6 AUGUSTUS 1990. - Koninklijk besluit houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen, van de Gewesten en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
TITEL I. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap, van het Vlaamse Gewest en van het Waalse Gewest.
Art. 1-2
TITEL II. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 3-11
TITEL III. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Art. 12-20
TITEL IV. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art. 21-24
1998000208 1999000975 1999029217 2004203851 2005200251 2009029058 2009029329 2021031980
TITEL I. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Vlaamse Gemeenschap, van de Franse Gemeenschap, van het Vlaamse Gewest en van het Waalse Gewest.
Artikel 1. § 1. Overeenkomstig de bepalingen van dit artikel duidt iedere Gemeenschap en ieder Gewest een kassier aan.
De kassier van de Gemeenschap of van het Gewest is een kredietinstelling naar Belgisch Recht. De Kassier van de Gemeenschap of van het Gewest kan ook het Bestuur der Postchecks zijn.
De kassier wordt aangeduid na raadpleging van verschillende kredietinstellingen. De bevoegde autoriteit van de Gemeenschap of van het Gewest duidt als kassier de kredietinstelling aan die, voor het geheel van de verrichtingen bedoeld in § 3, de beste voorwaarden aanbiedt.
§ 2. De rekenplichtigen van de Gemeenschap of van het Gewest mogen slechts rekeningen openen bij de kassier van de Gemeenschap of van het Gewest. In uitzonderlijke gevallen kan de betrokken Executieve van deze regel afwijken. De afwijking, toegestaan door de Executieve, wordt medegedeeld aan de Minister van Financiën.
§ 3. De dienst Gemeenschapskassier of Gewestkassier dekt alle verrichtingen gedaan door tussenkomst van de rekenplichtigen bedoeld in § 2 en die betrekking hebben op de inning van de ontvangsten en op de betaling van de uitgaven.
De kassier houdt de dagelijkse schatkisttoestand van de Gemeenschap of van het Gewest bij.
Indien de Gemeenschaps- of de Gewestkassier een kredietinstelling is, kan haar dienstverlening eveneens, in het kader van het protocol bedoeld in § 5, de toekenning van kas- en beleggingsfaciliteiten gebonden aan de dagelijkse schommelingen van de ontvangsten en van de uitgaven, dekken.
Deze dienst kan ook, in het kader van het protocol bedoeld in § 5, de belegging op korte termijn van het thesaurieoverschot van de Gemeenschap of van het Gewest alsook de financiering op korte termijn van hun thesaurietekort, dekken. Het betreft de belegging of de financiering voor een termijn van maximum één maand.
§ 4. Indien de Gemeenschaps- of Gewestkassier het bestuur der Postchecks is, kan de Gemeenschap of het Gewest een kredietinstelling naar Belgisch recht aanduiden, die, voor haar rekening en tegen de voorwaarden bepaald in het 3° en 4° lid van § 3, de belegging van haar thesaurieoverschot alsook de financiering van haar thesaurietekort verzekert. De dagelijkse schatkisttoestand van de Gemeenschap of van het Gewest wordt in dat geval gehouden door het Bestuur der Postchecks.
§ 5. De aanduiding van de kassier en de modaliteiten van zijn dienst worden georganiseerd door een protocol gesloten tussen de Gemeenschap of het Gewest en de kredietinstelling of het Bestuur der Postchecks.
Dit protocol, gesloten voor een maximumduur van vijf jaar, moet ten gunste van de Gemeenschap of van het Gewest, een ontbindingsclausule bevatten door middel van een vooropzeg van zes maanden en in voorkomend geval, tegen betaling van de voorziene schadevergoeding aan de kassier.
Het protocol wordt medegedeeld aan de Minister van Financiën. Het heeft uitwerking op de datum van de ontvangstmelding door de Minister van Financiën en ten laatste de zestiende dag na de mededeling ervan.
§ 6. De bevoegde overheid van de Gemeenschap of van het Gewest maakt aan het Ministerie van Financiën haar respectievelijke maandelijkse schatkisttoestand over.
Art.2. Alle onder de bevoegdheid van de in deze titel bedoelde Gemeenschappen en Gewesten vallende dossiers in het bezit van de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën worden tijdens de maand januari 1991 overgedragen aan de bevoegde dienst van elke Gemeenschap en van elk Gewest.
TITEL II. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
Art.3. § 1. Vanaf 1 januari 1991 tot 31 december 1991 worden de financiële en boekhoudkundige verrichtingen van de thesaurie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest binnen de schoot van de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën uitgevoerd door bemiddeling van tot deze Administratie behorende rekenplichtigen.
§ 2. De Administratie der Thesaurie houdt dagelijks de rekening-courant van de thesaurie van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest bij. Maandelijks stelt deze Administratie de financiële en boekhoudkundige staten op, waarin de verrichtingen van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest van de betrokken maand opgenomen worden. Deze Staten worden aan de bevoegde autoriteit van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest overgemaakt.
§ 3. Voor de verrichtingen bedoeld in §§ 1 en 2 van onderhavig artikel, wordt een kostenvergoeding vastgesteld, te betalen door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aan de Administratie der Thesaurie. Deze vergoeding wordt in een protocol tussen de Staat en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vastgelegd.
Art.4. Na vaststelling door de Administratie der Thesaurie van de maandelijkse kassaldi die bij deze Administratie in 1991 ontstaan ingevolge uitvoering van de kasverrichtingen voor rekening van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, wordt de verrekening georganiseerd in overeenstemming met de artikelen 5 tot 7.
Deze maandelijkse kassaldi zijn het gecumuleerde resultaat van de kassaldi van alle werkdagen die deel uitmaken van de betrokken maand.
Bij de vaststelling van deze maandelijkse kassaldi wordt rekening gehouden met de aan te rekenen intresten op de dagelijkse theoretische credit- en debetsaldi op basis van de in artikel 22 bedoelde gemiddelde rentevoet.
Voor de berekening van het theoretisch dagelijkse kassaldo wordt het principe van de evenredige verdeling van de maandelijkse kasontvangsten en kasuitgaven over alle werkdagen van de betrokken maand toegepast, echter rekening houdend met de aanrekeningsdata van de middelen waarvan de stortingsmodaliteiten geregeld worden door artikel 54 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten. Deze middelen worden aangerekend op de in dit artikel 54 vermelde data, waarbij onder einde van de maand de laatste werkdag van die maand verstaan wordt.
Art.5. De in artikel 4 vermelde maandelijkse kassaldi, die debet of credit kunnen staan uit hoofde van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, worden elke maand voorgelegd aan het akkoord van de Minister van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest die de financiën onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.6. Op de in het jaar 1991 gecumuleerde theoretisch dagelijkse kassaldi zal door de Staat ten laste of ten gunste van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest intrest worden aangerekend die zal worden berekend aan de hand van de gemiddelde rentevoet, bedoeld in artikel 22, geldig voor de maand waarin de bedoelde kassaldi worden opgetekend. De intrestafrekening vindt plaats per einde van elk trimester, data waarop zij in de kasverrichtingen van de betrokken entiteit zullen worden aangerekend.
Art.7. § 1. De maandelijkse debet- en creditsaldi, verhoogd met de daarmee verbonden intresten, worden samengesteld en op het einde van elk trimester van 1991 bepaald voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. Beloopt de optelling, bedoeld in § 1 van onderhavig artikel, een creditsaldo, dan wordt dit creditsaldo overgedragen naar de eerste maand van het daaropvolgende trimester en toegevoegd aan het theoretische kassaldo van de eerste werkdag voor die maand.
§ 3. Beloopt de optelling, bedoeld in § 1 van onderhavig artikel, een debetsaldo dan dient dit debetsaldo, vermeerderd met de verschuldigde rente vanaf de eerste dag van het daaropvolgend trimester tot op de datum van effectieve betaling, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in haar geheel betaald te worden door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aan de Administratie der Thesaurie uiterlijk op de laatste dag van voormeld daaropvolgend trimester. Bij gebrek aan betaling door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest binnen deze termijn, wordt de in deze paragraaf bedoelde gemiddelde rentevoet verhoogd met één percentpunt voor de periode lopend vanaf de uiterste datum van betaling tot de dag van effectieve betaling.
Art.8. § 1. Per 31 december 1991 wordt het debet- of creditsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld.
§ 2. Paragrafen 2 en 3 van artikel 8 van het koninklijk besluit van 26 januari 1990 houdende bepaling van de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappen en de Gewesten tijdens de jaren 1989 en 1990 zijn niet van toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
§ 3. Het debetsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest dient, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de eerste dag van het jaar 1992 tot op de datum van effectieve betaling, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald te worden door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aan de Administratie der Thesaurie uiterlijk op 31 maart 1992.
Bij gebrek hieraan wordt dit debetsaldo, verhoogd met de daarmee verbonden intresten, afgehouden, in vijfden in de loop van de periode van de vijf maanden die volgt, van de middelen die aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest toegekend worden overeenkomstig de bepalingen van titel IV van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
§ 4. Het creditsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wordt, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de eerste dag van het jaar 1992 tot 31 maart 1992, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald door de Administratie der Thesaurie aan het betrokken Gewest op de eerste werkdag van de maand april 1992.
Art.9. Alle onder de bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vallende dossiers in het bezit van de Administratie der Thesaurie worden tijdens de maand januari 1992 overgedragen aan de bevoegde dienst van het betrokken Gewest.
Art.10. § 1. Vanaf 1 januari 1992 zijn de bepalingen van artikel 1 van toepassing op het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. Nochtans kan, op vraag van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve en op een door de bevoegde autoriteiten te bepalen datum, de toepassing van de bepalingen van artikel 1 vervroegd worden. In dit geval wordt het debet- of creditsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vastgesteld op deze datum.
§ 3. Het debetsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest dient, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de in § 2 vermelde datum van het jaar 1991 tot op de datum van effectieve betaling, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald te worden door het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest aan de Administratie der Thesaurie uiterlijk op de laatste werkdag van het trimester dat volgt op het trimester waarin de in § 2 vermelde datum valt. Bij gebrek hieraan wordt dit debetsaldo, verhoogd met de daarmee verbonden intresten, afgehouden, in vijfden in de loop van de periode van de vijf maanden die volgt, van de middelen die aan het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest toegekend worden overeenkomstig de bepalingen van titel IV van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
§ 4. Het creditsaldo van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest wordt, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de in § 2 vermelde datum tot de laatste werkdag van het trimester dat volgt op het trimester waarin de in § 2 vermelde datum valt, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald door de Administratie der Thesaurie aan het betrokken Gewest op de voormelde laatste werkdag van het trimester.
Art.11. Bij toepassing van artikel 10, § 2, worden alle onder de bevoegdheid van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vallende dossiers in het bezit van de Administratie der Thesaurie overgedragen aan de bevoegde dienst van het betrokken Gewest tijdens de maand die volgt op de in artikel 10, § 2, vermelde datum.
TITEL III. - Bepalingen inzake de modaliteiten van de organisatie van de thesaurie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
Art.12. § 1. Tijdens de jaren 1989, 1990 en 1991 worden de financiële en boekhoudkundige verrichtingen van de thesaurie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie binnen de schoot van de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën uitgevoerd door bemiddeling van tot deze Administratie behorende rekenplichtigen.
§ 2. De Administratie der Thesaurie houdt dagelijks de rekening-courant van de Thesaurie van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie bij. Maandelijks stelt deze Administratie de financiële en boekhoudkundige staten op waarin de verrichtingen van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van de betrokken maand opgenomen worden. De Staten van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie worden aan de bevoegde autoriteit van deze Entiteit overgemaakt.
§ 3. Voor de verrichtingen, bedoeld in §§ 1 en 2 van onderhavig artikel, wordt vanaf het jaar 1989 een jaarlijkse kostenvergoeding vastgesteld, te betalen door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de Administratie der Thesaurie. Deze kostenvergoeding wordt in een protocol tussen de Staat en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vastgesteld.
Art.13. Na vaststelling door de Administratie der Thesaurie van de maandelijkse kassaldi die bij deze Administratie vanaf januari 1989 ontstaan ingevolge uitvoering van de kasverrichtingen voor rekening van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, wordt de verrekening georganiseerd in overeenstemming met de artikelen 14 tot 16.
Deze maandelijkse kassaldi zijn het gecumuleerde resultaat van de kassaldi van alle werkdagen die deel uitmaken van de betrokken maand.
Bij de vaststelling van deze maandelijkse kassaldi wordt rekening gehouden met de aan te rekenen intresten op de theoretische dagelijkse credit- en debetsaldi op basis van de in artikel 22 bedoelde gemiddelde rentevoet.
Voor de berekening van het theoretische dagelijkse kassaldo wordt het principe van de evenredige verdeling van de maandelijkse kasontvangsten en kasuitgaven over alle werkdagen van de betrokken maand toegepast.
Art.14. De in artikel 13 vermelde maandelijkse.kassaldi, die debet of credit kunnen staan uit hoofde van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, worden elke maand voorgelegd aan het akkoord van het Lid van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie die de financiën onder zijn bevoegdheid heeft.
Art.15. Op de vanaf 1 januari 1989 gecumuleerde theoretische dagelijkse kassaldi zal door de Staat ten laste of ten gunste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie intrest worden aangerekend die zal worden berekend aan de hand van de gemiddelde rentevoet, geldig voor de maand waarin de bedoelde kassaldi worden opgetekend. De intrestafrekening vindt plaats per einde van elk trimester, data waarop zij in de kasverrichtingen van de betrokken entiteit zullen worden aangerekend.
Art.16. § 1. De maandelijkse debet- en creditsaldi, verhoogd met de daarmee verbondend intresten, worden samengesteld en op het einde van elk trimester bepaald voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
§ 2. De in § 1 van onderhavig artikel vastgestelde saldi worden overgedragen naar de eerste maand van het daaropvolgend trimester en toegevoegd aan het theoretische kassaldi van de eerste werkdag voor die maand.
Art.17. § 1. Per 31 december 1991 wordt het debet- of creditsaldo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vastgesteld.
§ 2. Het debetsaldo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de eerste dag van het jaar 1992 tot op de datum van effectieve betaling, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald te worden door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de Administratie der Thesaurie uiterlijk op 31 maart 1992. Bij gebrek hieraan wordt dit debetsaldo, verhoogd met de daarmee verbondend intresten, afgehouden, in vijfden in de loop van de periode van de vijf maanden die volgt, van de middelen die aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegekend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 65 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
§ 3. Het creditsaldo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de eerste dag van het jaar 1992 tot 31 maart 1992, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald door de Administratie der Thesaurie aan de betrokken entiteit op de eerste werkdag van de maand april 1992.
Art.18. Alle onder de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vallende dossiers in het bezit van de Administratie der thesaurie worden tijdens de maand januari 1992 overgedragen aan de bevoegde dienst van de betrokken entiteit.
Art.19. § 1. Vanaf 1 januari 1992 zijn de bepalingen van artikel 1 van toepassing op de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.
§ 2. Nochtans kan, op vraag van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en op een door de bevoegde autoriteiten te bepalen datum, de toepassing van de bepalingen van artikel 1 vervroegd worden. In dit geval wordt het debet- of creditsaldo van de Gemeenschappelijke -Gemeenschapscommissie vastgesteld op deze datum.
§ 3. Het debetsaldo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie dient, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de in § 2 vermelde datum van het jaar 1991 tot op de datum van effectieve betaling, berekend, op basis van de gemiddelde rentevoet, in zijn geheel betaald te worden door de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie aan de Administratie der Thesaurie uiterlijk op de laatste werkdag van het trimester dat volgt op het trimester waarin de in § 2 vermelde datum valt.
Bij gebrek hieraan wordt dit debetsaldo, verhoogd met de daarmee verbonden intresten, afgehouden, in vijfden in de loop van de periode van de vijf maanden die volgt, van de middelen die aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toegekend worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 65 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.
§ 4. Het creditsaldo van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt, verhoogd met de verschuldigde rente vanaf de in § 2 vermelde datum tot de laatste werkdag van het trimester dat volgt op het trimester waarin de in § 2 vermelde datum valt, berekend op basis van de gemiddelde rentevoet in zijn geheel betaald door de Administratie der Thesaurie aan de betrokken entiteit op de voormelde laatste werkdag van het trimester.
Art.20. Bij toepassing van artikel 19, § 2, worden alle onder de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie vallende dossiers in het bezit van de Administratie der Thesaurie overgedragen aan de bevoegde dienst van de betrokken entiteit tijdens de maand die volgt op de in artikel 19, § 2, vermelde datum.
TITEL IV. - Gemeenschappelijke bepalingen.
Art.21. De Centrale Dienst der Vaste Uitgaven van de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën kan instaan voor de berekening en eventueel de betaling van de vaste uitgaven voor rekening van elke Gemeenschap, van elk Gewest en van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie mits een overeenkomst af te sluiten met elk van deze entiteiten.
Deze overeenkomst dient, op straffe van verval, elk jaar schriftelijk door beide partijen opnieuw bekrachtigd te worden.
In het geval dat deze overeenkomst voorziet dat voormelde Dienst eveneens instaat voor de betaling van de vaste uitgaven aan de begunstigden dan dient deze overeenkomst volgende elementen te bevatten :
a) de voor rekening van elke entiteit te betalen gelden dienen door deze laatste voorafgaandelijk gestort te worden op rekening van de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën;
b) bij gebreke aan voorafgaandelijke storting door een entiteit vervalt de verplichting tot betaling door de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën voor rekening van de betrokken entiteit.
Voor deze dienstverlening van berekening en eventueel betaling, alsmede voor de opmaak van de er op betrekking hebbende bescheiden in het kader van de fiskale en de sociale wetgeving, ontvangt de Administratie der Thesaurie van het Ministerie van Financiën een kostenvergoeding tenlaste van elke entiteit op basis van uniforme overeen te komen parameters die aangeduid worden in de in het eerste lid bedoelde overeenkomst.
Art.22. Met het oog op de toepassing van titels II en III van onderhavig besluit dient onder het begrip " gemiddelde rentevoet " te worden verstaan het rekenkundige gemiddelde (gewogen met het aantal dagen) van de nominale rentevoeten van de Schatkistcertificaten in Belgische frank op één, twee en drie maanden, die worden uitgegeven tijdens elke maand die voor de intrestberekening in aanmerking wordt genomen.
Art.23. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 15 juni 1990.
Art. 24. Onze Minister van Begroting en Onze Minister van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Motril, 6 augustus 1990.
BOUDEWIJN
Van Koningswege :
De Minister van Begroting,
H. SCHILTZ
De Minister van Financiën,
Ph. MAYSTADT