Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

25 OKTOBER 1990. - Besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning, van het bedrag en van de modaliteiten voor betaling van de uitkeringen en het aanvullend loon ten gunste van de gehandicapten die een beroepsopleiding, omscholing of herscholing doormaken. (Vertaling) (NOTA 1 : opgeheven voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest door BESL1997-09-25/47, art. 3; Inwerkingtreding : 01-07-1997) (NOTA 2 : opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG1998-11-05/35, art. 89; Inwerkingtreding : 01-01-1999 et confirmé par ARW2002-11-07/47, art. 60; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-03-1991 en tekstbijwerking tot 31-12-2010)



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1965021905 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995027310  2002028186 



Artikels:

Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De uitkeringen en het aanvullend loon, bedoeld in artikel 75 van het koninklijk besluit van 5 juli 1963 betreffende de sociale reclassering van de minder-validen, worden toegekend, berekend en uitbetaald volgens de bepalingen van dit besluit.

Art.2. <Zie nota onder TITEL> Om de uitkeringen en het aanvullend loon te kunnen genieten, moeten de gehandicapten ten minste achttien jaar oud zijn en, ter uitvoering van hun omscholings- en sociale reclasseringsproces bepaald door het Rijksfonds voor sociale reclassering van de minder-validen overeenkomstig artikel 34 van het voornoemde koninklijk besluit van 5 juli 1963, een beroepsopleiding, omscholing en herscholing bedoeld in artikel 56, § 2, 1°, 3°, 4° en 5°, van hetzelfde besluit doormaken.
  (NOTA : Voor de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, wordt de vermelding "3°" in artikel 2 geschrapt bij <BESL 1997-03-13/43, art. 23; Inwerkingtreding : 01-01-1997>)

Art.3. <Zie nota onder TITEL> De uitkeringen en het aanvullend loon worden berekend op grond van :
  1° een vergoeding die als loon geldt;
  2° een aanvullende premie in speciën.

Art.4. <Zie nota onder TITEL> Het basismaandbedrag van de vergoeding die als loon geldt, bedoeld in artikel 3, 1°, wordt vastgesteld op 40 t.h. van het gemiddeld minimum maandinkomen, zoals gewaarborgd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 43 van 2 mei 1988, gesloten in de Nationale Arbeidsraad.
  Het in vorig lid bedoelde bedrag wordt op 60 t.h. gebracht wanneer de gehandicapte het bewijs levert dat hij/zij tot één van de volgende gevallen behoort :
  1° samenwonen met een echtgeno(o)t(e) die noch bedrijfsinkomsten noch vervangingsinkomsten geniet; het samenwonen met andere personen die al dan niet inkomsten genieten, telt hier niet;
  2° samenwonen, zonder echtgeno(o)t(e) en uitsluitend, met :
  a) één of meer kinderen, op voorwaarde dat hij/zij voor ten minste één van deze kinderen op kinderbijslag aanspraak kan maken, of dat geen van deze kinderen bedrijfsinkomsten of vervangingsinkomsten geniet;
  b) één of meer kinderen en andere bloed- of aanverwanten tot de derde graad inbegrepen, op voorwaarde dat hij/zij aanspraak kan maken op de kinderbijslag voor ten minste één van deze kinderen en dat de andere bloed- of aanverwanten noch bedrijfsinkomsten noch vervangingsinkomsten genieten;
  c) één of meer bloed- of aanverwanten tot de derde graad inbegrepen, die noch bedrijfsinkomsten noch vervangingsinkomsten genieten.

Art.5. <Zie nota onder TITEL> De basisuurvergoeding die geldt als loon is gelijk aan drie keer het basismaandbedrag bedoeld in artikel 4, gedeeld door 13 X 38.
  Het weekbedrag van de vergoeding die geldt als loon is gelijk aan het uurbedrag bedoeld in vorig lid, vermenigvuldigd met het aantal uren voor beroepsopleiding die werkelijk worden gevolgd, vermeerderd, in voorkomend geval, met het aantal uren afwezigheid die tot de normale uitbetaling van de vergoeding aanleiding geven.
  In afwijking van de bepalingen van het eerste en tweede lid, wordt de forfaitaire uurregeling op vijfendertig uren per week vastgesteld voor de gehandicapte die het voordeel geniet van de gelijkstelling bedoeld in artikel 56, § 2, 1°, van het voornoemde koninklijk besluit van 5 juli 1963, wanneer het onderwijs dat hij tijdens de dag volgt overeenstemt met een volledig studieprogramma met volledig leerplan.

Art.6. <Zie nota onder TITEL> Het bedrag van de vergoeding die geldt als loon dat aan de gehandicapte werkelijk wordt toegekend, is gelijk aan het basisbedrag dat overeenkomstig de artikelen 3 tot 5 wordt bepaald, in voorkomend geval verminderd :
  1° met het bedrag van de tegemoetkomingen die aan de gehandicapte bij een wet of een reglement worden uitgekeerd, bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 7;
  2° met het bedrag van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen die de gehandicapte geniet krachtens de overeenkomst in het raam waarvan hij een beroepsopleiding, omscholing en herscholing ontvangt.

Art.7. <Zie nota onder TITEL> 1. De in artikel 6, 1°, bedoelde tegemoetkomingen die bij een wet of een reglement worden uitgekeerd, zijn :
  1° de ouderdoms-, rust-, anciënniteits- en invaliditeitspensioenen, alsook alle voordelen die hiermee gelijkgesteld zijn of die deze aanvullen, toegekend :
  a) het zij bij of krachtens een Belgische of buitenlandse wet;
  b) hetzij door een overheid of een instelling van openbaar nut;
  2° de vergoedingen, toelagen en lijfrenten toegekend aan de personen die getroffen zijn door een arbeidsongeval of een beroepsziekte, bij toepassing van de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor arbeidsongevallen of bij toepassing van de wetgeving betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten en betreffende de voorkoming ervan;
  3° de vergoeding toegekend aan een gehandicapte die getroffen is door een ongeval, bij toepassing van de artikelen 1382 en volgende van het Burgerlijke Wetboek, of bij toepassing van elke andere gelijksoortige buitenlandse wetgeving;
  4° de uitkeringen voor arbeidsongeschiktheid, toegekend bij toepassing van de wetgeving betreffende de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  5° de werkloosheidsuitkeringen toegekend bij toepassing van de reglementering betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;
  6° de inkomensvervangende tegemoetkomingen, toegekend bij toepassing van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, of de gewone of bijzondere tegemoetkomingen, toegekend bij toepassing van de wet van 27 juni 1969 betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan de minder-validen.
  Wanneer één van de in vorig lid bedoelde tegemoetkomingen wordt uitbetaald in de vorm van een kapitaal of afkoopwaarde, zijn de bepalingen van artikel 30 van het koninklijk besluit van 6 juli 1987 tot uitvoering van de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan gehandicapten, van toepassing.
  2. Er wordt in geen geval rekening gehouden met het deel van de bij een wet of een verordening uitgekeerde tegemoetkomingen dat wordt toegekend bij wijze van kinderbijslag, integratievergoeding bij toepassing van de voornoemde wet van 27 februari 1987, of van vergoeding voor hulp van derde bij toepassing van de wet van 6 juli 1973 tot verbetering van de wetgeving betreffende het toekennen van tegemoetkomingen aan minder-validen.
  (3. De wettelijke en reglementaire tussenkomsten worden ten belope van 75 % van hun bedrag afgetrokken.) <BWG 1995-03-16/47, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1995>

Art.8. <Zie nota onder TITEL> De voordelen in natura bedoeld in artikel 6, 2°, worden geëvalueerd op grond van de vaste bedragen en percentages bepaald bij de wetgeving betreffende de sociale zekerheid voor werknemers.

Art.9. <Zie nota onder TITEL> Met het oog op de aftrek van de bedragen van de bij een wet of een verordening uitgekeerde tegemoetkomingen, van de voordelen in geld of in natura en van de vergoedingen, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 6 tot 8, worden deze bedragen tot een maandbedrag herleid.
  De aftrek geschiedt als volgt : het maandbedrag berekend overeenkomstig vorig lid wordt afgetrokken van het basismaandbedrag van de vergoeding die als loon geldt, bepaald overeenkomstig artikel 4.

Art.10. <Zie nota onder TITEL> De aanvullende premie in speciën, bedoeld in artikel 3, 2°, is gelijk aan die bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 12 mei 1987 betreffende de toekenning van sommige voordelen aan de stagiairs die een beroepsopleiding ontvangen.

Art.11. <Zie nota onder TITEL> De uitkeringen en het aanvullend loon bedoeld in artikel 3 worden regelmatig, ten minste één keer per maand, uitbetaald.

Art.12.<Zie nota onder TITEL> De uitbetaling van de uitkeringen en het aanvullend loon geschiedt door storting op een bankrekening, op een rekening bij [1 bpost]1, of door postassignatie, wanneer de uitbetaling rechtstreeks door het Rijksfonds geschiedt. Ze geschiedt door storting op een bankrekening, op een rekening bij [1 bpost]1, door postassignatie, of van hand tot hand, wanneer, overeenkomstig artikel 77, tweede lid, van het voornoemde koninklijk besluit van 5 juli 1963, de uitbetaling door een centrum geschiedt. <W 1991-03-21/30, art. 130, 002; Inwerkingtreding : 01-10-1992>
  ----------
  (1)<W 2010-12-13/07, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 17-01-2011>

Art.13. <Zie nota onder TITEL> <Opheffingsbepaling van MB 1965-02-19/02>

Art.14. <Zie nota onder TITEL> Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
  De bepalingen van dit besluit zijn echter niet van toepassing op de overeenkomsten van beroepsopleiding die voor de datum van zijn inwerkingtreding werden gesloten, noch op de verlengingen ervan.

Art. 15. <Zie nota onder TITEL> Onze Minister tot wiens bevoegdheid het gehandicaptenbeleid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.