5 SEPTEMBER 1991. - Koninklijk besluit betreffende de aan bepaalde gemeenten toegekende [tegemoetkoming] in de bezoldiging van de aspirant-politieagenten en andere leden van de gemeentepolitie die deelnemen aan de wettelijk verplicht gestelde beroepsopleidingen die met periodes van actieve dienst worden gelijkgesteld.
Art. 1-5, 5bis, 5ter, 5quater, 6
1994000714 1994000805 1995000397 1995000405 1996000002 1996000457 1997000285 1997000921 1999000059 2000000098 2001000149 2002000206
Artikel 1. <KB 1995-04-10/72, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 13-05-1995> Binnen de perken van de beschikbare kredieten op het specifiek begrotingsartikel opgenomen in de begroting van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, overeenkomstig artikel 1, § 2quater van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, wordt aan de gemeenten een tegemoetkoming toegekend in de bezoldiging van de personeelsleden van de gemeentepolitie die deelnemen aan de wettelijk verplicht gestelde beroepsopleidingen die met periodes van actieve dienst worden gelijkgesteld.
Art.2. § 1. Om van de in het vorige artikel vermelde (tegemoetkoming) te genieten dienen de gemeenten een aanvraag te doen toekomen aan de Minister van Binnenlandse Zaken voor 7 september van elk jaar. <KB 13-07-1993, art. 3, § 1>
§ 2. De (tegemoetkoming) wordt toegekend voor de leden van de gemeentepolitie, die tussen 1 september van het voorgaande jaar en 31 augustus van het lopende jaar regelmatig ingeschreven waren, regelmatig de lessen hebben bijgewoond en aan de afsluitende examens van één van de volgende cyclussen deelgenomen hebben : <KB 13-07-1993, art. 3, § 2>
1° Opleidingscursussen voor aspirant politieagent en aspirant-veldwachter, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 7 november 1983 betreffende de trainings- en opleidingscentra voor gemeentelijke politieagenten en veldwachters, door een te dien einde door de Minister van Binnenlandse Zaken erkend trainings- en opleidingscentrum;
2° opleidingscursussen voor het behalen van het getuigschrift van inspecteur van politie, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende de opleiding en de bevordering tot de graden van inspecteur en hoofdinspecteur van politie, door een te dien einde door de Minister van Binnenlandse Zaken erkend trainings- en opleidingscentrum;
3° opleidingscursussen voor het behalen van het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen van artikel 2 van het koninklijk besluit van 13 juli 1989 betreffende het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings, uitgereikt aan sommige leden van de gemeentepolitie, door een te dien einde door de Minister van Binnenlandse Zaken erkend trainings- en opleidingscentrum.
(4° opleidingscursussen voor het behalen van het brevet van officier van de gemeentepolitie, georganiseerd overeenkomstig de bepalingen betreffende de opleiding van de officieren van de gemeentepolitie, de voorwaarden tot benoeming in de graden van officier van de gemeentepolitie en de voorwaarden tot aanwerving en benoeming in de graad van aspirant-officier van de gemeentepolitie, door een te dien einde door de Minister van Binnenlandse Zaken erkend trainings- en opleidingscentrum.) <KB 13-07-1993, art. 3, § 3>
Art.3. In de loop van de maand september bepaalt de Minister van Binnenlandse Zaken jaarlijks, rekening houdend met de kredieten die te dien einde ingeschreven zijn op de begroting (...) en met het aantal leerlingen die aan de voorwaarden van artikel 2 voldoen, de forfaitaire bedragen van de (tegemoetkoming) die, naargelang van de gevolgde opleidingscyclus, per lid van de gemeentepolitie zullen worden toegekend. <KB 1995-04-10/72, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 13-05-1995> <KB 13-07-1993, art. 4>
Art.4. De forfaitaire bedragen worden vastgesteld op 50 % van de gemiddelde loonkost van een lid van de gemeentepolitie tijdens zijn opleiding, berekend op de volgende wijze :
1° Opleiding van aspirant-politieagenten en aspirant-veldwachters : 8/12 van de wedde die met nul jaar geldelijke anciënniteit overeenstemt in weddeschaal 1.50, vastgesteld bij koninklijk besluit van 25 juni 1990 tot vaststelling van de algemene bepalingen betreffende de weddeschalen van het provincie- en gemeentepersoneel, geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en vermeerderd met 26 % sociale zekerheidsbijdrage ten laste van de gemeente.
2° Opleiding voor het behalen van het getuigschrift van inspecteur van politie : 2,5/12 van de wedde die overeenstemt met tien jaar geldelijke anciënniteit in weddeschaal 1.50bis, vastgesteld bij het voormelde koninklijk besluit van 25 juni 1990, geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en vermeerderd met 26 % sociale zekerheidsbijdrage ten laste van de gemeente.
3° Opleiding voor het behalen van het brevet van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings : 2,5/12 van de wedde die overeenstemt met tien jaar geldelijke anciënniteit in weddeschaal 1.43, vastgesteld bij het voormelde koninklijk besluit van 25 juni 1990, geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en vermeerderd met 26 % sociale zekerheidsbijdrage ten laste van de gemeente.
(4° Opleiding voor het behalen van het brevet van officier van de gemeentepolitie : 2/12 van de wedde die overeenstemt met tien jaar geldelijke anciënniteit in weddeschaal 1.43, vastgesteld bij het voormelde koninklijk besluit van 25 juni 1990, geïndexeerd op 1 januari van elk jaar en vermeerderd met 26 % sociale zekerheidsbijdrage ten laste van de gemeente.) <KB 13-07-1993, art. 5>
Art.5. De forfaitaire bedragen worden verminderd wanneer blijkt dat de begrotingskredieten onvoldoende zijn om het totale bedrag van de (tegemoetkoming) te dekken dat bekomen zou worden wanneer deze bedragen vermenigvuldigd worden met het aantal leerlingen. <KB 13-07-1993, art. 6>
Art. 5bis. <Ingevoegd bij KB 1994-06-10/37, art. 9; Inwerkingtreding : 10-01-1994> In afwijking van artikel 1, zal de tussenkomst niet worden toegekend voor de leden van de gemeentepolitie waarvan de wedde reeds wordt gedekt door de forfaitaire tegemoetkoming bedoeld in artikel 5 van het koninklijk besluit van 10 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de gemeenten een veiligheidscontract kunnen sluiten of een financiële tussenkomst kunnen genieten voor de aanwerving van bijkomend personeel in het kader van hun politiedienst.
Art. 5ter. <Ingevoegd bij KB 1995-04-10/72, art. 3; Inwerkingtreding : 13-05-1995> De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde reserveert na advies van de Inspectie van Financiën de nodige sommen om de tegemoetkoming te dekken die aan de gemeenten wordt toegekend in de bezoldiging van de personeelsleden van de gemeentepolitie die deelnemen aan de wettelijk verplicht gestelde beroepsopleidingen die met periodes van actieve dienst worden gelijkgesteld.
Art. 5quater. <Ingevoegd bij KB 1995-04-10/72, art. 4; Inwerkingtreding : 13-05-1995> De Minister van Binnenlandse Zaken of zijn afgevaardigde en de inspectiedienst van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten kunnen op eenvoudig verzoek op ieder ogenblik ter plaatse alle stukken raadplegen die een bewijs vormen dat de gemeenten voldoen aan de voorwaarden die moeten vervuld worden om van bovenvermelde tegemoetkoming te kunnen genieten.
Art. 6. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.