24 JANUARI 1990. - Koninklijk besluit waarbij, voor het jaar 1990, de heffing op het omzetcijfer van sommige farmaceutische produkten nader wordt geregeld.
Art. 1-7
Artikel 1. De houder van de toestemming om de farmaceutische produkten, bepaald in artikel 121, 18°, tweede lid, van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, in de handel te brengen, moet aangifte doen van het met die produkten in België in 1988 gerealiseerd zakencijfer, berekend op basis van de prijs buiten-bedrijf of buiten-invoerder.
Het totale omzetcijfer dat eruit voortvloeit voor de betrokken firma dient opgesplitst te worden in het omzetcijfer van de in de kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering terugbetaalbare farmaceutische produkten en in het omzetcijfer van de niet terugbetaalbare farmaceutische produkten.
Art.2. De in artikel 1 bedoelde aangiften dienen gedagtekend, ondertekend en waar en echt verklaard te worden en bij een ter post aangetekende brief te worden ingediend bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, Tervurenlaan 211, 1150 Brussel, vóór 28 februari 1990.
Art.3. De in artikel 1 bedoelde persoon is ertoe gehouden op basis van de omzetcijfers aangegeven in toepassing van de bepalingen van artikel 1, de opbrengst te storten van een heffing waarvan het bedrag wordt vastgesteld op 1,25 pct. voor de niet terugbetaalbare farmaceutische produkten en op 2,5 pct. voor de terugbetaalbare farmaceutische produkten.
Art.4. De opbrengst van de in artikel 3 bedoelde heffingen dient in vier gelijke delen gestort te worden op rekening nr. 001-1950023-11 van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, respectievelijk vóór 31 maart, 30 juni, 30 september en 31 december 1990, met de vermelding : " heffing - omzetcijfer farmaceutische produkten ".
Art.5. De invoering van de heffing en de kontrole op de naleving van dit besluit worden toevertrouwd aan de in artikel 2 bedoelde Dienst voor geneeskundige verzorging.
Het beheerscomité van deze Dienst wijst de bevoegde ambtenaren aan.
Art.6. De schuldenaar die de in artikel 3 bedoelde heffing niet binnen de vastgestelde termijn stort, is een opslag verschuldigd gelijk aan 10 pct. van die heffing, alsmede een heffing aan de wettelijke rentevoet.
Het beheerscomité van de Dienst voor geneeskundige verzorging kan aan de schuldenaar vrijstelling of vermindering van de opslag van de heffing en/of van de verwijlinterest toestaan indien die schuldenaar deugdelijk kan verantwoorden dat het hem onmogelijk is geweest de verschuldigde som binnen de hem opgelegde termijn te storten.
Art. 7. Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.