Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 NOVEMBER 1991. - [Koninklijk besluit tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de morele hoedanigheden van de kandidaten van de krijgsmacht]. <Opschrift vervangen door KB2003-05-03/60, art. 110, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2003>. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-08-1994 en tekstbijwerking tot 01-03-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4bis, 5-9, 9bis



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1968111402 



Uitvoeringsbesluit(en):

1994007218  1994007219  2003007270  2008007175  2013007327  2016007049 



Artikels:

Artikel 1.[1 Dit besluit is toepasselijk op de sollicitanten, op de kandidaat-militairen van het actief kader en op de kandidaat-reservemilitairen.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 48, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.2.[1 Worden beschouwd als verenigbaar met de staat van militair, in de zin van de wet van 28 februari 2007 tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de krijgsmacht, de volgende strafbare feiten :
   1° de artikelen 419 tot 422 van het Strafwetboek;
   2° de artikelen 29, 29bis en 29ter, van de wetten op de politie over het wegverkeer gecoördineerd op 16 maart 1968.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 49, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.3.
  <Opgeheven bij KB 2013-12-26/03, art. 50, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.4.
  <Opgeheven bij KB 2013-12-26/03, art. 50, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art. 4bis.
  <Opgeheven bij KB 2013-12-26/03, art. 50, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.5.[1 § 1. De morele hoedanigheden worden bewezen door :
   1° een uittreksel uit het strafregister;
   2° het blad van het gerechtelijk verleden van het persoonlijk dossier van de belanghebbende alsook zijn stamboekuittreksel wanneer hij in dienst is of geweest is als militair van het actief kader of als reserveofficier of -onderofficier.
   § 2. De sollicitant of de kandidaat die zijn woonplaats in het buitenland heeft of met een vreemde nationaliteit legt een stuk voor dat geldt als het in paragraaf 1, 1°, bedoelde uittreksel.
   De sollicitant of de kandidaat die in de drie jaar voorafgaand aan zijn inlijving meer dan zes opeenvolgende maanden in het buitenland heeft verbleven, legt voor deze periode een document voor dat gelijkwaardig is aan het uittreksel bedoeld in de paragraaf 1, 1°.
   Indien dit dokument melding maakt van veroordelingen in het buitenland, wordt het dossier van betrokkene overgemaakt aan de minister van Justitie die de minister van [2 Defensie]2 een advies verleent over de toepasselijkheid, op de veroordelingen opgelopen door betrokkene, van de regels betreffende de morele hoedanigheden.
   § 3. De sollicitant legt de documenten bedoeld in de paragrafen 1 en 2 uiterlijk op de dag van de inlijving.]1
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 51, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>
  (2)<KB 2016-01-29/11, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 11-03-2016>

Art.6.<KB 1994-08-11/30, art. 122, 003; Inwerkingtreding : 15-08-1994> De vaststelling dat de kandidaat bij de werving of tijdens de vorming de vereiste morele hoedanigheden niet bezit, wordt ter kennis gebracht van de belanghebbende [1 aangetekende zending]1, tenzij de kennisgeving aan de kandidaat in persoon kan geschieden.
  ----------
  (1)<KB 2013-12-26/03, art. 52, 008; Inwerkingtreding : 31-12-2013>

Art.7. (Opgeheven) <KB 1994-08-11/30, art. 123, 003; Inwerkingtreding : 15-08-1994>

Art.8. De Koning bepaalt voor elk van de door dit besluit beoogde categorieën van personeelsleden de dag waarop elk van de bepalingen van dit besluit in werking treedt. (NOTA : het koninklijk besluit 1999-06-09/56, art. 55, beschikt : het koninklijk besluit van 13 november 1991 tot bepaling van de regels die gelden bij de beoordeling van de morele hoedanigheden van een kandidaat-militair van het actief kader of van een dienstplichtige, kandidaat-reserve-officier of kandidaat-reserve-onderofficier wordt voor de kandidaten bedoeld in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 21 december 1990 houdende statuut van de kandidaat-militairen van het actief kader in werking gesteld op 01-01-2000.)

Art.9. Onze Minister van Landsverdediging is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 9bis. <ingevoegd bij KB 2008-09-01/34, art. 1; Inwerkingtreding : 24-09-2008> De kandidaten die de specifieke vormingscyclus van vliegveldbrandweerman volgen, leggen, naast de proeven bedoeld in artikel 9, de bijkomende proeven van fysieke conditie af die de "test onderhoud van de fysieke conditie voor de vliegveldbrandweerman" vormen.
  De test omvat taken die de brandbestrijding simuleren, bepaald in een reglement uitgevaardigd door de Minister van Landsverdediging.
  De kandidaten leggen de test af op de momenten bedoeld in artikel 20octies, § 2, van de wet en vóór het einde van de opleidingsperiode.
  In afwijking van artikel 9, § 3, eerste lid, is de minimumtermijn tussen de twee pogingen vastgelegd op één maand.