18 JULI 1990. - Besluit van de Vlaamse Executieve tot oprichting van Paritaire Comités voor het gesubsidieerd vrij onderwijs en tot vaststelling van hun benaming, bevoegdheid, samenstelling en werkwijze.
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Het Centraal Paritair Comité.
Art. 2-5
HOOFDSTUK III. - De paritaire comités.
Art. 6-9
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art. 10-18
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling.
Artikel 1. Er worden voor het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs paritaire comités van werkgevers en werknemers opgericht waarvan de benaming, de bevoegdheid en de werkwijze in dit besluit worden vastgesteld.
Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " werkgever " : de inrichtende macht van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
2° " werknemer " : het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd personeelslid van de gesubsidieerde instellingen van het vrij onderwijs;
3° de " wet " : de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving;
4° " werkgeversorganisaties " : de meest representatieve groeperingen van de inrichtende machten van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
5° " werknemersorganisaties " : de personeelsverenigingen van het gesubsidieerd vrij onderwijs aangesloten bij een in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde syndicale organisatie, bedoeld in artikel 45, § 1 van de wet.
HOOFDSTUK II. - Het Centraal Paritair Comité.
Art.2. § 1. Er wordt één " Centraal Paritair Comité voor het gesubsidieerd vrij onderwijs " opgericht, hierna te noemen " Centraal Paritair Comité ".
§ 2. Het Centraal Paritair Comité is bevoegd voor :
1° de in artikel 45, § 9 van de vermelde wet bedoelde aangelegenheden die betrekking hebben op alle graden van onderwijs van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
2° alle andere aan het comité uitdrukkelijk opgedragen aangelegenheden.
§ 3. Op verzoek van een groepering van inrichtende machten kan de (regering) een of meer paritaire subcomités oprichten. Op advies van het Centraal Paritair Comité bepaalt de (regering) welke personen en welk gebied tot het ressort ervan behoren. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
De beslissingen van die paritaire subcomités hebben geen uitwerking dan nadat zij door het Centraal Paritair Comité zijn bekrachtigd.
Art.3. § 1. Het Centraal Paritair Comité is samengesteld uit :
a) zes vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en zes vertegenwoordigers van werknemersorganisaties;
b) een voorzitter en een ondervoorzitter;
c) maximaal 2 referendarissen;
d) een secretaris en een adjunct-secretaris.
§ 2. De in c) en d) bedoelde leden staan onder het hiërarchisch gezag van de voorzitter van het Centraal Paritair Comité of diens plaatsvervanger.
§ 3. De (regering) bepaalt de vergoedingen waarop de leden recht hebben. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art.4. § 1. Voor elke stemgerechtigd mandaat wordt één effectief lid en één plaatsvervangend lid benoemd. Een plaatsvervangend lid kan alleen zitting hebben ter vervanging van een effectief lid dat dezelfde organisatie vertegenwoordigt.
§ 2. Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden hernieuwd. De leden blijven in functie tot dat hun opvolgers zijn aangesteld.
Het mandaat van een effectief of plaatsvervangend lid eindigt :
1° wanneer de duur van het mandaat is verstreken;
2° in geval van ontslagneming;
3° wanneer de organisatie die de betrokkene heeft voorgedragen, om zijn vervanging verzoekt;
4° wanneer de betrokkene geen deel meer uitmaakt van de organisatie die hem heeft voorgedragen;
5° in geval van overlijden;
6° wanneer hij de leeftijd van vijfenzestig jaar heeft bereikt.
Er wordt onmiddellijk voorzien in de vervanging van elk lid wiens mandaat een einde heeft genomen voor het normaal verstreken is. In dit geval voltooit het nieuwe lid het mandaat van het lid dat hij vervangt.
§ 3. Het deelnemen door personeelsleden van het gesubsidieerd vrij onderwijs aan de werkzaamheden en vergaderingen van het Centraal Paritair Comité wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit. Zij blijven alle voordelen genieten die zij in hun ambt genoten met inbegrip van de weddeverhogingen en bijkomende vergoedingen.
Art.5. De zetel van het Centraal Paritair Comité voor het gesubsidieerd vrij onderwijs is gevestigd te Brussel-Hoofdstad.
HOOFDSTUK III. - De paritaire comités.
Art.6. § 1. De volgende paritaire comités worden opgericht :
a) het paritair comité voor het gesubsidieerd vrij basisonderwijs;
b) het paritair comité voor het gesubsidieerd vrij secundair onderwijs;
c) het paritair comité voor het gesubsidieerd vrij buitengewoon onderwijs;
d) het paritair comité voor het gesubsidieerd vrij hoger onderwijs;
§ 2. Op verzoek van een groepering van inrichtende machten kan de (regering) een of meer paritaire subcomités oprichten. Op advies van het Centraal Paritair Comité bepaalt de (regering) welke personen en welk gebied tot het ressort ervan behoren. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
De beslissingen van die paritaire subcomités hebben geen uitwerking dan nadat zij door het Centraal Paritair Comité zijn bekrachtigd.
Art.7. § 1. De in artikel 6 vermelde paritaire comités zijn bevoegd voor :
1° de in artikel 45, § 9 van de wet vermelde aangelegenheden die uitsluitend op de betrokken graad betrekking hebben;
2° voor alle andere hen uitdrukkelijk opgedragen aangelegenheden;
3° voor de aangelegenheden doorverwezen door het centrale paritaire comité.
Art.8. § 1. De in artikel 6 bedoelde paritaire comités zijn samengesteld uit :
a) vier vertegenwoordigers van de werkgeversorganisaties en vier vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties;
b) een voorzitter en een ondervoorzitter;
c) één referendaris;
d) een secretaris en een adjunct-secretaris.
Art.9. Het bepaalde van de artikelen 3, §§ 2 en 3, 4 en 5 is mutatis mutandis van toepassing op de paritaire comités bedoeld in het artikel 6.
HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen.
Art.10. § 1. Een aangelegenheid wordt aan het paritair comité voorgelegd op initiatief van de voorzitter, van een werkgevers- of van een werknemersorganisatie.
§ 2. Aangelegenheden die door een werkgevers- of een werknemersorganisatie aangebracht worden, moeten op de eerstvolgende bijeenkomst behandeld worden. Deze bijeenkomst dient plaats te vinden binnen dertig dagen nadat het punt werd aangebracht.
Art.11. § 1. De voorzitter stelt de agenda op rekening houdende met de in artikel 11 bedoelde initiatieven, en bepaalt de datum van de vergaderingen.
Hij leidt de debatten, handhaaft de orde in de vergaderingen en ondertekent de correspondentie namens het comité. Hij vertegenwoordigt het comité in de betrekkingen van dit comité met derden.
De leden van de paritaire comités hebben recht van inzage in deze correspondentie.
§ 2. De secretarissen vervullen hun opdracht onder het gezag en de leiding van de voorzitter. Ten minste één secretaris woont de vergadering van het comité bij.
Art.12. De oproepingen met de agenda worden door de secretaris ten minste tien dagen voor de datum van de vergadering aan de leden toegezonden. De postdatum geldt als bewijs van verzending.
Bij elke oproeping wordt de documentatie gevoegd die voor de bespreking nodig is.
Met het oog op de besprekingen ontvangen de betrokken groeperingen van een werkgevers- of van een werknemersorganisatie alle nodige documentatie.
Art.13. Het effectief lid dat verhinderd is, voorziet in zijn vervanging. Wanneer een plaatsvervangend lid een effectief lid vervangt, verwittigt het hiervan de voorzitter bij de aanvang van de vergadering.
Art.14. § 1. De paritaire comités beraadslagen en beslissen alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de effectieve leden of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen, en de helft van de effectieve of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn.
§ 2. De leden die zetelen namens de werkgevers en die welke zetelen namens de werknemers, moeten in gelijk aantal zijn om aan de stemming deel te nemen. In voorkomend geval wordt de pariteit hersteld.
§ 3. Is de helft van de leden die zetelen namens de werkgevers of de helft van de leden die zetelen namens de werknemers of de helft van de leden van beide groeperingen niet aanwezig, dan wordt opnieuw een vergadering bijeengeroepen, die geldig kan beraadslagen en beslissen, ongeacht het aantal aanwezige leden, over de punten die voor de tweede maal op de agenda worden geplaatst.
Art.15. Ieder lid heeft het recht, ter vergadering, wijzigingen aan de agenda voor te stellen.
Wijzigingen moeten unaniem worden aangenomen.
Art.16. De secretaris van het paritair comité stelt de notulen van de vergaderingen op.
Een afschrift van de notulen wordt toegezonden aan de leden.
De leden beschikken over een termijn van vijftien dagen vanaf de postdatum van de verzending van de notulen, om hun opmerkingen aan de voorzitter ter kennis te brengen. De voorzitter kan evenwel op voorstel van een afvaardiging en na de andere betrokken afvaardigingen binnen de voormelde termijn van vijftien dagen gehoord te hebben, die termijn wijzigen.
Wordt geen tekstwijziging voorgesteld dan worden de notulen definitief. In het tegengestelde geval worden de opmerkingen onderzocht tijdens een volgende vergadering. Aan de hand van de conclusies van dat onderzoek stelt de secretaris de definitieve tekst van de notulen op.
Een afschrift van de definitieve tekst van de notulen wordt toegezonden aan de leden.
Art.17. Dit besluit treedt in werking op een datum die de (regering) zal bepalen. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art. 18. De (Vlaamse Minister) van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 25-02-1994>