Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

17 MEI 1991. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de modaliteiten van monsterneming van melkconserven voor chemische ontleding.



Inhoudstafel:


Art. 1-2
Bijlage.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Het nemen van monsters melkconserven voor chemische ontleding gebeurt overeenkomstig de voorschriften opgenomen in de bijlage bij dit besluit.

Art.2. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Bijlage.
Art. N. Modaliteiten van monsterneming van melkconserven voor chemische ontleding.
  1. Algemene bepalingen :
  1.1. Bemonsteringsgereedschap :
  1.1.1. Eigenschappen :Het bemonsteringsgereedschap dient van passend materiaal van behoorlijke sterkte te zijn, dat geen veranderingen veroorzaakt in het monster waardoor de resultaten van het daaropvolgend onderzoek zouden kunnen worden beïnvloed. Het gebruik van roestvrij staal wordt aangeraden. Alle oppervlakken moeten glad zijn en vrij van scheuren en alle hoeken moeten afgerond zijn. Het bemonsteringsgereedschap dient te voldoen aan de voor elk te bemonsteren produkt vastgestelde voorschriften.
  1.2. Monsterhouders :
  1.2.1. Eigenschappen :
  Het materiaal en de uitvoering van de monsterhouders en sluitingen moeten van dien aard zijn dat zij het monster behoorlijk beschermen en in het monster geen veranderingen veroorzaken, waardoor eventuele resultaten van het daaropvolgend onderzoek kunnen worden beïnvloed. Geschikte materialen zijn glas, een aantal metalen en een aantal kunststoffen. De houder dient bij voorkeur ondoorschijnend te zijn. Indien hij doorschijnend is, dient de houder met de inhoud in het donker te worden bewaard.
  De monsterhouders en de sluitingen moeten schoon en droog zijn. De vorm en de inhoud van de houder dienen te voldoen aan de voor het te bemonsteren produkt vastgestelde voorschriften.
  Eenmalig te gebruiken recipiënten van kunststof of van aluminiumfolie of aangepaste kunststofzakjes mogen eveneens worden gebruikt, mits deze doelmatig kunnen worden gesloten.
  Andere monsterhouders dan kunststofzakken dienen stevig te worden gesloten, hetzij met behulp van een passende stop of met een schroefdop van metaal of kunststof met zo nodig een luchtdichte kunststofvoering, die onoplosbaar, niet absorberend en vetvrij is, en de geur, smaak, eigenschappen of samenstelling van het monster niet zal beïnvloeden.
  De stoppen dienen gemaakt te zijn van of overtrokken met niet-absorberend, geurloos materiaal.
  1.3. Techniek van de monsterneming :
  De monsterhouder met de monsters dient onmiddellijk na de monsterneming gesloten te worden.
  1.4. Bewaring van de monsters :
  De temperatuur voor de opslag van de monsters van de melkconserven mag de 25 °C niet overschrijden.
  Tijd en temperatuur van de monsterbewaring dienen niet los van elkaar maar in samenhang te worden beoordeeld.
  1.5. Vervoer van de monsters :
  De monsters dienen zo vlug mogelijk (bij voorkeur binnen 24 uur) na de monsterneming naar het laboratorium, dat met de ontleding wordt belast, te worden gebracht. Gedurende het vervoer dienen maatregelen te worden genomen om blootstelling aan vreemde geuren, direct zonlicht en temperaturen van meer dan 25 °C te verhinderen.
  2. Methode : monsterneming van gedeeltelijk gedehydrateerde melk :
  2.1. Toepassingsgebied :
  Deze methode beschrijft de monsterneming van geëvaporeerde melk en van gecondenseerde melk met suiker.
  2.2. Gereedschap en hulpmiddelen voor de monsterneming :
  2.2.1. Algemeen (zie punt 1.1.).
  2.2.2. Hulpmiddelen voor het mengen :
  Voor het mengen van vloeistoffen in bulk moeten de roerders voldoende oppervlak hebben om een goede menging van het produkt te waarborgen, zonder echter het ontstaan van ranzigheid te bevorderen. In verband met de verschillende maten en vormen van opslag- en transporttanks is het onmogelijk een bepaald type aan te bevelen voor alle doeleinden, maar zij moeten wel zodanig zijn gevormd, dat bekrassen van de wand van de tank wordt voorkomen. Geschikt materiaal is beschreven in punt 1.
  Een voor het mengen van vloeistoffen in emmers of bussen aanbevolen roerder is afgebeeld in figuur 1. Hij bestaat uit een schijf met een middellijn van 150 mm, voorzien van zes gaten met een middellijn van 12,5 mm. gelegen in een cirkel met een middellijn van 100 mm. De schijf is in het midden bevestigd aan een metalen steel met aan het andere einde een handvat. De steel, inclusief het handvat, dient een lengte te hebben van ongeveer 1 meter.
  Een voor het mengen van vloeibare produkten in kleine tanks aanbevolen roerder is afgebeeld in figuur 2. Hij bestaat uit een steel van ten minste 2 meter, waaraan een schijf bevestigd is met een middellijn van 300 mm, voorzien van twaalf gaten met een middellijn van 30 mm, gelegen in een cirkel met een middellijn van 230 mm.
  Voor het mengen van de inhoud van grote tanks wordt mengen met een electrische roerder of met behulp van schone perslucht (d.i. zonder contaminanten, met inbegrip van olie, water en stof) aanbevolen. De druk en de hoeveelheid lucht dienen zo klein mogelijk te worden gehouden om de vorming van ranzigheid te voorkomen.
  2.2.3. Roerder :
  Roerder met een breed blad van voldoende lengte om de bodem van het vat te bereiken. Bij voorkeur heeft een zijde van het blad de vorm van het vat (zie figuur 3).
  2.2.4. Monsterlepel :
  Een monsterlepel van geschikte maat en vorm voor het verzamelen van het monster is afgebeeld in figuur 4. De lepel heeft een massieve steel met een lengte van ten minste 150 mm. De inhoud van de lepel moet ten minste 50 ml. bedragen. Het verdient aanbeveling de steel iets te buigen. De conische vorm van de lepels laat toe deze in elkaar te plaatsen.
  Eveneens kan een monsterlepel met een cilindrische vorm en voorzien van vijf gelijke schaaldelen worden gebruikt, waardoor het mogelijk is evenredig te bemonsteren uit meer dan één vat.
  2.2.5. Roerstaaf rond, lengte ongeveer 1 meter, middellijn 35 mm.
  2.2.6. Monsterverzamelpotten :
  Voor ondermonsters : inhoud 5 liter, wijdmonds.
  2.2.7. Lepel of spatel breedbladig.
  2.2.8. Monsterhouders : zie punt 1.2.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/08/1991, p. 17725>
  2.3. Werkwijze :
  2.3.1. Monsterneming van geëvaporeerde melk :
  Er dienen verzamelmonsters van niet minder dan 200 g te worden genomen.
  2.3.1.1. Meng het produkt zorgvuldig door al dan niet elektrisch roeren, of door herhaald overgieten van het ene in het andere vat of met behulp van schone perslucht, totdat het produkt voldoende homogeen is.
  Neem de greep onmiddellijk na het mengen met een monsterlepel. Indien het moeilijk is het produkt voldoende homogeen te krijgen dienen grepen op verschillende plaatsen van het produkt genomen te worden, totdat laboratoriummonsters van ten minste 200 g. worden verkregen. Sluit daarna onmiddellijk de monsterhouder. (als het monster is verkregen door het samenvoegen van verschillende grepen dient dit op het etiket en in het proces-verbaal te worden vermeld).
  2.3.1.2. Monsterneming van voorverpakte produkten in kleine verpakkingseenheden voor de kleinhandel :
  De intacte en ongeopende verpakking kan het monster vormen. Zo nodig moeten één of meer verpakkingen van dezelfde partij worden genomen om laboratoriummonsters van niet minder dan 200 g te vormen.
  2.3.2. Monsterneming van gecondenseerde melk met suiker :
  2.3.2.1. Algemeen :
  De monsterneming van gecondenseerde melk met suiker in bulk kan zeer lastig zijn, vooral wanneer het produkt niet homogeen en hoog viskeus is. De aanwezigheid van grote kristallen saccharose of lactose of van neergeslagen zouten kan problemen bij de monsterneming veroorzaken. Deze kristallen kunnen zich door de hele inhoud heen bevinden of aan de wanden zitten maar kunnen ook klonten hebben gevormd. Zulke toestanden komen aan het licht als een roerstaaf in de bulk wordt gebracht en teruggetrokken, nadat een zo groot mogelijk deel van de tankinhoud is beroerd. Voorgesteld dat de suikerkristallen niet groter zijn dan 6 mm, zullen daardoor bij de monsterneming geen moeilijkheden worden ondervonden. Als het produkt niet homogeen is dient dit op het etiket en in het proces-verbaal te worden vermeld. Daar gecondenseerde melk met suiker vaak bij buitentemperatuur is opgeslagen, is het wenselijk, om een representatief monster te verkrijgen, de inhoud op een temperatuur van ten minste 20 °C te brengen.
  2.3.2.2. Werkwijze :
  Er dienen laboratoriummonsters van niet minder dan 200 g te worden bekomen.
  - Open containers :
  Verwijder het deksel van een met een deksel gesloten vat, nadat dit tevoren zorgvuldig is schoongemaakt en gedroogd om te voorkomen dat bij het openen verontreinigingen in de inhoud zouden vallen. Meng de inhoud met behulp van de roerder (zie figuur 3). Schraap met het blad van de roerder goed langs de wand en de bodem om daaraan klevend produkt los te maken. Meng de inhoud zorgvuldig door draaiende en op en neergaande bewegingen met de diagonaal gehouden roerder. Zorg ervoor dat geen lucht wordt ingebracht. Verwijder de roerder en breng de aanhangende gecondenseerde melk over in de monsterhouder van 5 liter met behulp van een spatel of lepel. Herhaal de handelingen totdat een verzamelmonster van 2 tot 3 liter bekomen is. Meng totdat de inhoud homogeen is en meem laboratoriummonsters van ten minste 200 gram. Sluit daarna onmiddellijk de monsterhouder.
  - Gesloten vaten met spon en gat aan bovenzijde of in de wand :
  Om redenen uiteengezet in 2.3.2.1. is bemonsteren door het spongat alleen geschikt voor gecondenseerde melk die gemakkelijk vloeit en van uniforme consistentie is. Steek een roerstaaf door het spongat, meng de inhoud door zo diep mogelijk en in alle richtingen te roeren, haal de roerstaaf terug en neem een monster als aangegeven in 2.3.2.1. Laat in andere gevallen de inhoud van het vat in een ander geschikt vat lopen, waarbij er voor gezorgd wordt dat het eerste vat zo volledig mogelijk wordt geledigd. Meng door roeren en neem dan een monster als is aangegeven in 2.3.2.1.
  2.3.2.3. Monsterneming van voorverpakte produkten in kleine verpakkingseenheden voor de kleinhandel :
  De intacte en ongeopende verpakking kan het monster vormen. Zo nodig moeten één of meer verpakkingen van dezelfde partij worden genomen om laboratoriummonsters van niet minder dan 200 g te vormen.
  2.3.3. Bewaring en transport van de monsters :
  Zie punten 1.4. en 1.5.
  3. Monsterneming van melkpoeder :
  3.1. Doel en toepassingsgebied :
  De methode beschrijft de monsterneming ten behoeve van chemische ontleding van geheel gedehydrateerde melk.
  3.2. Gereedschap en hulpmiddelen voor de monsterneming :
  Zie punt 1.1.1.
  3.2.1. Melkpoederboor van voldoende lengte om tot op de bodem van de verpakking te worden gestoken :
  Geschikte boren zijn afgebeeld in hoofdstuk 4.
  3.2.2. Lepel of spatel met breed blad.
  3.2.3. Monsterhouders :
  Zie punt 1.2.
  3.3. Werkwijze :
  3.3.1. Algemeen :
  Zorg er voor dat de vochtopname uit de atmosfeer door het te bemonsteren produkt tijdens de monstername tot een minimum wordt beperkt. Sluit de verpakking na de monsterneming weer zorgvuldig.
  3.3.2. Monsterneming :
  Steek een schone en droge boor met de gleuf naar beneden met een vloeiende beweging van bovenaf schuin in het produkt tot op de bodem van de verpakking.
  Zonodig wordt de verpakking daarbij op zijn zijde gelegd. Draai de boor 180°, trek hem langzaam terug en breng de inhoud ervan in een monsterhouder. Neem één of meer boorinhouden om laboratoriummonsters van 200 g te verkrijgen. Sluit de monsterhouder onmiddellijk na de monsterneming.
  3.3.2.1. Monsterneming van voorverpakte produkten in kleine verpakkingseenheden voor de kleinhandel :
  De intacte en ongeopende verpakking kan het monster vormen. Zo nodig moeten één of meer verpakkingen van dezelfde partij worden genomen om laboratoriummonsters van niet minder dan 200 g te vormen.
  3.4. Bewaring en transport van de monsters :
  Zie punten 1.4. en 1.5.
  4. Boren voor de monsterneming van melkpoeder in bulk :
  4.1. Soorten boren :
  Type A : lang;
  Type B : kort;
  (zie figuur 5).
  4.2. Materialen :
  Het blad en de steel dienen van gepolijst metaal, bij voorkeur roestvrij staal, te zijn vervaardigd.
  Het handvat van het lange type dient bij voorkeur van roestvrij staal te zijn gemaakt.
  D boor van het korte type dient een afneembaar handvat van hout of plastic te hebben, uitgerust met een bajonetsluiting in het blad.
  4.3. Bouw :
  4.3.1. De vorm, het materiaal en de afwerking dienen zodanig te zijn dat de boor gemakkelijk kan worden gereinigd.
  4.3.2. De uitstekende rand van het blad van type A dient voldoende scherp te zijn om als schraper te dienen.
  4.3.3. De punt van het blad dient voldoende scherp te zijn om de monsterneming te vergemakkelijken.
  <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 14/08/1991, p. 17729>
  4.4. Voornaamste afmetingen :
  De boren dienen overeen te stemmen met de in onderstaande tabel opgegeven afmetingen (met een tolerantie van 10 %).                                                   (Afmetingen in millimeter)                                                     Lang         Kort                                                    Type A       Type B  Lengte van het blad                                  800          400  Dikte van het metaal van het blad                  1 tot 2      1 tot 2  Inwendige diameter van het blad bij de punt           18           32  Inwendige diameter van het blad bij het handvat of    22           28    de steel  Gleufwijdte bij de punt                                4           20  Gleufwijdte bij het handvat of de steel               14           14
4.5. Aanwijzing inzake het gebruik van de boren :
  4.5.1. Bij min of meer klonterende poeders kunnen de boren vertikaal worden ingebracht. Boren van type A worden volledig gevuld door ronddraaien en kunnen dan vertikaal worden uitgehaald. Boren van type B worden volledig gevuld tijdens het inbrengen, maar dienen in een schuine positie te worden uitgetrokken om verliezen via het lagere uiteinde te voorkomen.
  4.5.2. Bij min of meer vrij vloeiende poeders dienen de verpakkingen schuin te worden gehouden, de boren nagenoeg horizontaal te worden ingebracht met de gleuf naar beneden en dienen ze er te worden uitgetrokken met de gleuf naar boven.
  Gezien om te worden gevoegd bij het ministerieel besluit van 17 mei 1991.