28 FEBRUARI 1991. - Koninklijk besluit betreffende de inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Art. 1-5
Artikel 1. De bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, zijn van toepassing op de volgende categorieën van inrichtingen :
1° de dancings, discotheken en alle openbare gelegenheden waar gedanst wordt;
2° de restaurants, frituren en drankgelegenheden, wanneer de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 50 m2 bedraagt;
3° de hotels en de motels met ten minste 4 kamers, die ten minste 10 klanten kunnen ontvangen;
4° de kleinhandelswinkels waarvan de verkoopruimte en de aanpalende opslagruimte een totale oppervlakte van ten minste 1000 m2 hebben;
5° de jeugdherbergen;
6° de artistieke cabarets en de circussen;
7° de bioscopen en theaters;
8° de casino's;
9° de culturele centra;
10° de polyvalente zalen, voor onder meer voorstellingen, openbare vergaderingen en sportmanifestaties;
11° de sportzalen;
12° de schietstands;
13° de stadions;
14° de handelsbeurzen en de tentoonstellingszalen;
15° de gesloten kermisinstallaties waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minst e 100 m2 bedraagt;
16° de opblaasbare structuren;
17° de handelsgalerijen waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte gelijk is aan of groter dan 1000 m2;
18° de pretparken;
19° de ziekenhuizen en de verzorgingsinstellingen;
20° de service-flatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen voor bejaarden;
21° de inrichtingen voor onderwijs en beroepsopleiding;
22° de kantoorgebouwen waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 500 m2 bedraagt;
23° de stations, het geheel van de metro-installaties en de luchthavens;
24° de gebouwen voor de uitoefening van erediensten, waarvan de totale voor het publiek toegankelijke oppervlakte ten minste 1000 m2 bedraagt;
25° de gebouwen van de hoven en rechtbanken.
Art.2. § 1. De exploitant van de instellingen vermeld in artikel 1 van dit besluit, met uitzondering van deze bedoeld in de punten 21, 22, 24 en 25 is ertoe gehouden de krachtens de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 opgelegde maatregelen te nemen.
§ 2. Zijn er eveneens toe gehouden de krachtens de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 opgelegde maatregelen te nemen :
1. de publiek- of privaatrechtelijke persoon die, in de inrichtingen bedoeld bij artikel 1, punt 21 van dit besluit, het onderwijs of de beroepsopleiding inricht;
2. de publiek- of privaatrechtelijke persoon die de kantoorgebouwen gebruikt bedoeld bij artikel 1, punt 22 van dit besluit;
3. de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de eredienst organiseert in de inrichtingen bedoeld bij artikel 1,punt 24 van dit besluit;
4. de Belgische Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie, voor de gebouwen van hoven en rechtbanken, bedoeld bij artikel 1, punt 25 van dit besluit.
Art.3. De Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen zijn van de verplichting een verzekeringsovereenkomst af te sluiten ontslagen.
Art.4. Dit besluit treedt in werking op de datum door Ons bepaald bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.