2 AUGUSTUS 1990. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de onderhoudswerken waaraan de luchtvaartuigen moeten onderworpen worden, van de modaliteiten tot indiening van de aanvraag tot vernieuwing van het bewijs van luchtwaardigheid evenals van de voor te leggen dokumenten teneinde het behoud van de luchtwaardigheid van de luchtvaartuigen vast te stellen.
Art. 1-8
Artikel 1. De onderhoudswerken van een luchtvaartuig bedoeld bij artikel 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juni 1990, omvatten :
1° de periodieke preventieve inspectie- en onderhoudswerken voorzien in het inspectie- en onderhoudsprogramma aanbevolen of bepaald door de bouwer en goedgekeurd door de directeur-generaal van het Bestuur der Luchtvaart;
2° de werken tot verbetering van defecten en anomalieën vastgesteld in vlucht of op de grond;
3° de inspectie- of wijzigingswerken ten gevolge van de toepassing van dienstbulletins ( " service bulletins " ) en van luchtwaardigheidsvoorschriften of -richtlijnen ( " airworthiness directives " );
4° de naleving van de beperkingen inzake gebruiksduur aanbevolen of bepaald door de bouwer en goedgekeurd door de directeur-generaal van het Bestuur der Luchtvaart.
Art.2. Iedere natuurlijke of rechtspersoon belast met het onderhoud van een luchtvaartuig dient in het bezit te zijn van de volledige technische documentatie betreffende dit luchtvaartuig met inbegrip van zijn motor en zijn bijhorigheden. Hij dient te beschikken over de gereedschappen vereist voor een goede uitvoering van de werken.
§ 1. De technische documentatie omvat voor ieder type van luchtvaartuig en overeenkomstig de aard van de voorgenomen werken :
1° het onderhoudshandboek;
2° het nazichtshandboek;
3° het herstellingshandboek;
4° een catalogus van de onderdelen;
5° het abonnement op de technische publicaties van de bouwer (Service Bulletin, Service Letter, Service Instruction, ...).
Deze documentatie moet bijgehouden worden.
§ 2. Wanneer de technische documentatie bedoeld bij § 1 niet beschikbaar is of niet bestaat omwille van het feit dat het luchtvaartuig te oud is of de bouwer er niet meer over beschikt, bepaalt de directeur-generaal van het Bestuur der Luchtvaart de gepaste bewijsmiddelen die toelaten vast te stellen of artikel 24 van het koninklijk besluit van 15 maart 1954 tot regeling der luchtvaart nageleefd wordt.
Art.3. Voor ieder luchtvaartuig dient een individueel dossier opgesteld te worden dat toelaat de goede uitvoering te controleren van de onderhoudswerken, overeenkomstig het inspectie- en onderhoudsprogramma voorzien bij artikel 1 van dit besluit.
Dit dossier omvat :
1° de luchtvaartuig- en motorboeken;
2° de lijst van de op het luchtvaartuig geïnstalleerde uitrustingen;
3° een kaartensysteem van de inspecties en verplichte wijzigingen van de cel, de motor(en), schroef (schroeven) en uitrustingen;
4° de vaststellingen van gebreken;
5° de onderhoudsrapporten en een lijst van de vervangen stukken en de bijkomende werkzaamheden;
6° de gelijkvormigheidsattesten van de vervangen stukken;
7° de rapporten van de vorige controles afgeleverd door de personeelsleden van het Bestuur der Luchtvaart.
Art.4. De bijzonderheden inzake de inspectie- en onderhoudswerken worden aangetekend op de door de bouwer voorziene en door de directeur-generaal van het Bestuur der Luchtvaart goedgekeurde inspectiebladen.
Ieder blad vermeldt een identificatienummer en de datum van uitvoering. Deze door de werktuigkundige ondertekende documenten worden geklasseerd in het individueel dossier van het luchtvaartuig.
Art.5. De inspectie-, onderhouds-, herstellings- en wijzigingswerken moeten vermeld en gewaarmerkt worden in de luchtvaartuig- en motorboeken.
Art.6. Het individueel dossier blijft gevoegd bij het luchtvaartuig. Het dient op eenvoudige aanvraag voorgelegd te worden aan de personeelsleden van het Bestuur der Luchtvaart aangewezen voor het toezicht op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.
Art.7. Voor de vernieuwing van het bewijs van luchtwaardigheid moeten het luchtvaartuig en het individueel dossier door de persoon belast met het onderhoud aan de personeelsleden bedoeld bij artikel 22 van het voornoemd koninklijk besluit van 15 maart 1954 aangeboden worden.
Uit het individueel dossier moet blijken :
a) de toestand inzake vluchturen van het luchtvaartuig;
b) de uitvoering van inspectie- en onderhoudswerken overeenkomstig het inspectie- en onderhoudsprogramma bedoeld bij artikel 1 van dit besluit;
c) de naleving van de luchtwaardigheidsrichtlijnen;
d) de staat van uitgevoerde wijzigingen en herstellingen;
e) de lijst van niet herstelde defecten.
De persoon belast met het onderhoud van het luchtvaartuig moet voor de vernieuwing van het bewijs van luchtwaardigheid de goede staat van onderhoud van het vliegtuig bevestigen.
Voor de luchtvaartuigen die aangewend worden in het commerciële luchtvervoer en die permanent onderhouden worden door een erkende technische onderhoudsdienst, kan de vernieuwing van het luchtwaardigheidsbewijs worden toegekend op voorlegging van het individuele dossier van het luchtvaartuig voor zover uit de verstrekte inlichtingen de goede staat van luchtwaardigheid van het luchtvaartuig blijkt.
Art. 8. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.