18 JULI 1990. - Koninklijk besluit betreffende de ontbinding van de Gewestelijke Economische Raad voor Brabant en de overdracht van zijn taken, goederen, rechten en verplichtingen aan de Gewesten.
Art. 1-8
Artikel 1. De Gewestelijke Economische Raad voor Brabant, hierna " de Raad " genoemd, wordt ontbonden op de datum waarop dit besluit in werking treedt.
De ontbonden Raad, waarvoor zijn Bureau optreedt, blijft voortbestaan voor de ontbindingsverrichtingen, tot op het tijdstip van, de uitsluiting die door Ons wordt vastgesteld, na advies van de betrokken Executieven.
Art.2. Alle taken van de Raad worden overgedragen aan het Vlaamse Gewest, aan het Waalse Gewest of aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest naargelang zij worden uitgeoefend in het Vlaamse Gewest, in het Waalse Gewest of in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.3. § 1. De verplichtingen die bestaan op het ogenblik van de ontbinding van de Raad, worden aan de Gewesten overgedragen op basis van de mate waarin ieder Gewest heeft bijgedragen tot de schuldbeheersing of vermindering. Deze relatieve bijdragen worden berekend voor ieder Gewest door het verschil tussen de som van de daadwerkelijk aan de Raad gestorte dotaties gedurende de jaren 1977 tot 1989 inbegrepen en de som van de theoretisch gedurende diezelfde periode verschuldigde dotaties, die worden bekomen door toepassing, op de in 1977 gestorte dotaties, van de groeivoet van de door het Vlaamse Gewest gestorte dotatie, waarbij die van het jaar 1989 gelijk is aan die van het jaar 1988.
§ 2. De activa van de Raad worden overgedragen naar de drie Gewesten volgens de reële bijdrage van ieder Gewest in de financiering van de Raad tussen de jaren 1977 tot 1989 inbegrepen, met, daarin bijgevoegd de schuldfinanciering vermeld in paragraaf 1.
§ 3. De overdrachten vermeld in §§ 1 en 2 geschieden op basis van de per 31 december 1989 vastgestelde balans, zoals goedgekeurd door de Raad in voltallige vergadering.
Bovendien houden de in § 1 bedoelde verplichtingen de betaling in van de eenmalige premie waarvan sprake in het contract dat op 26 maart 1976 tussen de Raad en de Onderlinge Maatschappij der Openbare Maatschappij der Openbare Besturen gesloten werd ter uitvoering van artikel 20 van het organiek reglement dat het statuut van het personeel van de Raad regelt, zoals goedgekeurd bij koninklijk besluit van 13 juni 1975.
Art.4. Onverminderd artikel 3, worden het gebouw gelegen Oudergemlaan 63, 1040 Brussel, met een oppervlakte van 799 m2, kadaster sectie A, nr. 423 Y 7, voorheen 423 v, w, U 7, de roerende goederen die er zich in bevinden en de desbetreffende hypothecaire schulden overgedragen aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
De goederen worden overgedragen in de staat waarin zij zich bevinden en in het bijzonder met alle actieve of passieve, zichtbare Of niet-zichtbare, voortdurende of niet-durende erfdienstbaarheden waarmee het gebouw is bevoordeeld of bezwaard.
De waarde van het gebouw en van de roerende goederen bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op vijf en vijftig mi1joen. Dat bedrag wordt afgetrokken van het saldo dat aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest toekomt krachtens artikel 3.
Art.5. Het Bureau kan, in overleg met het betrokken Gewest, ten behoeve van de ontbinding kosteloos beschikken over de personeelsleden en goederen van de Raad die naar dit Gewest zijn overgedragen.
Art.6. Een bijzondere rekening " ontbindingskosten " wordt geopend door het Bureau. Als kosten van de ontbindingsverrichtingen worden onder meer beschouwd de kosten in verband met de werking van het Bureau, de afsluiting der rekeningen en het opstellen van de jaarbalans.
Het Bureau mag van de krachtens dit besluit overgedragen goederen de bedragen afhouden die nodig zijn om de ontbindingskosten te dekken.
Art.7. Dit besluit heeft uitvoering met ingang van 1 januari 1990.
Art. 8. Onze Eerste Minister en Onze Minister van Economische Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 18 juli 1990.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Eerste Minister,
W. MARTENS
De Minister van Economische Zaken,
W. CLAES