10 OKTOBER 1991. - Ministerieel besluit tot vaststelling van de door de werkgever te volgen procedure tot het bekomen van de vrijstelling van de vervangingsplicht zoals voorzien in het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen.
Art. 1-5
Artikel 1. De werkgever die vrijstelling wenst te bekomen van de vervangingsverplichting in uitvoering van artikel 4, § 2, tweede lid van het koninklijk besluit van 16 november 1990 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen moet in de periode die uiterlijk aanvangt de eerste dag van de zesde maand voorafgaand aan de periode bedoeld in artikel 4, § 5, derde lid van het bovenvermeld koninklijk besluit en die eindigt acht kalenderdagen na de werkelijke einddatum van de opzeggingstermijn voor zover het ontslag door middel van een opzeggingstermijn werd betekend, of acht kalenderdagen na de laatste dag gedekt door de verbrekingsvergoeding indien het ontslag door middel van een opzeggingsvergoeding werd betekend, bij aangetekend schrijven een aanvraag tot vrijstelling richten aan de gewestelijke werkloosheidsinspecteur van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in wiens ambtsgebied de onderneming gelegen is.
Art.2. § 1. Om ontvankelijk te zijn dient deze aanvraag de volgende gegevens te omvatten :
1. de naam of handelsnaam van de werkgever, het adres van de onderneming en het inschrijvingsnummer R.S.Z.;
2. de naam, voornaam, rijksregisternummer en verblijfplaats van de werknemer die in brugpensioen gesteld wordt;
3. de functie van deze werknemer.
Indien de werknemer die op brugpensioen wordt gesteld niet in dezelfde functie wordt vervangen, moet de werkgever bij de aanvraag bedoeld in artikel 1 de functie omschrijven die tengevolge van het ontslag van de bruggepensioneerde is vrijgekomen in de onderneming.
§ 2. Om ontvankelijk te zijn, dient deze aanvraag vergezeld te zijn van een attest uitgaande van de dienst voor arbeidsbemiddeling bevoegd voor de plaats van tewerkstelling van de gewesten vervanger, waaruit blijkt dat er in de categorie van uitkeringsgerechtigde werklozen of ermee gelijkgestelde personen geen enkele vervanger voorhanden is voor de functie van de bruggepensioneerde of voor de door dit ontslag in de onderneming vrijgekomen functie.
De datum waarop dit attest werd afgeleverd mag zich niet verder in het verleden situeren dan twee maanden voorafgaand aan de periode bedoeld in artikel 1.
Art.3. Binnen de maand na ontvangst van het aangetekend schrijven bedoeld in artikel 2, § 1, deelt de gewestelijke werkloosheidsinspecteur bij aangetekend schrijven zijn beslissing mede aan de werkgever die om vrijstelling verzocht.
Bij gebrek aan beslissing binnen de in het eerste lid voorziene termijn, wordt de vrijstelling geacht toegekend te zijn.
Bij de beoordeling van de aanvraag houdt de inspecteur inzonderheid rekening met de gewenste functie van de vervanger, de toestand op de arbeidsmarkt in zijn ambtsgebied en de aangrenzende ambtsgebieden.
Art.4. Voor de toepassing van dit besluit wordt een aangetekende brief geacht ontvangen te zijn de derde werkdag na de afgifte ter post.
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1991.