5 AUGUSTUS 1991. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 8, 8bis en 9 van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-03-2010 en tekstbijwerking tot 09-03-2011)
Art. 1-13, 13bis, 14-16
Bijlage.
Art. N
Artikel 1. Het bedrag van de objectieve aansprakelijkheid, bedoeld bij artikel 8, lid 2, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerlijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, wordt vastgesteld per schadegeval op maximum 600 miljoen frank voor de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels en 30 miljoen frank voor de stoffelijke schade.
Art.2. De Staat, de Gemeenschappen en de Gewesten zijn ontslagen van de verplichting een verzekeringsovereenkomst te sluiten.
Art.3. De verzekeringsovereenkomsten, gesloten in toepassing van dit besluit, verlenen per schadegeval dekking ten belope van 600 miljoen frank voor de schade voortvloeiend uit lichamelijke letsels en 30 miljoen frank voor de stoffelijke schade.
Indien het totaal van de gevorderde schadeloosstellingen de verzekerde som overschrijdt worden de rechten van de benadeelden tegen de verzekeringsonderneming naar evenredigheid verminderd tot dat bedrag.
Niettemin blijft de verzekeringsonderneming die, onbekend met het bestaan van vorderingen van andere benadeelden, te goeder trouw aan een benadeelde een groter bedrag dan het aan deze toekomende deel heeft uitgekeerd, jegens die anderen slechts gehouden tot het beloop van het overblijvende gedeelte van de verzekerde som.
Art.4. Van het voordeel van de schadeloosstelling bedoeld in artikel 8 van de wet van 30 juli 1979 kunnen slechts worden uitgesloten :
1° de persoon aansprakelijk voor het schadegeval krachtens de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek;
2° de persoon die van alle aansprakelijkheid is ontheven krachtens artikel 18 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten;
3° de verzekeringsonderneming die in uitvoering van een andere verzekeringsovereenkomst de geleden schade heeft vergoed.
Art.5. _ Indien de verzekeringsovereenkomst een beding inhoudt dat de verzekeringsnemer persoonlijk voor een deel in de vergoeding van de schade zal bijdragen, blijft de verzekeringsonderneming niettemin jegens de benadeelde gehouden tot betaling van de schadeloosstelling die krachtens de overeenkomst ten laste van de verzekeringnemer blijft.
Art.6. Wanneer tengevolge van een schadegeval de benadeelde tevens gerechtigd is op prestaties bepaald in de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en tot organisatie van een regeling van verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, is de vergoeding van de verzekeringsonderneming beperkt tot het bedrag van de schade dat het bedrag van de voormelde prestaties overtreft.
Het bepaalde in het vorige lid doet geen afbreuk aan het recht van terugvordering van het bedrag waarover de verzekeringsinstelling, krachtens artikel 76quater, § 2, vierde lid, van voormelde wet van 9 augustus 1963 ten aanzien van de verzekeringsonderneming beschikt.
Art.7. Bij het sluiten van de verzekeringsovereenkomst wordt door de verzekeringsonderneming aan de verzekeringnemer een attest afgeleverd waarvan het model in bijlage is vastgesteld.
Een duplicaat van het attest wordt toegezonden aan de burgemeester van de gemeente waar de voor het publiek toegankelijke inrichting is gevestigd.
Art.8. De verzekeringsovereenkomsten bedoeld in dit besluit worden door de verzekeringsonderneming in een repertorium ingeschreven.
Dit repertorium mag worden gehouden in om het even welke vorm op voorwaarde dat de controlerende overheden tot een snelle en eenvoudige raadpleging ervan kunnen overgaan en er een schriftelijke kopie van kunnen bekomen.
Dit repertorium bevat het nummer van de overeenkomst, de naam en het adres van de verzekeringnemer, de ligging van de voor het publiek toegankelijke inrichting, de duur van de verzekeringsovereenkomst en het verzekerd bedrag.
De kennisgevingen en aangiften bedoeld in artikel 8bis, § 7 van de wet van 30 juli 1979 worden eveneens in dit repertorium ingeschreven.
Art.9.De heffing, bedoeld in artikel 9, lid 1 van de wet van 30 juli 1979 wordt vastgesteld op 3 % van de uitgegeven handelspremies.
De verschuldigde sommen worden door de verzekeringsonderneming aan [1 het veiligheidsfonds voor preventie en bestrijding tegen brand en ontploffing bedoeld in artikel 6, § 2, van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen]1 overgemaakt.
----------
(1)<KB 2010-03-08/07, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.10.[1 De verzekeringsonderneming voert een jaarlijkse definitieve betaling uit van 3 % van het totaal der handelspremies, vrij van gehele of gedeeltelijke vernietigingen en van ristorno's, door haar gedurende het laatste afgesloten boekjaar uitgegeven.
De storting gebeurt ten laatste op 30 juni van elk jaar als bijdrage voor het laatst afgelopen boekjaar.]1
----------
(1)<KB 2010-03-08/07, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.11.[1 § 1. De verzekeringsondernemingen die niet zijn overgegaan tot de storting binnen de termijn die voorzien is in artikel 10, worden binnen de 30 kalenderdagen aangemaand om de storting alsnog te voldoen.
§ 2. Vanaf de verzendingsdatum van aanmaning is de wettelijke interest verschuldigd, overeenkomstig artikel 1153 van het Burgerlijk Wetboek.
§ 3. De verzekeringsonderneming die niet tot de betaling kon overgaan door een geval van overmacht brengt de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde hiervan schriftelijk op de hoogte binnen de 14 dagen na de termijn voorzien in artikel 10.
§ 4. De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde kan aan de onderneming vragen om hem bijkomende informatie te verstrekken teneinde zich te verzekeren van de wezenlijkheid van de ingeroepen overmacht. Hij beslist vervolgens of deze al dan niet gegrond wordt verklaard.
§ 5. Indien de Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde beslist dat de overmacht gegrond wordt verklaard, dan deelt hij de onderneming de bijkomende termijn mee die toegekend wordt om de betaling uit te voeren.]1
----------
(1)<KB 2010-03-08/07, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.12.
<Opgeheven bij KB 2010-03-08/07, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.13.De verzekeringsonderneming moet aan [3 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]3 de aangiften tot staving van de aan [1 het Veiligheidsfonds voor preventie en bestrijding tegen brand en ontploffing]1 verschuldigde sommen toezenden in de vorm en binnen de termijnen door [3 deze Autoriteit]3 gevraagd.
[2 [3 Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten]3 maakt een definitieve lijst met de door de verzekeringsondernemingen verschuldigde bedragen voor het laatste afgesloten boekjaar en verschaft die aan de Algemene Directie van de Civiele Veiligheid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken en dit ten laatste op 1 juni van elk jaar.]2
----------
(1)<KB 2010-03-08/07, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(2)<KB 2010-03-08/07, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
(3)<KB 2011-03-03/01, art. 331, 003; Inwerkingtreding : 01-04-2011>
Art.13bis. [1 Als de verzekeringsovereenkomst bedoeld in dit besluit onderschreven wordt bij een verzekeringsonderneming naar buitenlands recht, moeten de verplichtingen vermeld in de artikelen 9 tot en met 13 van dit besluit nagekomen worden :
1° door het bijkantoor, het agentschap, de onder artikel 178 van het Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger of de zetel van verrichting, gelegen in België;
2° door de makelaar of elke andere in België verblijvende tussenpersoon, voor de overeenkomsten onderschreven door zijn tussenkomst met niet in België gevestigde verzekeraars die in België de onder artikel 178 Wetboek diverse rechten en taksen bedoelde aansprakelijke vertegenwoordiger niet hebben;
3° door de niet in België gevestigde verzekeringsondernemingen die in België geen aansprakelijke vertegenwoordiger hebben en die verzekeringsovereenkomsten sluiten waarvan het risico in België ligt zonder beroep te doen op in België verblijvende tussenpersonen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2010-03-08/07, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
Art.14. De bedragen waarvan sprake in de artikelen 1 en 3 van dit besluit worden gekoppeld aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen waarbij als basisindexcijfer wordt genomen het indexcijfer dat geldt tijdens de maand die voorafgaat aan de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
De aanpassing van deze bedragen gebeurt jaarlijks en voor de eerste maal een jaar na de hiervoor bedoelde bekendmaking.
Art.15. Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de zevende maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
Art.16. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N. Verzekeringsattest. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 30/08/1991, p. 18855>