19 APRIL 1991. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de begrotings- en financieel adviseur bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-07-1991 en tekstbijwerking tot 19-12-1998)
Art. 1-9
Artikel 1. De begrotings- en financieel adviseur bedoeld bij artikel 120bis van de wet van 9 augustus 1963 wordt aangewezen voor een duur van zes jaar; deze aanwijzing is hernieuwbaar.
Art.2. De begrotings- en financieel adviseur legt de in artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831 voorgeschreven eed af in de handen van de Minister die de Sociale Voorzorg onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.3. Onder voorbehoud van de bepalingen van dit besluit blijft de begrotings- en financieel adviseur onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut dat in zijn oorspronkelijke administratie op hem van toepassing was. Indien hij niet behoort tot een openbare dienst is hij onderworpen aan het administratief en geldelijk statuut van het Rijkspersoneel dat zich tijdelijk in een statutaire toestand bevindt en behoudt hij bovendien zijn extra-legale voordelen inzake pensioen.
Art.4. (De begrotings- en financieel adviseur geniet een als wedde geldende toelage die in schaal 15A vastgesteld is.) <KB 1998-11-23/33, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1998>
De Minister tot wiens bevoegdheid de Sociale Voorzorg behoort, stelt de geldelijke anciënniteit vast, rekening houdende met de diensten die zijn verricht zowel in de openbare sector als in de privé-sector.
(Bovendien wordt hem een maandelijkse vergoeding van F 4 000 voor representatiekosten toegekend. Dit bedrag wordt gekoppeld aan de spilindex 143,59 (basis 1984). Het wordt aangepast overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssektor aan het indexcijfer van de comsumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.) <KB 1991-07-08/32, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
Art.5. Wanneer de begrotings- en financieel adviseur, op het einde van zijn mandaat, de pensioengerechtigde leeftijd niet bereikt heeft en zijn rechten tot herneming van zijn vorige activiteit niet behouden heeft, wordt hem een afscheidstoelage toegekend gelijk aan tweemaal de laatste jaarwedde.
(Deze vergoeding wordt echter niet toegekend bij vrijwillig ontslag van de begrotings- en financieel adviseur of bij benoeming tot statutair ambtenaar in een openbare dienst. In het laatstgenoemde geval behoudt hij in zijn nieuwe functie de krachtens artikel 4 vastgestelde geldelijke anciënniteit.) <KB 1997-03-18/37, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1997>
Art.6. <KB 1991-07-08/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991> De premies bestemd tot het behoud van de extra-legale voordelen inzake pensioen bedoeld in artikel 3, de als wedde gelden de toelage en de vergoeding voor representatiekosten bedoeld in artikel 4, evenals in voorkomend geval, de afscheidstoelage bedoeld in artikel 5, worden uitbetaald ten laste van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art.7. Het koninklijk besluit van 22 februari 1975 tot vaststelling van het administratief en geldelijk statuut van de begrotings- en financieel adviseur bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering wordt opgeheven.
Art.8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Art. 9. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Begroting zijn met de uitvoering van dit besluit belast.