenningscommissie te bezorgen.) <BVE 1993-12-08/37, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 04-03-1994>
Art.8. § 1. Occasionele informatie wordt aan de Gemeenschapsminister en aan de erkenningscommissie verstrekt, zonder het ogenblik van de indiening van het activiteitenverslag af te wachten, telkens zich gebeurtenissen voordoen die een belangrijke weerslag hebben op de activiteiten van het uitzendbureau of wanneer de Gemeenschapsminister of de erkenningscommissie erom verzoeken.
§ 2. Het uitzendbureau is verplicht elke wijziging in de gegevens bedoeld in artikel 3 onmiddellijk ter kennis te brengen van de Gemeenschapsminister en de erkenningscommissie.
Art.9. De ambtenaren van de Administratie Werkgelegenheid van het Departement Economie, Werkgelegenheid en Binnenlandse Aangelegenheden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap mogen de ter beschikking gestelde informatie slechts gebruiken met het oog op de uitoefening van de hen toegewezen taken. De gegevens kunnen in het kader van de arbeidsinformatie slechts op anonieme basis worden aangewend.
HOOFDSTUK III. - Erkenningscommissie.
Afdeling 1. - Samenstelling.
Art.10. De erkenningscommissie is samengesteld uit :
1° een voorzitter;
2° acht leden en evenveel plaatsvervangers die de meest representatieve werkgeversorganisaties vertegenwoordigen;
3° acht leden en evenveel plaatsvervangers die de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigen;
4° een ambtenaar van de Administratie Werkgelegenheid van het Departement Economie, Werkgelegenheid en Binnenlandse Aangelegenheden van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Art.11. § 1. De Executieve benoemt de effectieve en plaatsvervangende leden. De werkgevers- en werknemers-organisaties dragen daartoe een dubbele lijst van kandidaten voor.
§ 2. Het aantal mandaten van elke werkgeversorganisatie en elke werknemersorganisatie in de erkenningscommissie wordt bepaald in verhouding tot hun vertegenwoordiging in de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
Art.12. Aleen de effectieve leden van de werkgevers- en werknemersorganisaties en hun plaatsvervangers, wanneer ze zitting hebben, zijn stemgerechtigd.
Art.13. De duur van het mandaat van de leden, bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die dit mandaat voltooit.
Afdeling 2.- De werking.
Art.14. § 1. De werking van de erkenningscommissie wordt geregeld in een huishoudelijk reglement. Dit reglement wordt opgesteld door de commissie en goedgekeurd door de Gemeenschapsminister.
§ 2. Het huishoudelijk reglement bepaalt ten minste :
1° de bevoegdheden van de voorzitter;
2° de modaliteiten van vervanging bij afwezighheid van de voorzitter;
3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;
4° de periodiciteit van de vergaderingen;
5° de bekendmaking van de handelingen.
§ 3. De commissie kan een beroep doen op deskundigen en permanente of tijdelijke werkgroepen instellen onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement.
Art.15. § 1. Het secretariaat van de erkenningscommissie wordt verzekerd door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.
§ 2. De werking van het secretariaat van de erkenningscommissie wordt nader geregeld in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 14 van dit besluit.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.16. In afwijking van artikel 4, § 1 beschikt de erkenningscommissie over een termijn van 120 dagen om een advies uit te brengen over de aanvragen tot erkenning bedoeld in artikel 19 van het decreet.
Art.17. Dit besluit treedt in werking 1 april 1991.
Art. 18. De Gemeenschapsminister van Tewerkstelling is belast met de uitvoering van dit besluit.