22 MAART 1991. - Koninklijk besluit van 22 maart 1991 houdende de procedure betreffende de vaststelling van de overtredingen en het uitspreken van de administratieve boeten bedoeld in artikel 127, § 8, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. (KB 1995-05-15/38, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 06-10-1995) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 19-04-1991 en tekstbijwerking tot 26-09-1995.)
Art. 1-5
Artikel 1. De vaststellingen welke van die aard zijn dat daaruit een overtreding blijkt die is bedoeld in artikel 71, § 2, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, worden gedaan door de personen die bevoegd zijn tot het opstellen van processen-verbaal krachtens artikel 102 van vorengenoemde wet van 9 augustus 1963. Op straffe van nietigheid, wordt een afschrift van het proces-verbaal binnen de veertien dagen bij een ter post aangetekende brief aan de overtreder meegedeeld.
Alvorens een straf wordt opgelegd wordt de overtreder met een ter post aangetekende brief verzocht binnen vijftien dagen zijn verweermiddelen schriftelijk te doen gelden bij het Beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.
Art.2. De administratieve geldboeten waarin is voorzien in artikel 71, § 8, van vorenvermelde wet van 9 augustus 1963, worden overeenkomstig artikel 12, 16°, van die wet opgelegd door het Beheerscomité van de dienst voor geneeskundige verzorging.
De beslissing wordt met redenen omkleed en meegedeeld per aangetekende brief, die wordt geacht te zijn ontvangen de eerste werkdag nadat hij ter post is afgegeven.
De kennisgeving vermeldt dat tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld bij de arbeidsrechtbank; zij vermeldt tevens de vorm waarin en de termijn waarbinnen dat beroep moet worden ingesteld.
Art.3. Het koninklijk besluit van 15 april 1986 betreffende de toepassing van de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 74, § 8, van vorenvermelde wet van 9 augustus 1963, wordt opgeheven.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.
Art. 5. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.