4 JULI 1991. - Koninklijk besluit : a) betreffende de arbeidsduur van sommige werklieden die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren; b) waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1991 van het Paritair Comité voor handel in voedingswaren betreffende de arbeidsduur
HOOFDSTUK I. - Reglementaire bepalingen.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Conventionele bepaling welke algemeen verbindend wordt verklaard.
Art. 4
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 5-6
HOOFDSTUK I. - Reglementaire bepalingen.
Artikel 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de werkgevers en de werklieden tewerkgesteld aan werken van vervoer, laden en lossen, die onder het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren ressorteren, met uitsluiting van de slagerijen, spekslagerijen en penserijen.
Art.2. Worden voor de vaststelling van de arbeidsduur niet als tijd beschouwd gedurende welke de werkman ter beschikking is van de werkgever, de rusttijden, die door de werklieden, tewerkgesteld aan werken van vervoer, genomen worden, inzonderheid net het oog op de verkeersveiligheid.
Deze rusttijden, die niet beschouwd worden als tijd gedurende welke de werkman ter beschikking is van de werkgever, mogen evenwel in geen geval 15 pct. van de aanwezigheidstijd overschrijden.
Art.3. De grenzen van de arbeidsduur vastgesteld bij de artikelen 19 en 20 van de arbeidswet van 16 maart 1971 of bij collectieve arbeidsovereenkomst, kunnen worden overschreden op voorwaarde dat de wekelijkse arbeidsduur, berekend over een periode maximum een trimester, gemiddeld de arbeidsduur zoals vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst niet overschrijdt.
HOOFDSTUK II. - Conventionele bepaling welke algemeen verbindend wordt verklaard.
Art.4. Wordt algemeen verbindend verklaard, de in bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 april 1991 van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren betreffende de arbeidsduur.
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 6 april 1991 en houdt op van kracht te zijn op 1 april 1993.
Art. 6. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.