Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

2 JANUARI 1991. - Koninklijk besluit tot regeling van de Erkenningsprocedure voor de Beursvennootschappen.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Erkenningsprocedure voor de beursvennootschappen.
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. - Handhaving van de erkenning van beursvennootschappen die zijn ingeschreven op de lijst van een openbare fondsen- en wisselbeurs op het ogenblik dat de wet in werking treedt.
Art. 10-19
HOOFDSTUK III. - Informatie-uitwisseling.
Art. 20-21
HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art. 22-24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Erkenningsprocedure voor de beursvennootschappen.
Artikel 1. Om de werkzaamheden te mogen verrichten als bedoeld in artikel 3 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten (hierna de wet genaamd), moeten de beursvennootschappen zijn erkend door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen volgens de door dit besluit bepaalde regels.

Art.2. De erkenning wordt verleend wanneer is aangetoond dat de vennootschap voldoet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 46 van de wet, te weten :
  1° dat zij is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap naar Belgisch recht;
  2° dat zij beschikt over een maatschappelijk kapitaal of vermogen waarop tenminste tien miljoen frank werd gestort; dit bedrag wordt verhoogd tot vijftig miljoen frank voor de vennootschappen die zijn opgericht als naamloze vennootschap;
  3° dat zij beschikt over een passende administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle;
  4° dat de meerderheid van de leden van de raad van bestuur of de zaakvoerder(s) of, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité bestaat uit effectenmakelaars;
  5° dat de bestuurders of zaakvoerders die instaan voor het dagelijks bestuur, voor de uitoefening van deze functie de noodzakelijke professionele betrouwbaarheid en ervaring bezitten;
  6° dat de vennootschap er zich toe verbindt lid te worden van een Effectenbeursvennootschap en aan te sluiten bij het Interventiefonds van de beursvennootschappen.

Art.3. De beursvennootschap moet bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen een verzoek om erkenning indienen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs.

Art.4. Bij het verzoek om erkenning als bedoeld in artikel 3 wordt een dossier in twee exemplaren gevoegd met :
  1° de identificatie van de vennootschap en haar statuten en, in voorkomend geval, een beschrijving van het geheel van ondernemingen waartoe zij behoort, samen met andere ondernemingen waarmee zij is verbonden in de zin van de reglementering op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;
  2° de opgave van de identiteit van de vennootschapsleiders, inzonderheid aan de hand van een curriculum vitae en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag alsook de identiteit van de leiders van haar dochtervennootschappen;
  3° de samenstelling van de vennootschapsorganen en, in voorkomend geval, die van haar dochtervennootschappen, alsook de opgave van de identiteit van de commissaris(sen)-revisor(en);
  4° het bedrag, de samenstelling en de verdeling van het maatschappelijk kapitaal of vermogen van de vennootschap voor zover het gaat om aandelenpakketten van meer dan vijf procent;
  5° een algemene beschrijving van de voorgenomen werkzaamheden en inzonderheid, in voorkomend geval, een beschrijving van :
  a) de arbitrageverrichtingen op effecten, tegenpartijverrichtingen, valutahandel, wisselarbitrage, (...) en verhandeling van aandelenpakketten; <KB 1991-11-25/47, art. 23, 003; Inwerkingtreding : 01-01-1992>
  b) de werkzaamheden van vermogensbeheer en beleggingsadvies in de zin van boek IV van de wet;
  c) de specifieke werkzaamheden waarvoor een bijzondere toelating is vereist, en inzonderheid de volgende werkzaamheden :
  - vaste opneming of waarborg bij uitgifte van effecten;
  - de financiële dienst voor emittenten van effecten;
  - optreden op één of meer andere markten voor effecten of markten voor andere financiële instrumenten als bedoeld in titel II van boek II van de wet;
  (- deelname aan het beheer van één of meer instellingen voor collectieve belegging;) <KB 1991-03-19/30, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1991>
  - andere werkzaamheden waarvoor eventueel, in voorkomend geval, een uitdrukkelijke toelating vereist is van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen krachtens artikel 48 van de wet;
  6° een beschrijving van de boekhoudkundige, commerciële en administratieve organisatie van de vennootschap en van de middelen die haar ter beschikking werden gesteld, op grond van de verschillende voorgenomen werkzaamheden;
  7° als er een is, de laatste jaarrekening van de vennootschap, zo deze meer dan drie maanden oud is, een boekhoudkundige toestand die ten hoogste drie maanden oud is, met een gedetailleerde beschrijving van haar actief- en passiefstaat, van haar resultaten voor het lopende boekjaar en van haar rechten en verplichtingen; uit deze stukken moet blijken dat haar financiële positie gezond is en inzonderheid dat met het maatschappelijk minimumkapitaal of -vermogen als bedoeld in het 4°, een werkelijk netto-actief overeenstemt. Onder werkelijk netto-actief wordt verstaan het totaal van de activa van de balans na aftrek van de voorzieningen en schulden met uitzondering van de achtergestelde leningen op halflange en lange termijn die door vennoten zijn toegestaan aan de beursvennootschap, voor zover het over een personenvennootschap gaat;
  8° een balans- en resultatenrekeningprognose voor de volgende drie jaar;
  9° de lijst van deelnemingen van de vennootschap;
  10° de verbintenis van de vennootschap om toelating te vragen tot één of meer Effectenbeursvennootschappen en aan te sluiten bij het Interventiefonds van de beursvennootschappen.

Art.5. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de vennootschap om mededeling verzoeken van andere noodzakelijke inlichtingen om ten aanzien van de erkenningsvoorwaarden op het verzoek te kunnen beschikken.

Art.6. Een weigering van erkenning wordt door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen gemotiveerd en bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs ter kennis gebracht van de verzoeker.

Art.7. § 1. De vennootschap kan beroep instellen tegen de beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen of wanneer deze niet op het verzoek heeft beschikt binnen een termijn van drie maanden na indiening van een volledig dossier. In dit laatste geval wordt het verzoek geacht te zijn verworpen.
  § 2. Het beroep moet worden ingesteld binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing of na het verstrijken van de in de vorige paragraaf bepaalde termijn.
  § 3. Het beroep wordt gericht aan de Minister van Financiën en ter kennis gebracht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. De Minister van Financiën beschikt op het beroep binnen de maand. Zijn beslissing wordt gemotiveerd en binnen acht dagen ter kennis gebracht van de verzoekers en van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. Indien de Minister van Financiën binnen voornoemde termijn niet op het beroep heeft beschikt, wordt de erkenning geacht te zijn verleend nadat de verzoekers hun verzoek bij de Commissie hebben bevestigd.

Art.8. Bij grondige wijziging achteraf van de voorwaarden waaronder de erkenning oorspronkelijk werd verleend, wordt de erkenning slechts gehandhaafd indien de Commissie voor het Bank- en Financiewezen, na vooraf bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs op de hoogte te zijn gebracht van de wijziging, de erkenning binnen dertig dagen heeft bevestigd. Zo de erkenning binnen de termijn van dertig dagen niet werd bevestigd, kan beroep worden ingesteld overeenkomstig de paragrafen 2 en 3 van artikel 7.

Art.9. Een erkenning kan voor alle of voor een deel van de werkzaamheden van de beursvennootschap worden geschorst, herroepen of geschrapt, overeenkomstig artikel 56 van de wet.

HOOFDSTUK II. - Handhaving van de erkenning van beursvennootschappen die zijn ingeschreven op de lijst van een openbare fondsen- en wisselbeurs op het ogenblik dat de wet in werking treedt.
Art.10. De beursvennootschappen die zijn ingeschreven op de lijst van een openbare fondsen- en wisselbeurs op het ogenblik dat de wet in werking treedt, worden voor een termijn van één jaar die ingaat op 1 januari 1991 en vervalt op 31 december 1991, van rechtswege erkend als beursvennootschap als bedoeld in hoofdstuk VII van titel I van boek II van de wet.

Art.11. Deze erkenning wordt evenwel slechts gehandhaafd wanneer vóór 28 februari 1991 een dossier in twee exemplaren wordt voorgelegd aan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen waaruit blijkt dat de vennootschap ten minste aan volgende voorwaarden voldoet :
  1° zij is toegelaten tot één of meer Effectenbeursvennootschappen;
  2° zij is aangesloten bij het Interventiefonds van de beursvennootschappen;
  3° zij is opgericht in de vorm van een handelsvennootschap naar Belgisch recht;
  4° zij beschikt over het gestorte maatschappelijk kapitaal of vermogen als bedoeld in artikel 2, 2°;
  5° zij legt haar laatste jaarrekening voor en, zo deze meer dan drie maanden oud is, een boekhoudkundige toestand die ten hoogste drie maanden oud is, met een gedetailleerde beschrijving van haar actief- en passiefstaat, van haar resultaten voor het lopende boekjaar en van haar rechten en verplichtingen; uit deze stukken en uit elk ander stuk dat door de vennootschap wordt bezorgd, moet blijken dat met het maatschappelijk minimumkapitaal of -vermogen als bedoeld in 4°, een werkelijk netto actief overeenstemt zoals gedefinieerd in artikel 4, 7° en dat aan de hand van haar boekhoudkundige organisatie een geregelde follow-up van haar financiële positie mogelijk is;
  6° het verbod van artikel 40 van de wet geldt niet voor de onbeperkt aansprakelijke vennoten, zaakvoerders, bestuurders of directeuren van de vennootschap; er wordt verondersteld dat aan deze voorwaarde is voldaan wanneer het gaat om een effectenmakelaar of een zaakvoerder, bestuurder of directeur van een in België gevestigde kredietinstelling;
  7° de meerderheid van de leden van de raad van bestuur of de zaakvoerder(s) of, in voorkomend geval, de leden van het directiecomité, bestaat uit effectenmakelaars.

Art.12. Het in artikel 11 bedoelde dossier bevat :
  1° de identificatie van de vennootschap en haar statuten en, in voorkomend geval, een beschrijving van het geheel van ondernemingen waartoe zij behoort, samen met andere ondernemingen waarmee zij is verbonden in de zin van de reglementering op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen;
  2° de opgave van de identiteit van de vennootschapsleiders, inzonderheid aan de hand van een curriculum vitae en een getuigschrift van goed zedelijk gedrag alsook de identiteit van de leiders van haar dochtervennootschappen;
  3° de samenstelling van de vennootschapsorganen en, in voorkomend geval, die van haar dochtervennootschappen, alsook de opgave van de identiteit van de commissaris(sen)-revisor(en);
  4° het bedrag, de samenstelling en de verdeling van het maatschappelijk kapitaal of vermogen van de vennootschap voor zover het gaat om aandelenpakketten van meer dan vijf procent;
  5° de lijst van deelnemingen van de vennootschap.

Art.13. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen mag de vennootschap om mededeling verzoeken van andere noodzakelijke inlichtingen om ten aanzien van de erkenningsvoorwaarden op het verzoek te kunnen beschikken, wat de voorwaarden van artikel 11 betreft.

Art.14. Wanneer de Commissie voor het Bank- en Financiewezen van oordeel is dat de beursvennootschap die het in artikel 12 bedoelde dossier heeft neergelegd niet voldoet aan de in artikel 11 bedoelde voorwaarden, deelt zij de beursvennootschap mee dat zij zich niet langer mag beroepen op de erkenning als bedoeld in artikel 10. Artikel 6 is van toepassing. De beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen heeft voor de vennootschap uitwerking zodra zij haar ter kennis is gebracht.

Art.15. § 1. De vennootschap kan beroep instellen tegen een negatieve beslissing van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen.
  Het beroep moet worden ingesteld binnen vijf werkdagen na de kennisgeving van de beslissing.
  § 2. Het beroep wordt gericht aan de Minister van Financiën en ter kennis gebracht van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. De Minister van Financiën beschikt op het beroep binnen vijftien werkdagen. Zijn beslissing wordt gemotiveerd en binnen acht werkdagen ter kennis gebracht van de verzoekers en van de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs. Indien de Minister van Financiën binnen voornoemde termijn niet op het beroep heeft beschikt, wordt de erkenning geacht te zijn verleend nadat de verzoekers hun verzoek bij de Commissie hebben bevestigd.
  § 3. Het beroep is opschortend. Indien de schuldeisers van de vennootschap in het gedrang dreigen te komen, kan de Commissie voor het Bank- en Financiewezen haar beslissing evenwel uitvoerbaar verklaren niettegenstaande elk beroep.

Art.16. § 1. De in artikel 10 bedoelde erkenning vervalt op 31 december 1991 tenzij zij vooraf wordt bekrachtigd nadat is aangetoond dat de vennootschap aan de in artikel 46 van de wet bedoelde voorwaarden voldoet.
  § 2. Om een bekrachtiging van de erkenning te verkrijgen moet de vennootschap tussen 1 mei 1991 en 31 juli 1991 een verzoek tot bekrachtiging van de erkenning indienen bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen bij ter post aangetekende brief of brief met ontvangstbewijs.
  § 3. Bij het verzoek tot bekrachtiging van de erkenning als bedoeld in § 2, wordt een dossier gevoegd dat is opgesteld overeenkomstig artikel 4, evenwel zonder de in artikel 4, 8° beoogde stukken en de reeds op grond van artikel 12 overgelegde stukken.
  De procedure voor de bekrachtiging van de erkenning wordt geregeld overeenkomstig de artikelen 2 tot 7.

Art.17. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen kan in één keer of in verschillende keren de in artikel 7, § 1 bedoelde termijn van drie maanden, de in artikel 8 bedoelde termijn van dertig dagen en, in voorkomend geval, de in artikel 10 bedoelde termijn van één jaar verlengen voor een periode van ten hoogste zes maanden.

Art.18. De specifieke toelatingen en afwijkingen die krachtens de artikelen 40 tot 42, 48, 49 en 51 van de wet kunnen worden verleend, worden niet geacht voorlopig te zijn verleend voor de termijn van de in artikel 10 bedoelde erkenning, met eventuele verlenging krachtens artikel 17. Hiervoor is een afzonderlijke beslissing van de Commissie vereist.

Art.19. De artikelen 8 en 9 zijn van toepassing op de in artikel 10 bedoelde erkenning.

HOOFDSTUK III. - Informatie-uitwisseling.
Art.20. De beslissingen die de Commissie voor het Bank- en Financiewezen neemt krachtens dit besluit brengt zij ter kennis van het Interventiefonds van de beursvennootschappen. Zij bezorgt het Interventiefonds eveneens een kopie van de dossiers die haar op grond van de artikelen 4 en 12 werden bezorgd.

Art.21. De Commissie voor het Bank- en Financiewezen en het Interventiefonds wisselen wederzijds de informatie en stukken uit die nuttig zijn voor de uitoefening van de hun toevertrouwde opdrachten.

HOOFDSTUK IV. - Diverse bepalingen en overgangsbepalingen.
Art.22. In afwijking van de artikelen 2, 2° en 11, 3°, wordt het minimumkapitaal van de beursvennootschappen die zijn opgericht als naamloze vennootschap, overeenkomstig artikel 86 van de wet verminderd tot 25 miljoen frank tot 1 januari 1992.
  De erkenning van de beursvennootschappen die zijn opgericht als naamloze vennootschap waarvan het gestorte maatschappelijke kapitaal of vermogen geen 50 miljoen frank bedraagt op 1 januari 1992, vervalt van rechtswege op die datum.

Art.23. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1991.

Art. 24. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.