9 FEBRUARI 1990. - Koninklijk besluit betreffende de vermelding van de partij waartoe een voedingsmiddel behoort.
Art. 1-9
Artikel 1. § 1. Dit besluit heeft betrekking op de aanduiding die het mogelijk maakt de partij waartoe een voedingsmiddel behoort te identificeren.
§ 2. Onder " partij " wordt in dit besluit verstaan een verzameling verkoopeenheden van een voedingsmiddel die onder vrijwel identieke omstandigheden zijn geproduceerd, vervaardigd of verpakt.
Art.2. § 1. Een voedingsmiddel mag alleen in de handel worden gebracht indien het vergezeld gaat van een aanduiding als bedoeld in artikel 1, § 1.
§ 2. De bepaling van § 1 is evenwel niet van toepassing :
a) op landbouwprodukten die vanuit de bedrijfszone :
- aan opslag-, behandelings- of verpakkingsbedrijven worden verkocht of geleverd,
- naar producentenorganisaties worden overgebracht,
of
- voor onmiddellijke opneming in een operationeel bereidings- of verwerkingssysteem worden opgehaald;
b) wanneer de voedingsmiddelen die op de plaats van verkoop aan de eindverbruiker niet zijn voorverpakt, aldaar op verzoek van de koper worden verpakt of voor onmiddellijke verkoop worden voorverpakt;
c) op verpakkingen of recipiënten waarvan de grootste zijde een oppervlakte heeft van minder dan 10 cm2.
(d) op individuele porties consumptieijs. De aanduiding die het mogelijk maakt de partij te identificeren moet op de gezamenlijke verpakking worden aangebracht.) <KB 1991-07-04/41, art.1, 002; Inwerkingtreding : 04-10-1991>
§ 3. Tot en met 31 december 1996 wordt de vermelding van de in artikel 1, § 1, bedoelde aanduiding niet verplicht op glazen flessen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt, die op onuitwisbare wijze zijn gemerkt en waarop bijgevolg geen etiket, band of label is aangebracht.
Art.3. § 1. De partij wordt in ieder geval aangeduid door de producent of fabrikant of de verpakker van het betrokken voedingsmiddel, of door de eerste verkoper die in de Europese Gemeenschap is gevestigd.
§ 2. De in artikel 1, § 1, bedoelde aanduiding wordt vastgesteld en aangebracht onder verantwoordelijkheid van een van deze betrokkenen. Zij wordt voorafgegaan door de letter " L ", behalve in het geval waarin zij duidelijk van de overige aanduidingen op het etiket te onderscheiden is.
Art.4. § 1. Wanneer de voedingsmiddelen worden voorverpakt, wordt de aanduiding bedoeld in artikel 1, § 1, en in voorkomend geval de letter " L ", op de verpakking of op een daaraan gehecht etiket aangebracht.
§ 2. Wanneer de voedingsmiddelen niet worden voorverpakt, wordt de aanduiding bedoeld in artikel 1, § 1, en in voorkomend geval de letter " L " aangebracht op de verpakking of het recipiënt, of bij gebreke daarvan op de desbetreffende handelsdocumenten.
§ 3. De aanduiding wordt in ieder geval zodanig aangebracht dat zij duidelijk zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar is.
Art.5. Indien de datum van minimale houdbaarheid of de uiterste consumptiedatum in de etikettering voorkomt, behoeft het voedingsmiddel niet van de in artikel 1, § 1, bedoelde aanduidingen vergezeld te gaan, op voorwaarde dat de aanduiding van deze datum duidelijk en in de juiste volgorde ten minste de dag en de maand omvat.
Art.6. Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vervolgd en gestraft overeenkomstig de wet van 24 januari 1977 betreffende de bescherming van de gezondheid van de verbruikers op het stuk van voedingsmiddelen en andere produkten.
Art.7. Worden opgeheven :
1° artikel 5 van het koninklijk besluit van 28 oktober 1976 betreffende consumptieijs, mengsels en basispreparaten voor consumptieijs, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1980;
2° artikel 5, § 1 van het koninklijk besluit van 8 juni 1983 betreffende de fabricage van en de handel in bereid vlees en vleesbereidingen;
3° artikel 4, § 1, 4° van het koninklijk besluit van 5 maart 1983 betreffende koffie, koffieextracten en koffiesurrogaten;
4° artikel 5, § 1, 2° van het koninklijk besluit van 6 mei 1988 betreffende boter, boterconcentraat, ghee, watervrij melkvet en halfvolle boter;
5° de woorden " het lotnummer en " in het artikel 8, § 9, 3° van het koninklijk besluit van 18 september 1989 betreffende de handel in melk bestemd voor rechtstreekse menselijke konsumptie en voor uitvoer.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op 20 juni 1991.
De produkten echter die vóór deze datum in de handel worden gebracht of zijn geëtiketteerd en die niet aan dit besluit voldoen, mogen in de handel worden gebracht totdat de voorraden zijn opgebruikt.
Art. 9. Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.