Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 FEBRUARI 1991. - Wet houdende wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek inzake huishuur. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-05-1997 en tekstbijwerking tot 21-05-1997)



Inhoudstafel:

TITEL I. - Bescherming van de hoofdverblijfplaats.
Art. 1-2
TITEL II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art. 3-13
TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 14-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1804032150  1804032154  1983009935  1989010647 



Uitvoeringsbesluit(en):

1997009625 



Artikels:

TITEL I. - Bescherming van de hoofdverblijfplaats.
Artikel 1. De afdelingen I en II van boek III, titel VIII, hoofdstuk II van het Burgerlijk Wetboek worden samengebracht in een enkele afdeling I, samengesteld uit de artikelen 1714 tot en met 1762bis, met als opschrift "Algemene bepalingen betreffende de huur van onroerende goederen".

Art.2. Een nieuwe afdeling II met als opschrift "Regels betreffende de huurovereenkomsten met betrekking tot de hoofdverblijfplaats van de huurder in het bijzonder" wordt ingevoegd na artikel 1762bis van het Burgerlijk Wetboek. Zij bevat de volgende bepalingen : <NOTA : Voor de tekst, zie CN : 1991-02-20/32>

TITEL II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen.
Art.3. Artikel 215, § 2, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1976, wordt aangevuld als volgt :
  "Elk van de echtgenoten kan evenwel de nietigheid van deze documenten, die aan de andere echtgenoot worden toegezonden of van deze laatste uitgaan, slechts inroepen indien de verhuurder kennis heeft van hun huwelijk."

Art.4. Artikel 1717, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 14 november 1969, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "De huurder mag onderverhuren en zelfs zijn huur aan anderen overdragen, indien dit recht hem niet is ontzegd.
  De huurder die het gehuurde goed niet tot zijn hoofdverblijfplaats bestemt, kan het goed niet geheel of gedeeltelijk onderverhuren ten einde voor de onderhuurder als hoofdverblijfplaats te dienen.
  Hij kan zijn huurovereenkomst evenmin overdragen indien het gehuurde goed moet dienen tot hoofdverblijfplaats voor de overnemer."

Art.5. In artikel 1728bis, § 1, van hetzelfde Wetboek wordt het vierde lid vervangen door de volgende bepaling :
  "Het nieuwe indexcijfer is het indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand voorafgaand aan die van de verjaardag van de inwerkingtreding van de huurovereenkomst."

Art.6. In artikel 10 van de wet van 29 december 1983 betreffende de huur van onroerende goederen worden de leden 3 van littera a en 2 van littera b vervangen door het volgende lid :
  "Voor deze overeenkomsten is de basishuurprijs de laatste huurprijs die betaald is tijdens het jaar 1983, tenzij de basishuurprijs bij beslissing van de rechtbank werd vastgesteld ingevolge een voor de inwerkingtreding van deze wet ingestelde vordering of tenzij een andere basishuurprijs in aanmerking werd genomen en niet betwist werd voor de tussen 1 januari en 31 december 1990 ononderbroken betaalde huurprijs."

Art.7. Artikel 1733 van het Burgerlijk Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 1733. - Hij is aansprakelijk voor brand, tenzij hij bewijst dat de brand buiten zijn schuld is ontstaan."

Art.8. Artikel 1736 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 1736. - Onverminderd het bepaalde in artikel 1758, wordt de voor onbepaalde duur gesloten huurovereenkomst geacht te zijn aangegaan per maand.
  De overeenkomst kan slechts worden beëindigd met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand."

Art.9. Artikel 1738 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 1738. - Indien de huurder, na beëindiging van een voor een bepaalde duur bij geschrift gesloten overeenkomst, het goed zonder verzet van de verhuurder verder blijft bewonen, is er wederinhuring tegen dezelfde voorwaarden, ook wat de duur betreft."

Art.10. Artikel 1740 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "Art. 1740. - In het geval van de artikelen 1738 en 1739, strekken de verplichtingen van de borgtocht zich niet uit tot de verplichtingen die uit de wederinhuring ontstaan."

Art.11. In artikel 1745 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "volgens het plaatselijk gebruik" vervangen door de woorden "volgens de wet of de overeenkomst."

Art.12. In artikel 1748 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "zolang tevoren te waarschuwen als ter plaatse voor opzegging gebruikelijk is" vervangen door de woorden "te waarschuwen binnen de termijnen bepaald door de wet of de overeenkomst."

Art.13. § 1. In het Burgerlijk Wetboek worden opgeheven :
  1° artikel 1716, gewijzigd bij de wet van 4 november 1969;
  2° artikel 1728bis, § 3, ingevoegd bij de wet van 29 december 1983;
  3° de artikelen 1734 en 1746;
  4° artikel 1752bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1983;
  5° artikel 1758, laatste lid;
  6° de artikelen 1758bis en 1758ter, ingevoegd bij de wet van 22 januari 1985;
  7° artikel 1759, gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
  8° artikel 1759bis, ingevoegd bij de wet van 29 december 1983 en gewijzigd bij de wet van 22 januari 1985;
  9° de artikelen 1761 en 1762.
  § 2. De artikelen 7 en 8 van de wet van 22 december 1989 op de bescherming van de gezinswoning worden eveneens opgeheven.
  § 3. In de artikelen 1714, 1715, 1742, 1743, 1748 van hetzelfde Wetboek wordt de zinsnede "onder voorbehoud van wat bepaald is omtrent de landpacht" geschrapt.

TITEL III. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.14. § 1. Met uitzondering van de artikelen 5 en 10 van de afdeling die bij artikel 2 in het Burgerlijk Wetboek wordt ingevoegd en met uitzondering van artikel 13, § 1, 4°, is deze wet ook van toepassing op de huurovereenkomsten gesloten voor de inwerkingtreding ervan.
  § 2. De bepalingen van dezelfde afdeling zijn op de reeds gesloten schriftelijke huurovereenkomsten met bepaalde duur evenwel slechts van toepassing met ingang van de vernieuwing of verlenging ervan, na de inwerkingtreding van deze wet.
  Zij zijn slechts van toepassing op de overeenkomsten betreffende de onderhuur die gesloten zijn na de inwerkingtreding van de wet.
  (In afwijking van artikel 13, § 1, 8°, blijft artikel 1759bis van het Burgerlijk Wetboek van toepassing op de huurovereenkomsten bedoeld in het eerste lid, tot op het ogenblik van de vernieuwing of verlenging ervan.) <W 1991-03-01, art. 1; Inwerkingtreding : 02-03-1991>
  (§ 2bis. De bepalingen van dezelfde afdeling zijn niet van toepassing op de huurovereenkomsten voor het leven, gesloten voor de inwerkingtreding van deze wet.) <W 1997-04-13/43, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 31-05-1997>
  § 3. Wat de toepassing van artikel 9, tweede lid, van dezelfde afdeling betreft, neemt de termijn van drie maanden met betrekking tot de authentieke akten verleden na 31 augustus 1989 en voor 1 maart 1991 een aanvang op 1 maart 1991.
  § 4. In afwijking van de termijnen bepaald in artikel 7 van dezelfde afdeling kan elk van de partijen van 1 maart 1991 tot 29 februari 1992 overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd in dat artikel, de vrederechter om een herziening vragen van de huurprijs en van de forfaitaire kosten en lasten betreffende een schriftelijke huurovereenkomst met onbepaalde duur of een mondelinge huurovereenkomst waarvan de uitvoering bij de inwerkingtreding van de wet reeds begonnen is.
  § 5. Tot 29 februari 1992 kan de verhuurder zonder het verstrijken van een driejarige periode af te wachten, een einde maken aan een huurovereenkomst met onbepaalde duur die gesloten is voor de inwerkingtreding van deze wet, om de redenen en onder de voorwaarden bepaald in artikel 3, §§ 3 en 4, van dezelfde afdeling.

Art.15. De opzeggingen van de schriftelijke huurovereenkomsten met onbepaalde duur of van de mondelinge huurovereenkomsten betreffende de hoofdverblijfplaats van de huurder, waarvan de gevolgen geschorst zijn overeenkomstig artikel 2 van de wet van 22 december 1989 op de bescherming van de gezinswoning, hebben geen uitwerking, tenzij de huurder afstand doet van het voordeel van de verlenging verleend krachtens artikel 3 van dezelfde wet of tenzij die opzeggingen voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 4 van dezelfde wet.

Art.16. Bij ontstentenis van een vaste dagtekening worden de schriftelijke huurovereenkomsten met onbepaalde duur en de mondelinge huurovereenkomsten betreffende de hoofdverblijfplaats van de huurder, die gesloten zijn voor de inwerkingtreding van deze wet, geacht te lopen vanaf de eerste dag van de maand van inschrijving van de huurder in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister op het adres van het gehuurde goed, indien die inschrijving voor de inwerkingtreding van deze wet heeft plaatsgevonden en in elk geval ten vroegste vanaf 1 januari 1987.

Art.17. De Koning kan de nog geldende wetsbepalingen betreffende de huurovereenkomsten coördineren, in overeenstemming brengen en vereenvoudigen en er tevens, met het oog op vereenvoudiging, de nodige wijzigingen in aanbrengen.
  Bij de Wetgevende Kamers zal een wetsontwerp worden ingediend ter bekrachtiging van het koninklijk besluit tot coördinatie.

Art. 18. Deze wet treedt in werking op 28 februari 1991.