26 SEPTEMBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende het onderzoek van ambtswege naar het recht op gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Art. 1-4
Artikel 1. Voor de toepassing van artikel 11, § 3, derde lid van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden worden uitgesloten van het onderzoek van ambtswege:
1° de personen aan wie voor de inwerkingtreding van dit besluit, een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, een tegemoetkoming ter aanvulling van het gewaarborgd inkomen voor bejaarden of een tegemoetkoming voor hulp van derde voortvloeiend uit dergelijke tegemoetkoming werd toegekend;2° de echtgenoot van de in 1° bedoelde personen, tenzij deze aanspraak kan maken op het bedrag van het gewaarborgd inkomen vermeld in artikel 2, § 1, eerste lid van dezelfde wet en zijn pensioen als werknemer of als zelfstandige voor 1 januari 1976 is ingegaan;
3° de personen gerechtigd op een of meerdere van de bij artikel 10 van dezelfde wet bedoelde pensioenen waarvan het totale bedrag, rekening gehouden met de bepalingen van artikel 49 van het koninklijk besluit van 29 april 1969 houdende algemeen reglement betreffende het gewaarborgd inkomen voor bejaarden, naargelang het geval, hoger is dan tien negenden van de in artikel 2, § 1, eerste en tweede lid van dezelfde wet bedoelde bedragen die op 1 oktober 1991 in voege zijn.
Art.2. De Rijksdienst voor pensioenen stuurt aan de personen beoogd bij artikel 11, § 3, derde lid van dezelfde wet, die niet werden uitgesloten van het onderzoek van ambtswege op grond van artikel 1 van dit besluit, een formulier houdende verklaring van de bestaansmiddelen, waarvan het model door de Minister die de pensioenen onder zijn bevoegdheid heeft, werd goedgekeurd.
Dit formulier moet binnen de dertig dagen na ontvangst worden teruggestuurd aan de Rijksdienst voor pensioenen.
Ingeval het formulier niet binnen de in het vorige lid gestelde termijn wordt teruggezonden, wordt belanghebbende per aangetekend schrijven ervan in kennis gesteld dat hij, indien hij binnen de vijftien dagen na het verzenden van het aangetekend schrijven geen gevolg heeft, geacht wordt te verzaken aan de voortzetting van het onderzoek van ambtswege.
Art.3. Artikel 11, § 3, derde lid van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden en dit besluit hebben uitwerking met ingang van 1 oktober 1991.
Art. 4. Onze Minister van Pensioenen en Oner Staatssecretaris voor Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.