Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 OKTOBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de documenten voor het verblijf in België van bepaalde vreemdelingen. (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 17-12-1991 en tekstbijwerking tot 13-06-2005)



Inhoudstafel:


Art. 1-16
Bijlagen.
Art. N1-N5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1955120602 



Uitvoeringsbesluit(en):

1992801331  1997801931  2000015178  2005015092 



Artikels:

Artikel 1. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft verstrekt kosteloos de diplomatieke identiteitskaart, overeenkomstig het hierbijgevoegd model I :
  1° aan de diplomatieke ambtenaren van de in het Rijk geaccrediteerde diplomtieke zendingen;
  2° aan de beroepskanselier, hoofd van de kanselarij van de in het Rijk geaccrediteerde diplomatieke zendingen;
  3° aan de leden, die de diplomatieke status genieten, van de permanente vertegenwoordigingen en de zendingen bij de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijke internationale instellingen;
  4° aan de leden, die de diplomatieke status genieten, van de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijke internationale instellingen;
  5° aan de beroepskanselier, hoofd van de kanselarij van de permanente vertegenwoordigingen en de zendingen bij de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijke internationale instellingen;
  6° aan de echtgenoot, aan de familieleden en aan de ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar van de personen bedoeld van 1° tot 5°, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 37, § 1, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.

Art.2. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft verstrekt kosteloos de consulaire identiteitskaart, overeenkomstig het hierbijgevoegd model II :
  1° aan de consulaire beroepsambtenaren, die gemachtigd zijn hun consulaire taak in het Rijk uit te oefenen;
  2° aan de beroepskanselier, hoofd van de kanselarij van een consulaire post in het Rijk;
  3° aan de echtgenoot, aan de familieleden en aan de ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar van de personen bedoeld in 1° en 2°, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 46, § 1, van het Verdrag van Wenen inzake consulair verkeer.

Art.3. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft verstrekt kosteloos een bijzondere identiteitskaart, overeenkomstig het hierbijgevoegd model III :
  1° aan de leden van het administratief en technisch personeel van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen en van de permanente vertegenwoordigingen en de zendingen bij de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijk internationale instellingen evenals aan hun echtgenoot, aan hun familieleden en hun ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 37, § 2, van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer;
  2° aan de beroepsconsulaire bedienden van de in het Rijk gevestigde consulaire posten die worden geleid door een beroeps- of honorair consulair ambtenaar evenals aan hun echtgenoot, aan hun familieleden en aan hun ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar, onder de voorwaarden bepaald bij artikel 46, §§ 1 en 2, van het Verdrag van Wenen inzake consulair verkeer;
  3° aan de ambtenaren en personeelsleden van de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijke internationale instellingen;
  4° aan de leden van het Europees Parlement die uitsluitend om reden van hun mandaat in het Rijk verblijven;
  5° aan de echtgenoot en aan de ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar en aan de overige familieleden van de personen bedoeld in 3° en 4° overeenkomstig de verdragen of zetelakkoorden terzake;
  6° aan de honoraire consulaire ambtenaren die gemachtigd zijn hun ambt in het Rijk uit te oefenen en die alhier geen duurzaam verblijf hielden op het ogenblik van hun indiensttreding, evenals aan hun echtgenoot en aan de inwonende ongehuwde kinderen van meer dan vijf jaar en minder dan achttien jaar.

Art.4. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft verstekt kosteloos een bijzondere identiteitskaart, overeenkomstig het hierbijgevoegd model IV :
  1° aan de assistenten van de in artikel 3, 4°, bedoelde personen;
  2° aan de ambtenaren en personen belast met een officiële opdracht in het Rijk;3° aan de officieren aan wie toestemming is verleend om in het Rijk stage te lopen;
  4° aan de personeelsleden van elk der internationale instellingen waaraan de Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft het recht op de afgifte van zulke bijzondere identiteitskaart ten gunste van hun personeelsleden heeft toegezegd;
  5° aan de leden van het bedienend personeel van de in het Rijk gevestigde consulaire posten die worden geleid door een beroepsconsulaire ambtenaar;
  6° aan de leden van het bedienend personeel van de in het Rijk gevestigde diplomatieke zendingen en van de permanente vertegenwoordigingen en zendingen bij de in het Rijk gevestigde publiekrechtelijke internationale instellingen;
  7° aan de particuliere bedienden die uitsluitend tewerkgesteld worden in de persoonlijke dienst van de in de artikelen 1, 1° tot 5°, en 2, 1° en 2°, bedoelde personen;
  8° aan de inwonende echtgenoot en aan de inwonende ongehuwde kinderen van meer dan vijf en minder dan achttien jaar van de personen bedoeld in 1° tot 7°.

Art.5. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft verstrekt kosteloos een identiteitsbewijs, overeenkomstig het hierbijgevoegd model V, aan de kinderen die de leeftijd van vijf jaar niet hebben bereikt, van de in de artikelen 1 tot 4 bedoelde personen.

Art.6. Met uitzondering van de in artikel 1, 1°, bedoelde personen, kunnen alleen de vreemdelingen die in het Rijk verblijven op de in het huidig besluit bedoelde documenten aanspraak maken.
  Deze documenten worden hun geweigerd of ontnomen indien zij in het Rijk een winstgevend bedrijf uitoefenen dat niet in verband staat met de uitoefening van het ambt dat recht geeft op het verkrijgen van een van de bedoelde documenten of, wanneer het een familielid betreft, indien zij in het Rijk eender welk winstgevend bedrijf uitoefenen. (Echter, in afwijking van het voorgaande, zullen de begunstigden van een wederkerigheidsovereenkomst afgesloten door België, die toelaat aan bepaalde gezinsleden van diplomatieke en consulaire ambtenaren, alsook van andere titularissen van een bijzondere verblijfstitel vermeld in dit besluit, om betaalde werkzaamheden te verrichten, genoemde documenten kunnen ontvangen of behouden.) <KB 2005-05-25/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-06-2005>

Art.7. Zolang de vreemdeling in het bezit is van één van de in het huidig besluit bedoelde documenten en hij voldoet aan de voorwaarden om er aanspraak op te maken, valt hij, om het ambt te kunnen uitoefenen dat recht geeft op het verkrijgen van één van die documenten, niet onder de regeling betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit in België en betreffende de uitoefening, door de vreemdelingen, van zelfstandige beroepsactiviteiten.

Art.8. De in de artikelen 1 tot 4 bedoelde documenten moeten worden aangevraagd zodra de betrokken personen in het Rijk zijn binnengekomen.

Art.9. Elke verandering van de hierna vermelde gegevens dient binnen de vijftien dagen aan de Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft medegedeeld te worden :
  - naam en voornaam;
  - nationaliteit;
  - verblijfplaats;
  - burgerlijke stand;
  - samenstelling van het gezin;
  - functie of status.

Art.10. De geldigheidsduur van de in de artikelen 1 tot 5 bedoelde documenten zal door de Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft vastgesteld worden.
  Deze documenten moeten uiterlijk acht dagen voor hun vervaldatum aan de Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft voor eventuele verlenging of vernieuwing worden overgemaakt.

Art.11. De houders van een van de in de artikelen 1 tot 4 bedoelde documenten moeten steeds dit document bij zich hebben en het op vordering van elke gezagdrager vertonen.

Art.12. De in het huidig besluit bedoelde documenten worden ongeldig en moeten onmiddellijk aan de Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft terugbezorgd worden als de houder de voorwaarden om houder ervan te zijn niet meer vervult.

Art.13. De volgende personen, alsmede hun kinderen die de leeftijd van vijf jaar niet bereikt hebben en in het bezit zijn van het identiteitsbewijs bedoeld in artikel 5, worden vrijgesteld van immigratiebeperkingen en van de formaliteiten betreffende vreemdelingenregistratie :
  1° de houders van de diplomatieke identiteitskaart en de houders van de consulaire identiteitskaart;
  2° de houders van de bijzondere identiteitskaart bedoeld in artikel 3, 1° en 2°, op voorwaarde dat zij in vaste dienst van de Zendstaat zijn, alsmede hun echtgenoot, hun ongehuwde kinderen en hun familieleden;
  3° de houders van de bijzondere identiteitskaart bedoeld in artikel 3, 3°, die krachtens door België ondertekende internationale verdragen van de formaliteiten van de vreemdelingenregistratie zijn vrijgesteld, alsmede hun echtgenoot, hun ongehuwde kinderen en hun familieleden die recht hebben op de bijzondere identiteitskaart;
  4° de houders van de bijzondere identiteitskaart bedoeld in artikel 3, 4°, alsmede hun echtgenoot, hun ongehuwde kinderen en hun familieleden die recht hebben op de bijzondere identiteitskaart;
  5° de houders van de bijzondere identiteitskaart bedoeld in artikel 3, 6°, alsmede hun echtgenoot en hun ongehuwde kinderen die de leeftijd van achttien jaar niet bereikt hebben.

Art.14. Bij verlies van een van de documenten vermeld in het huidig besluit, wordt een duplicata afgeleverd tegen kostprijs. De Minister die buitenlandse zaken tot zijn bevoegdheid heeft bepaalt het bedrag van deze kostprijs.

Art.15. <Opheffingsbepaling van KB 1955-12-06/30>
  Het koninklijk besluit van 11 december 1989 betreffende de documenten voor het verblijf in België van de bevoorrechte vreemdelingen, wordt ingetrokken.
  De in het koninklijk besluit van 6 december 1955 bedoelde documenten blijven geldig gedurende drie jaar vanaf de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art.16. Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Onze Minister van Justitie en Middenstand, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlagen.
Art. N1. Model I. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1991, p. 28672>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2000-10-17/36, art. 1; Inwerkingtreding : 21-11-2000; B.S. 21-11-2000, p. 38533-5)

Art. N2. Model II. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1991, p. 28673>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2000-10-17/36, art. 1; Inwerkingtreding : 21-11-2000; B.S. 21-11-2000, p. 38536-8)

Art. N3. Model III. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1991, p. 28675>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2000-10-17/36, art. 1; Inwerkingtreding : 21-11-2000; B.S. 21-11-2000, p. 38539-41)

Art. N4. Model IV. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1991, p. 28676>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2000-10-17/36, art. 1; Inwerkingtreding : 21-11-2000; B.S. 21-11-2000, p. 38542-4)

Art. N5. Model V. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 17/12/1991, p. 28678>
  (Gewijzigd bij : )
  (KB 2000-10-17/36, art. 1; Inwerkingtreding : 21-11-2000; B.S. 21-11-2000, p. 38545-7)